Conclusie
1.Inleiding
2.Het eerste middel
als plegerstrafrechtelijk aansprakelijk zijn voor het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in art. 69 lid 2 AWR. [2]
2. Stukken betreffende belastingaangelegenheden van een overledene kunnen worden gericht aan een der in het eerste lid genoemde personen.”
3.Het tweede middel
ik begrijp: naam, D.P.] opgegeven en dat betreft [A] .
D.P.). Verder heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat er onderzoek is gedaan naar ‘ [C] ’ in [plaats] , terwijl hij ‘ [A] ’ bedoelde en dat bedrijf ( [A] ,
D.P.) is gevestigd aan de [a-straat] in [plaats] . Volgens de verklaring van de verdachte zaten de bedrijven in dezelfde straat. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte – strijdig met het vorenstaande – verklaard dat de in de kluis aangetroffen € 130.000,00 afkomstig is uit aandelen in het houtverwerkingsbedrijf [A] , gevestigd te [plaats] in Suriname , welk bedrijf zijn broer had verkocht en waarvan de broer van de verdachte de opbrengst aan hem heeft gegeven.