De dragende overwegingen van het eindarrest van 30 juli 2024 laten zich als volgt samenvatten:
geen eisvermeerdering
a. In haar akte van 7 juni 2022 heeft [eiseres] haar vordering in het incidenteel hoger beroep verhoogd, maar het hof heeft deze eisverandering in het tussenarrest van 25 april 2023 afgewezen, omdat een eisverandering in hoger beroep na de eerste memorie van de eiser volgens de zogenaamde tweeconclusieregel alleen nog bij wijze van uitzondering wordt toegelaten en [eiseres] niet had toegelicht dat een dergelijke uitzondering zich hier voordoet. Het hof komt niet op verzoek van [eiseres] terug op zijn beslissing, aangezien [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat sprake is van een uitzondering op de tweeconclusieregel die eiswijziging toelaatbaar maakt. (onder 2.1)
het hof blijft bij de aangekondigde methode van schade begroten
b. Om [eiseres] zoveel mogelijk in de positie te brengen waarin zij zou hebben verkeerd indien [verweerster] geen contractbreuk zou hebben gepleegd, gaat het hof aan de hand van een vergelijking tussen enerzijds de hypothetische situatie waarin de contractbreuk wordt weggedacht en anderzijds de werkelijke situatie de schade begroten die [eiseres] als gevolg van de contractbreuk heeft geleden. In verschillende arresten van de Hoge Raadwordt deze wijze van begroten van schade bij wijze van hoofdregel voorgeschreven. [eiseres] wil dat de omvang van haar schade wordt vastgesteld op de wijze die in haar memorie van antwoord/grieven is gekozen (omdat die methode zou leiden tot vaststelling van de concrete schade). Niet inzichtelijk is in hoeverre de in § 8.2 e.v. van de memorie van antwoord/grieven gevolgde methode afwijkt van de hoofdregel doordat niet valt uit te sluiten dat in de door [eiseres] in de berekening van de memorie van antwoord/grieven gebruikte gegevens de schade gelijk gesteld wordt aan alle in het traject met [verweerster] gemaakte kosten onder aftrek van (uitsluitend) die kosten die ten gunste van het project voor Apollo konden worden gebruikt.. De vergelijking komt er in dit geval op neer dat de winst die [eiseres] heeft geboekt door het project op te leveren aan Apollo wordt vergeleken met de winst die zij zou hebben geboekt indien zij het project met [verweerster] zou hebben voltooid. (onder 2.2)
[eiseres] heeft niet erkend dat zij geen schade heeft geleden
c. [eiseres] heeft in de akte van 7 juni 2022 een vergelijking gemaakt tussen de kosten en opbrengsten van het aan Apollo opgeleverde bouwproject met het (hypothetische) bouwproject dat [eiseres] met [verweerster] zou hebben uitgevoerd. [eiseres] heeft deze schadeopstelling nader uitgewerkt (en op onderdelen aangepast) in de akte van 1 augustus 2023. [eiseres] is het niet eens met de door het hof gekozen manier om vast te stellen welke schade zij heeft geleden, maar daarmee heeft zij niet – zoals [verweerster] stelt – erkend dat zij geen schade heeft geleden. (onder 2.3)
de fictieve winst (het niet uitgevoerde bouwplan)
d. Het hof gaat met betrekking tot de fictieve situatie (het bouwplan voor [verweerster]) uit van een winst van € 509.136. Voor de door [eiseres] berekende winst- en risico-opslag of een verhoging wegens (feitelijk niet ingetreden) risico’s ziet het hof geen reden. [verweerster] heeft nog meer argumenten aangevoerd om de winst op een lager bedrag vast te stellen, maar dat vraagt om een uitvoerige bespreking die niet nodig is omdat hieronder zal blijken dat [eiseres] door de uitvoering van het project met Apollo een hogere winst heeft gerealiseerd dan € 509.136. (onder 2.4)
het uitgevoerde project: de opbrengst
e. Het hof stelt de opbrengst in het kader van de schadevaststelling op € 9.300.000. Het is het redelijk om [eiseres] en Maatgraven bij vaststelling van de schade van [eiseres] die het gevolg is van de wanprestatie van [verweerster] als één partij te beschouwen. De hiermee gerealiseerde belastingbesparing behoort in redelijkheid ten goede van [verweerster] te komen. [eiseres] is immers verplicht om haar schade zoveel mogelijk te beperken. [eiseres] noemt in haar stukken ook wel andere bedragen als opbrengst van het aan Apollo geleverde project, maar in haar stellingen ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om de opbrengst naar beneden bij te stellen. Door de schade op deze wijze te berekenen wordt ook voordeel dat [eiseres] heeft genoten als gevolg van de wanprestatie van [verweerster] in mindering gebracht op de nadelen die de contractbreuk haar hebben berokkend. Daar is naar het oordeel van het hof eveneens voldoende reden voor, omdat dit voordeel slechts mogelijk is gemaakt doordat [verweerster] wanprestatie pleegde: door zich uit het project terug te trekken kon het project voor Apollo worden gerealiseerd. (onder 2.5)
de kosten van Maatgraven
f. Het totaal van de door Maatgraven gedragen kosten is € 61.387. Aan andere door [eiseres] opgevoerde kostenposten gaat het hof voorbij. (onder 2.6)
de kosten van [eiseres]
g. Veronderstellenderwijs gaat het hof ervan uit dat de (overige) kosten van [eiseres] van het bouwproject voor Apollo inclusief na oplevering gedragen uitgaven € 8.049.900 bedragen. De winst van het voor Apollo uitgevoerde project was hoger dan het fictieve winstbedrag van € 509.136. (onder 2.7)
de rekensom
h. De kosten van [eiseres] en Maatgraven worden veronderstellenderwijs op € 8.111.287 (€ 61.387,22 + € 8.049.900) gesteld, zoals [eiseres] dat doet. Dan bedraagt de winst op het voor Apollo uitgevoerde project € 1.188.713 (€ 9.300.000 - € 8.111.287). Deze winst is ruim € 679.000 hoger dan de winst van € 509.136 die [eiseres] zou hebben behaald op het project met [verweerster]. Extra kosten die [eiseres] zegt te hebben gemaakt doordat de uitvoering van het project vertraging heeft opgelopen en doordat bouwplannen moesten worden aangepast, zijn daarbij meegeteld. De conclusie is dan ook dat [eiseres] als gevolg van de wanprestatie van [verweerster] geen schade heeft geleden, maar juist voordeel heeft geboekt. (onder 2.8)
buitengerechtelijke kosten
i. Het hof acht het bezwaar van [eiseres] tegen de afwijzing door de rechtbank tot vergoeding van buitengerechtelijke incasskosten ongegrond. (onder 2.9)
geen bewijslevering
j. Het hof ziet geen aanleiding tot bewijslevering. (onder 2.10)
de slotsom in het principaal hoger beroep
k. Het hof verwerpt het principaal hoger beroep van [verweerster] en veroordeelt [verweerster] in de kosten van dat beroep. (onder 2.11)
de slotsom in het incidenteel hoger beroep
l. De vorderingen van [eiseres] in het incidenteel hoger beroep zijn grotendeels in eerste aanleg al toegewezen, zodat [eiseres] in zoverre geen andere beslissing wil dan al in eerste aanleg gegeven. De vorderingen van [eiseres] die ertoe strekken om [verweerster] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding zijn ongegrond en worden daarom afgewezen omdat van de gestelde schade niet is gebleken. (onder 2.12)
de proceskosten in eerste aanleg
m. [verweerster] is in reconventie in eerste aanleg in het ongelijk gesteld en dient daarom ook de proceskosten in conventie van [eiseres] te vergoeden. (onder 2.13)
de proceskosten in het incidenteel hoger beroep
n. [eiseres] is in het incidenteel hoger beroep de in het ongelijk te stellen partij en wordt daarom in de kosten van dit hoger beroep veroordeeld. (onder 2.14).