Conclusie
Nummer 24/02506
Inleiding
“deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet”, (2)
“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”, (3)
“medeplegen van om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”en (4)
“opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek conform artikel 27 lid 1 Sr. Daarnaast zijn enkele voorwerpen onttrokken aan het verkeer en is het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De zaak
Het middel en de toelichting daarop
“op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, de feiten en omstandigheden van onderhavige zaak, het feit dat de feiten volledig op éénzelfde tijd en dezelfde plaats hebben plaatsgevonden, gelet op het feit dat de voorbereidingshandelingen – in de visie van het hof (vgl. p. 22 van het arrest) – (uitsluitend) zijn verricht in het kader van de criminele organisatie waar[de verdachte]
deel van uitmaakte”had moeten komen tot enkelvoudige kwalificatie nu de verdachte in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Bovendien heeft het hof miskend dat het enigszins uiteenlopen van de strekking van de centraal staande strafbepalingen niet in de weg behoeft te staan aan het aannemen van eendaadse samenloop, aldus de steller van het middel.
“mede van beslissende invloed is geweest voor de strafmaat”.
De relevante processuele feiten
en [medeverdachte 3] . Verdachte blijkt samen met [medeverdachte 5] meerdere keren in het lab te zijn geweest en de rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat zij samen met [medeverdachte 1] in het lab hebben geproduceerd. Ook [medeverdachte 3] heeft zich volgens de rechtbank beziggehouden met het productieproces. Naar het oordeel van de rechtbank is [medeverdachte 3] "de Duitser" waarover in de taps wordt gesproken. Hij werd ingeschakeld op het moment dat er problemen waren in het lab die moesten worden opgelost.
[medeverdachte 3] rijdt vervolgens op 3 juli 2019 met de auto vanuit Culemborg via Tiel naar Esch .
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat bewoordingen als auto, koppakking en kast in de tapgesprekken verwijzen naar de laboratoriumopstelling in Esch .
2019 tot en met 3 juli 2019 nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt en als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij de productie van amfetamine in het lab in Esch en de voorbereiding hieraan voorafgaand.
2019 tot en met 3 juli 2019 sprake is geweest van een gestructureerde samenwerking gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde (...) lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet. De rechtbank kan op grond van de stukken vaststellen dat onder meer [medeverdachte 5] , verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] vanaf 13 juni 2019 en [medeverdachte 3] vanaf 28 juni 2019 deel uit hebben gemaakt van dit samenwerkingsverband. (...)
. Tot slot waren er ook werknemers die net als de meewerkend voorman benodigdheden naar het lab vervoerden en daarnaast werkzaamheden verrichtten in het laboratorium – [medeverdachte 5] en verdachte –. Die structuur komt goed naar voren als de tapgesprekken[toevoeging hof: alsmede de ontmoetingen, reisbewegingen en aangetroffen sporen]
in onderlinge samenhang worden bezien.
of een bos, met de kennelijke bedoeling om zoveel mogelijk het risico te beperken dat hetgeen daar werd besproken bekend zou worden. Tot slot werd gebruik gemaakt van een "bedrijfsauto" die door [medeverdachte 1] was geleased maar die later ook door verdachte en [medeverdachte 5] werd gebruikt.
2019 tot en met 3 juli 2019 sprake was van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde (...) lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet, waar verdachte in die gehele periode onderdeel van uitmaakte.”
Het beoordelingskader
NJ2019/113 m.nt. Mevis, is over (de verhouding tussen) de verschillende figuren (met weglating van de voetnoten) het volgende overwogen:
",
."
."
."
."
"
."