RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/1923 BESLU
Uitspraak van de meervoudige kamer
de besloten vennootschap Deen Winkels B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. W.J.M. Loomans,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS),
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 23 september 2005, boetezaaknummer 200503516, heeft verweerder op grond van artikel 44a, eerste lid, van de Drank- en Horecawet eiseres een boete opgelegd van
€ 1.800,00 wegens het overtreden van het in artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet opgenomen verbod bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en wegens het overtreden van het in artikel 20, tweede lid, van de Drank- en Horecawet opgenomen verbod bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 mei 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 juni 2006 beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 10 april 2007. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. R.F.C. Kleine Deters.
1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder eiseres een boete mocht opleggen van € 1.800,00 wegens overtreding van artikel 20, eerste en tweede lid, van de Drank- en Horecawet.
2. Voor de beoordeling is de volgende regelgeving met name van belang.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, van de Drank- en Horecawet is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Ingevolge artikel 20, vierde lid, van de Drank- en Horecawet blijft de vaststelling, bedoeld in - onder meer - het eerste en tweede lid, achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt. De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document.
3. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Blijkens het proces-verbaal van 27 juni 2005 (hierna: het proces-verbaal) heeft de buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: de ambtenaar) samen met een collega op zaterdag 16 april 2005 tussen omstreeks 18.00 uur en 18.50 uur een inspectie uitgevoerd bij supermarkt Deen, gevestigd te [vestigingsplaats], naar de handhaving van de leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcoholhoudende en sterke drank. De aandacht ging uit naar personen die niet onmiskenbaar de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hadden bereikt, waarbij werd gelet op gelaat, lichaamsbouw, gedrag en kleding van de jongeren. De ambtenaar heeft waargenomen dat de ter plekke aanwezige caissière aan drie jongens (hierna: klanten I, II en III) in totaal drie flessen ‘Smirnoff Ice’ heeft verkocht, zonder de leeftijd van deze klanten vast te stellen. Volgens de ambtenaar kon aan de hand van uiterlijke kenmerken niet worden vastgesteld dat deze klanten onmiskenbaar 16 jaar of ouder waren. De ambtenaar is de klanten I, II en III gevolgd. Desgevraagd heeft klant I een kopie van een originele identiteitskaart aan de ambtenaar laten zien. Klant I verklaarde daarbij 16 jaar oud te zijn en door de caissière niet te zijn gevraagd naar een legitimatiebewijs. De ambtenaar kon alleen de geboortedatum 17 september 1988 noteren, omdat klant I de kopie van de ambtenaar afpakte. Klant II verklaarde eveneens 16 jaar oud te zijn en door de caissière niet naar een legitimatiebewijs te zijn gevraagd. De ambtenaar zag op de kopie van zijn originele identiteitskaart het geboortejaar 1988 staan. Klant III was al naar buiten gelopen, waardoor de ambtenaar hem niets kon vragen.
Korte tijd later heeft de ambtenaar gezien dat de ter plekke aanwezige verkoopster van de slijterij aan een meisje (hierna: klant IV) een fles ‘Pushkin Vodka Red’ heeft verkocht, zonder de leeftijd van deze klant vast te stellen. De ambtenaar heeft klant IV bij het verlaten van de slijterij aangesproken. Desgevraagd heeft klant IV een kopie van haar paspoort aan de ambtenaar laten zien. Klant IV verklaarde daarbij 17 jaar oud te zijn, de caissière niet te kennen en door de caissière niet te zijn gevraagd naar een legitimatiebewijs. De ambtenaar heeft de persoonsgegevens van het meisje genoteerd, waaronder de geboortedatum
28 september 1987.
De ambtenaar heeft uit het voorgaande geconcludeerd dat in de winkel bedrijfsmatig anders dan om niet alcoholhoudende en sterke drank werd verstrekt aan personen van wie niet was vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hadden bereikt.
De ambtenaar heeft de aanwezige assistent bedrijfsleider van de winkel zijn bevindingen meegedeeld en hem te kennen gegeven dat naar aanleiding daarvan een proces-verbaal zou worden opgemaakt.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor van 27 juni 2005 heeft de assistent bedrijfsleider op 16 april 2005 het volgende verklaard:
“Alle medewerkers weten dat ze eerst om een legitimatiebewijs moeten vragen, voordat ze alcohol of sigaretten verkopen aan jongeren. Bij mijn weten heeft iedereen er zelfs voor moeten tekenen dat ze dit doen. Ik weet niet waarom het nu niet gebeurd is.”
Op 13 juli 2005 is een boeterapport opgemaakt, onder meer bestaande uit de hiervoor genoemde processen-verbaal.
Bij brief van 10 augustus 2005 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om haar een bestuurlijke boete op te leggen. Hierop is door eiseres niet gereageerd.
Bij besluit van 23 september 2005 heeft verweerder eiseres overeenkomstig het voornemen een boete van € 1.800,00 opgelegd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de leeftijd van de klanten ten onrechte niet is vastgesteld, omdat zij niet onmiskenbaar de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hadden bereikt. De waarneming van de ambtenaar, zoals neergelegd in het proces-verbaal, mag als betrouwbaar worden aangemerkt. In dit verband wijst verweerder op de conclusie van de advocaat-generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AZ3142. Verder worden de constateringen van de ambtenaar dat de klanten niet overduidelijk de vereiste leeftijd hadden bereikt, bevestigd door de vastgestelde leeftijden. Eiseres is niet in haar rechten geschaad doordat zij niet over de identiteitsgegevens van de klanten beschikt. Niet is immers in geschil dat de personen 16 en 17 jaar waren en alcoholhoudende respectievelijk sterke drank verstrekt hebben gekregen zonder dat naar hun leeftijd is gevraagd. Hun verdere persoonsgegevens zijn dan niet relevant. Eiseres heeft in het verhoor noch bij de voorbereiding van het besluit aangegeven dat het haar niet bekend was om welke personen het ging. Evenmin is verzocht om verstrekking van meer informatie ten aanzien van de bewuste personen. Van schending van het verdedigingsbeginsel kan dan ook geen sprake zijn. Ten slotte meent verweerder dat het maken van foto’s niet wenselijk, praktisch onuitvoerbaar en in strijd met het portretrecht is.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de klanten de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar onmiskenbaar hadden bereikt, omdat anders om legitimatie zou zijn gevraagd. Onder verwijzing naar de overweging ten overvloede in het advies van de commissie is eiseres van mening dat het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het beginsel van “equality of arms” met zich brengen dat verweerder aannemelijk moet maken dat de waarneming van de ambtenaar juist is geweest, welke constatering eiseres vervolgens moet kunnen controleren. Er kan dus niet worden volstaan met een simpele standaardoverweging in slechts algemene bewoordingen. Eiseres wijst voorts op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2005, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AU7727, en stelt niet de mogelijkheid te hebben gehad om aannemelijk te maken dat de klanten – naar objectiveerbare maatstaven – onmiskenbaar de leeftijd van 16 jaren hebben bereikt. Dat zou wel mogelijk zijn geweest indien de identiteit van de klanten was vastgesteld of indien een foto van de klanten bij het proces-verbaal was gevoegd, aldus eiseres.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nog aangevoerd dat jongeren er ouder kunnen uitzien dan hun daadwerkelijke leeftijd.
6. Vaststaat dat eiseres aan vier klanten alcoholhoudende respectievelijk sterke drank heeft verkocht, zonder dat zij hun leeftijd heeft vastgesteld aan de hand van een wettelijk identiteitsbewijs. Eiseres is daarmee in overtreding van artikel 20, eerste en tweede lid, van de Drank- en Horecawet, tenzij de klanten onmiskenbaar de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hebben bereikt.
7. In de Memorie van Toelichting bij het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet is, voor zover hier relevant, het volgende vermeld (TK 1997-1998, 25 969, nr. 3, p. 10 en 27/28).
“Ten einde te voorkomen dat een ieder die alcoholische drank wil kopen op leeftijd zou moeten worden gecontroleerd, is bepaald dat de leeftijd niet behoeft te worden vastgesteld als betrokkene duidelijk ouder is dan 16, respectievelijk 18 jaar. Kortom, bij twijfel omtrent de leeftijd van de klant hoort deze te worden vastgesteld; als de vereiste leeftijd onmiskenbaar is bereikt, kan zonder meer worden verstrekt”.
“Zoals in het algemene deel van de toelichting al is vermeld, is het verbod op het verstrekken van alcoholhoudende, respectievelijk sterke drank, niet direct gekoppeld aan het nog niet bereikt hebben van de leeftijd van 16, respectievelijk 18 jaar, maar geldt het verbod ten aanzien van een ieder van wie niet is vastgesteld dat hij of zij ten minste 16, respectievelijk 18 jaar is, tenzij betrokkene die leeftijden overduidelijk gepasseerd is”.
8. Uit de hiervoor aangehaalde overwegingen leidt de rechtbank af dat indien twijfel aan de leeftijd van de aspirant-koper mogelijk is, deze aan de hand van een identiteitsdocument vastgesteld dient te worden. De wetgever heeft met het onmiskenbaarheidscriterium willen voorkomen dat in alle gevallen een leeftijdsvaststelling door de verkoper dient plaats te vinden. Maar ook blijkt uit de wetsgeschiedenis dat een persoon niet ‘onmiskenbaar’ de vereiste leeftijd heeft bereikt indien er gezien zijn uiterlijk enige twijfel omtrent het passeren van de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar kan bestaan. Dus ook als later bij controle door een ambtenaar blijkt dat een koper de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar heeft bereikt, kan nog steeds sprake zijn van overtreding van artikel 20, eerste of tweede lid, van de Drank- en Horecawet, omdat de verkoper de leeftijd van de koper had moeten vaststellen.
9. De vraag is vervolgens of verweerder in het onderhavige geval terecht op basis van het proces-verbaal heeft vastgesteld dat de klanten niet onmiskenbaar de leeftijd van
16 respectievelijk 18 jaar hebben bereikt. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 maart 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer BA1195) in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal mag worden uitgegaan.
10. Uit het proces-verbaal blijkt dat de ambtenaar heeft waargenomen dat de klanten niet werd gevraagd om een legitimatiebewijs, terwijl deze klanten volgens hem niet onmiskenbaar de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hadden bereikt. Nadat de ambtenaar de klanten had aangesproken, hebben zij verklaard dat zij alcoholhoudende respectievelijk sterke drank hadden gekocht, zonder dat naar hun leeftijd is gevraagd. Klant I en II hebben verder verklaard 16 jaar te zijn en klant IV heeft verklaard 17 jaar te zijn.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres de betrouwbaarheid van de waarneming door de ambtenaar, zoals neergelegd in het proces-verbaal, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Eiseres heeft immers slechts in algemene bewoordingen gesteld dat jongeren er ouder kunnen uitzien dan hun daadwerkelijke leeftijd, zonder daarbij aan te geven op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat deze klanten de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar overduidelijk zijn gepasseerd. De enkele omstandigheid dat niet om hun legitimatiebewijs is gevraagd is daartoe, anders dan eiseres betoogt, ontoereikend.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het proces-verbaal geen reële mogelijkheden tot betwisting biedt, overweegt de rechtbank dat eiseres om oproeping van de ambtenaar had kunnen vragen om hem over zijn bevindingen aan de tand te voelen. Verder had eiseres ter betwisting van het proces-verbaal een verklaring van de verkoopster(s) kunnen overleggen, waaruit blijkt waarom zij er niet aan twijfelden dat de klanten ouder waren dan 16 respectievelijk 18 jaar. Ook had eiseres met een verklaring van de assistent bedrijfsleider kunnen komen, waaruit blijkt dat hij nu een andere mening is toegedaan dan hetgeen hij eerder in zijn verhoor heeft verklaard. Eiseres heeft echter noch in een vroegtijdig stadium, bijvoorbeeld door het indienen van een zienswijze, noch in bezwaar of beroep een serieuze poging ondernomen om de betrouwbaarheid van de waarneming door de ambtenaar te betwisten. Er mag dan ook van de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal worden uitgegaan. Anders dan eiseres meent, kon verweerder volstaan met dit proces-verbaal en hoefden geen identiteitsgegevens of foto’s te worden bijgevoegd. Bovendien bevestigen de daadwerkelijk vastgestelde leeftijden dat de waarneming van de ambtenaar juist is geweest.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de klanten, aan wie alcoholhoudende respectievelijk sterke drank is verkocht zonder dat hun leeftijd is vastgesteld, niet onmiskenbaar de leeftijd van 16 respectievelijk 18 jaar hadden bereikt. Verweerder mocht bij het bestreden besluit daarom een boete van € 1.800,00 opgeleggen wegens overtreding van artikel 20, eerste en tweede lid, van de Drank- en Horecawet.
13. Het beroep is ongegrond. Bij deze uitkomst is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2007 door mr. J.L. Roubos, voorzitter, mr. M. Kraefft en
mr. drs. W.P. van der Haak, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.W. Verhaagh, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.