4.1Het hof heeft met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende overwogen:
“De betrokkene is bij arrest van dit hof van 2 februari 2023 met parketnummer 21-000514-22 ter zake van onder meer – kort gezegd – het telen van 331 hennepplanten en het wegnemen (diefstal door middel van verbreking) van elektriciteit in de periode van 1 september 2017 tot en met 26 mei 2020, veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde financieel voordeel heeft genoten.
Periode en aantal oogsten
Net als de rechtbank gaat het hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van een periode van 142 weken, namelijk de bewezenverklaarde periode. Het hof baseert zich op de volgende omstandigheden die in de kweekruimtes zijn aangetroffen, op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er eerder voltooide oogsten zijn geweest.
- verdroogde hennepresten op de vloer van de overloop, de badkamer en de kweekruimtes;
- vervuilde dompelpomp;
- vervuilde koolstoffilters;
- stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder, de aanwezige elektra, het rotorblad van de ventilator, de kachel, de vensterbanken, de luxaflex en de plinten;
- kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten;
- vervuiling van de assimilatielampen;
- schimmelvorming op de muren;
- knipscharen met groene aanslag en hennepresten;
- onkruid in de plantenbakken.
Ook is geconstateerd dat in de hennepkwekerij diverse goederen al waren vervangen zoals lampen, lampenkappen, de waterton, koolstoffilters en slakkenhuizen. Deze goederen hoeven pas na lange tijd vervangen te worden, zodat aannemelijk is dat de hennepkwekerij jarenlang in werking is geweest. Verder hebben zowel betrokkene als medebetrokkene [medebetrokkene] verklaard dat zij vanaf september 2017 zijn begonnen met het telen van hennep en dat er tot 5 maart 2018 twee voltooide oogsten zijn geweest. Geconstateerd is dat er op 26 mei 2020 een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen.
Het hof gaat er derhalve van uit dat betrokkene gedurende de gehele bewezenverklaarde periode hennep heeft geteeld. Het hof acht daarbij aannemelijk dat medebetrokkene [medebetrokkene] tot 5 maart 2018 betrokken is geweest bij de hennepteelt en dat betrokkene daarna alleen verder is gegaan met het telen van hennep. In het voordeel van betrokkene gaat het hof uit van in totaal twaalf voltooide oogsten nu het afbouwen en het opnieuw opbouwen van de kwekerij meer tijd zal hebben gekost dan doorgaans het geval zal zijn omdat betrokkene dit alleen heeft gedaan.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 82.136,04. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Hoogte opbrengst
Bij de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, neemt het hof het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, nummer PL0600-2020181161-1, d.d. 24 juli 2020 als uitgangspunt. Ten behoeve van het opmaken van die rapporten is gebruik gemaakt van de gegevens uit het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM), van 1 november 2010, waarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht zijn vermeld.
In kweekruimte A stonden 163 hennepplanten op een oppervlak van 10 m2, wat gemiddeld neerkomt op 16 hennepplanten per m2. Uit het rapport blijkt dat de opbrengst per plant volgens de tabel 27,7 gram betreft.
In kweekruimte B stonden 168 hennepplanten op een oppervlak van 10,2 m2, wat gemiddeld neerkomt op 17 hennepplanten per m2. Uit het rapport blijkt dat de opbrengst per plant volgens de tabel 27,2 gram betreft.
Op basis van dit rapport bedraagt de opbrengst van de hennep per oogst minimaal 9.084,7 gram. Het hof zal hier voor de eerste twee oogsten in het voordeel van betrokkene en medebetrokkene [medebetrokkene] van afwijken omdat uit de Whatsapp-gesprekken tussen betrokkene en medebetrokkene blijkt dat de eerste oogst een opbrengst had van 2.135 gram en de tweede oogst een opbrengst van 1.700 gram. De totale opbrengst aan de hennep van de eerste twee oogsten bedraagt 3.835 gram. Betrokkene heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij in de ‘tweede’ periode een opbrengst van 4.000 gram aan hennep per oogst had. Het hof zal ten aanzien van de overige tien oogsten dan in het voordeel van betrokkene uitgaan van 4.000 gram aan hennep per oogst, zodat de totale opbrengst, van deze tien oogsten 40.000 gram bedraagt. De totale opbrengst aan hennep bedraagt daarmee 43.835 gram.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep is niet vastgesteld. Net als de rechtbank zal het hof uitgaan van de in het rapport gehanteerde verkoopprijs van € 3.254,- per kilo. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat deze opbrengst per kilo kan worden afgeleid uit het tussen betrokkene en medebetrokkene [medebetrokkene] gevoerde Whatsapp-gesprek. De totale opbrengst bedraagt dan ook € 142.639,09, te weten € 12.479,09 voor de eerste twee oogsten en € 130.160,- voor de overige tien oogsten.
Kosten
Het hof zal bepaalde kosten in mindering brengen op de opbrengst. Het hof zal daarvoor, net als de raadsman, aansluiting zoeken bij het rapport berekening wederrechtelijk voordeel. Op pagina 5 van dat rapport staat dat het totaal aan kosten (voor afschrijvingen, stekken en variabele kosten) voor kweekruimte A € 1.403,47 bedraagt en voor kweekruimte B € 1.441,92, per oogst. De huisvestingskosten (voor beide ruimtes) zijn € 1.317,66 per oogst.
Het hof komt uit op € 4.163,05 aan kosten per oogst, zodat de totale kosten voor 12 oogsten € 49.956,60 bedragen. Daarnaast zal het hof de kosten voor de eindafrekening van Liander N.V. van € 8.470,40 bij betrokkene in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien betrokkene een betalingsregeling voor dat bedrag heeft getroffen en hij zich houdt aan de maandelijkse aflossing. De totaal in mindering te brengen kosten bedragen € 49.956,60 + € 8.470,40 = € 58.427,-.
Netto opbrengst
Gelet op het bovenstaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de eerste twee oogsten op een bedrag van
€ 4.152,99. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met de elektriciteitskosten omdat aannemelijk is geworden dat uitsluitend betrokkene die kosten heeft betaald.
Het hof zal het wederrechtelijk verkregen voordeel voor deze twee oogsten pondspondsgewijs verdelen tussen betrokkene en medebetrokkene [medebetrokkene] , nu geen andere verdeling kan worden vastgesteld.
Gelet op het bovenstaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel voor betrokkene, voor de eerste twee oogsten op een bedrag van
€ 2.076,49.
Gelet op het bovenstaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel voor betrokkene voor de overige tien oogsten op een bedrag van
€ 80.059,55(€ 130.160,00 -/- € 41.630,05 -/- € 8.470,40).
Gelet op het bovenstaande schat het hof het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van
€ 82.136,04.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van € 82.136,04.”