ECLI:NL:RBALK:2007:BL4559

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2854
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Luigjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de toeslag voor één-oudergezin en de ingangsdatum

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 1 februari 2006 een toeslag voor een één-oudergezin ontvangt, gesteld dat zij recht heeft op deze toeslag met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2004. Eiseres heeft in 2006 een aanvraag ingediend voor verhoging van haar studiefinanciering met een toeslag voor een één-oudergezin. Verweerster, de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, heeft deze aanvraag in eerste instantie ingewilligd met ingang van 1 februari 2006. Eiseres heeft echter bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat zij meent dat zij al eerder recht had op de toeslag, namelijk vanaf 1 april 2004. Tijdens de zitting heeft eiseres verklaard dat zij in 2004 en 2005 meerdere malen telefonisch contact heeft gehad met verweerster om haar situatie uit te leggen, maar verweerster heeft geen eerdere aanvragen of verzoeken in haar administratie aangetroffen.

De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2007 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar vader en verweerster vertegenwoordigd was door haar gemachtigde, mr. K.F. Hofstee. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerster in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken over de situatie van eiseres in de periode van 24 juni 2002 tot 14 november 2002. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 21 augustus 2007 uitspraak gedaan, waarin zij oordeelde dat verweerster terecht de toeslag voor een één-oudergezin aan eiseres heeft toegekend met een ingangsdatum die niet eerder is gelegen dan 1 februari 2006.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres bij haar aanvraag in 2002 heeft aangegeven samen te wonen met een partner en dat zij pas in 2005 verweerster op de hoogte heeft gesteld van haar gewijzigde situatie. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat eiseres eerder dan 6 februari 2006 een verzoek heeft gedaan om toekenning van de toeslag voor een één-oudergezin. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerster om de toeslag pas vanaf 1 februari 2006 toe te kennen, in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/2854 WSFBSF
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
tegen
De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep,
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Eiseres heeft op 6 februari 2006 een aanvraag ingediend om verhoging van haar studiefinanciering met een toeslag voor een één-oudergezin. Bij besluit van 5 juli 2007 heeft verweerster eiseres’ verzoek ingewilligd per 1 februari 2006.
Tegen dit besluit is door eiseres bij brief van 2 augustus 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 september 2006 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is door eiseres bij brief van 2 oktober 2006 beroep ingesteld.
De zaak op 28 maart 2007 ter zitting behandeld. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar vader. Verweerster is verschenen bij gemachtigde mr. K.F. Hofstee.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerster in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de situatie van eiseres in de periode van 24 juni 2002 tot 14 november 2002.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 15 augustus 2007 gesloten.
Motivering
2.1. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerster terecht de toeslag voor een één-oudergezin aan eiseres heeft toegekend met een ingangsdatum die niet eerder gelegen is dan 1 februari 2006.
2.2. Ingevolge artikel 1.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet bepalend de toestand op de eerste dag van de maand, tenzij anders is bepaald.
Ingevolge artikel 3.5, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt aan een studerende zonder partner die een of meer kinderen heeft van jonger dan 18 jaren die niet tot het huishouden van een ander behoren, voor wie deze op grond van de Algemene Kinderbijslagwet aanspraak op kinderbijslag heeft, een toeslag voor een één-oudergezin toegekend.
Ingevolge artikel 3.21, derde lid, van de Wsf 2000 wordt aan de studerende die reeds studiefinanciering ontvangt en een aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor een toeslag voor een één-oudergezin de verhoging van de studiefinanciering niet toegekend voor een periode gelegen voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.
2.3. Verweerster stelt dat eiseres op 6 februari 2006 een verzoek voor een toeslag voor een één-oudergezin heeft ingediend. Zij heeft daar recht op met ingang van de maand waarin ze de aanvraag deed dus met ingang van 1 februari 2006. Een eerdere aanvraag dan die van 6 februari 2006 heeft verweerster niet in haar administratie aangetroffen.
2.4. Eiseres stelt recht te hebben op een toeslag voor een één-oudergezin vanaf 1 april 2004. Zij stelt in 2004 en in 2005 meerdere malen telefonisch contact te hebben gehad met verweerster en daarin te hebben aangegeven geen duurzame relatie meer te hebben met een partner en dus geen recht meer te hebben op een partnertoeslag, maar op een één-oudertoeslag. Omdat eiseres had gehoord, dat de partnertoeslag en de één-oudertoeslag in hoogte niet veel verschilden heeft ze – gelet op de door haar gepleegde en positieve telefoontjes – zich niet druk gemaakt over de termijn en wijze van verwerking van de wijzigingen door verweerster. Ter zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht, dat zij op 1 april 2004 telefonisch heeft doorgegeven, dat haar partner weg was, maar dat het kind bij haar is gebleven. Ook heeft eiseres ter zitting een haar toegezonden Bericht Studie-financiering, 2002, nr.7, gedateerd 21 februari 2003, overgelegd, waarop bij wijzigingen staat vermeld, dat zij recht heeft op één-oudertoeslag per 14 november 2002.
2.5.1. Uit het behandelde ter zitting en uit de dossierstukken, met name de tijdens de schorsing van de behandeling door verweerster overgelegde stukken blijkt het volgende:
a) Eiseres heeft per formulier gedateerd 24 juni 2002 studiefinanciering aangevraagd met ingang van 1 september 2002. Daarbij heeft zij aangegeven samen te wonen en met haar partner een kind te verzorgen jonger dan 18 jaar, namelijk geboren op 19 april 2001. Op het formulier is het registratienummer van het kind bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) vermeld.
b) Uit een intern mutatieformulier van verweerster en het Bericht Studiefinanciering 2002, nr.2 en het Bericht Studiefinanciering 2003, nr.2, beide van 15 november 2002 blijkt, dat eiseres op 11 november telefonisch een wijziging heeft doorgegeven in haar aanvraag. De inhoud van de wijziging blijkt niet uit de stukken.
c) Bij formulier, gedateerd 14 november 2002, heeft eiseres een partnertoeslag aangevraagd met ingang van 1 december 2002. Bij de vraagstelling op dit formulier onder punt 6 heeft eiseres opnieuw het registratienummer van haar kind vermeld.
d) Bij Bericht Studiefinanciering 2002, nr. 3 en bericht Studiefinanciering 2003, nr. 3, beide gedateerd 29 november 2002, heeft verweerster de wijzigingen van het formulier van 14 november 2002 bevestigd en op het Bericht 2002, nr. 4, tevens bij de wijzigingen aangegeven, dat eiseres recht heeft op één-oudertoeslag per 14 november 2002, maar geen recht op een partnertoeslag per 1 december 2002.
e) Door de partner van eiseres zijn per formulier gedateerd 3 december 2002 aan verweerster gegevens verstrekt over deze partner. Daarbij geeft de partner van eiseres aan een kind te verzorgen, dat op 1 december 2002 jonger was dan 12 jaar, onder vermelding van het registratienummer van het kind van eiseres bij de SVB.
f) Bij Bericht Studiefinanciering 2002, nr. 4 en Bericht Studiefinanciering 2003, nr. 4, beide van 14 december 2002, wordt de ontvangst van het formulier Partner Student aan eiseres bevestigd. Bij de wijzigingen staat op het bericht 2002, nr. 4 aangegeven, dat eiseres recht heeft op een één-oudertoeslag per 14 november 2002 en geen recht heeft op een partnertoeslag per 1 december 2002.
g) Bij Bericht Studiefinanciering 2002, nr. 5 en bericht Studiefinanciering 2003, nr. 5, beide gedateerd 28 december 2002, wordt gesteld, dat op 8 december 2002 een Ouderformulier Vader/Moeder is ingestuurd. Ook in het bericht 2002, nr.5 wordt bij wijzigingen aangegeven, dat eiseres recht heeft op één-oudertoeslag per 14 november 2002 en geen recht heeft op partnertoeslag per 1 december 2002.
h) In een brief, gedateerd 12 januari 2003, van eiseres aan verweerster stelt eiseres, dat zij op 11 november 2002 telefonisch contact heeft gehad met verweerster, nadat zij van een studiegenoot had gehoord, dat de bijdrage voor een student met een kind hoger is dan haar toelage van € 211,00 per maand. Voorts geeft eiseres aan op 14 december 2002 opnieuw telefonisch contact te hebben gehad met een medewerker van verweerster omdat de aangevraagde partnertoeslag was afgewezen, maar toch het bedrag van haar basisbeurs was verhoogd. In dat telefoongesprek is toegezegd, dat zal worden uitgezocht per wanneer bekend was bij verweerster, dat eiseres een kind heeft. Ook op 30 december 2002 heeft eiseres nog telefonisch contact met verweerster. Zij spreekt dan met mevrouw [verweerster]. Die vertelt eiseres, dat één en ander nog niet is uitgezocht. Op 6 januari 2003 belt mevrouw [verweerster] eiseres, dat zij het nog uitzoekt en de volgende dag zal terugbellen. Dat gebeurt ook en dan krijgt eiseres de mededeling, dat zij gelijk had, dat de wijziging wordt verwerkt en de correctie met terugwerkende kracht wordt hersteld. Dezelfde dag belt mevrouw [verweerster] eiseres opnieuw, maar nu met de mededeling, dat het niet met terugwerkende kracht wordt hersteld.
i) Bij brief van 30 januari 2003 bevestigt verweerster de ontvangst van de brief van eiseres van 12 januari 2003 en stelt, dat er naar aanleiding van het daarin opgenomen bezwaarschrift een herziening heeft plaatsgevonden, waarover zij bericht zal ontvangen.
j) Bij Bericht Studiefinanciering 2003, nr. 6 wordt vermeld, dat aan het bezwaar van eiseres is tegemoet gekomen. Voorts is aangegeven dat eiseres in februari 2003 een tegoed van € 931,14 zal ontvangen, zonder nadere vermelding of motivering.
k) Bij Bericht Studiefinanciering 2002, nr. 7 van 21 februari 2003 wordt weer aangegeven dat eiseres recht heeft op één-oudertoeslag per 14 november 2002.
l) Bij Bericht Studiefinanciering 2002, nr. 8 en 2003, nr.7, beide van 1 maart 2003 wordt eiseres medegedeeld, dat haar gegevens niet goed geregistreerd stonden en zijn aangepast. Daarbij wordt niet aangegeven welke gegevens onjuist geregistreerd stonden en welke aanpassing heeft plaats gehad.
m) Bij Berichten Studiefinanciering 2004, nr. 1 van 17 oktober 2002 en 2005, nr. 1 van 15 oktober 2004 wordt door verweerster aan eiseres meegedeeld, dat voor 2004 en 2005 onder voorbehoud van wetswijzigingen een toelage zal ontvangen. Bij de gegevens van beide jaren is aangegeven, dat zij recht heeft op partnertoeslag.
n) Ook in de daarna aan eiseres toegezonden berichten Studiefinanciering tot het Bericht van 5 augustus 2006 (2004, nr. 7) wordt steeds melding gemaakt van een recht op partnertoeslag.
In het Bericht Studiefinanciering 2004, nr. 7 van 5 augustus 2006 wordt een wijziging aangegeven en wordt gesteld, dat eiseres per 1 april 2004 geen recht meer heeft op een toeslag.
o) Bij brief van 6 februari 2006 heeft eiseres gesteld, dat de door verweerster gecontroleerde gegevens, dat zij sinds april 2004 geen partner meer heeft, correct zijn. Voorts geeft zij aan dat zij recht heeft op de één-oudertoeslag vanaf april 2004, omdat zij voor haar kind geen ander inkomsten ontving.
p) Bij besluit van verweerster van 5 juli 2006 wordt aan eiseres per 1 februari 2006 de één-oudertoeslag toegekend.
2.5.2. Om in aanmerking te komen voor toekenning van de toeslag één-oudergezin dient de studerende zonder partner één of meer kinderen te hebben jonger dan 18 jaar, die niet tot het huishouden van een ander behoren en voor wie de studerende op grond van de Algemene Kinderbijslagwet aanspraak op kinderbijslag heeft. Met eiseres is de rechtbank van oordeel, dat verweerster reeds vanaf de aanvraag om studiefinanciering bekend was met het feit, dat eiseres een kind heeft, dat is geboren op 19 april 2001 en dat bij de SVB geregistreerd staat. Eiseres heeft echter bij de aanvraag studiefinanciering van 24 juni 2002 aangegeven, dat zij een partner heeft met wie zij samenwoont en een kind verzorgt en in november 2002 heeft eiseres een partnertoeslag aangevraagd met ingang van 1 december 2002. Eerst bij een controle bij de SVB op 26 juli 2005 is verweerster bekend geworden met het feit, dat eiseres per 1 april 2004 niet meer samenwoonde. Dat zij niet meer samenwoonde en sinds april 2004 geen partner meer had is door eiseres bij brief van 6 februari 2006 bevestigd. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres verweerster daarvan eerder op de hoogte heeft gesteld. Dat eiseres, zoals zij stelt in haar bezwaarschrift van 2 augustus 2006 en beroepschrift van 2 oktober 2006, in 2004 en 2005 verweerster meerdere malen heeft gebeld om aan te geven dat zij geen duurzame relatie meer heeft en dus geen recht meer op partnertoeslag kan door verweerster niet bevestigd worden, vindt geen steun in de dossierstukken en wordt door eiseres tevens niet eerder vermeld dan in haar brief van 6 februari 2006. Voorts is de rechtbank van oordeel, dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres eerder dan bij brief van 6 februari 2006 een verzoek heeft gedaan om toekenning van een toeslag voor een één-oudergezin. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat verweerster terecht de toeslag voor een één oudergezin aan eiseres heeft toegekend met een ingangsdatum die niet eerder is gelegen dan 1 februari 2006. Dat verweerster in de meerdere Berichten Studiefinanciering heeft vermeld dat eiseres recht heeft op één-oudertoeslag per
14 november 2002 of anderszins onjuiste informatie heeft opgenomen doet daar niet aan af en doet geen eerder recht ontstaan op de toekenning van een toeslag voor een één-oudergezin. Het beroep van eiseres zal ongegrond worden verklaard.
2.5.3. Bij deze uitkomst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2007 door mr. T. Luigjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.F.M. van den Boogaard, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.