ECLI:NL:RBALK:2009:BH1921
Rechtbank Alkmaar
- Raadkamer
- S.M. Jongkind-Jonker
- J. Westdorp
- P.H.B. Littooy
- Rechtspraak.nl
Beschikking inzake DNA-onderzoek bij veroordeelden en de wettelijke basis voor opslag en herbepaling van celmateriaal
In deze beschikking van de Rechtbank Alkmaar, gedateerd 27 januari 2009, wordt het bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de afname en opslag van DNA-materiaal behandeld. De officier van justitie had op 16 mei 2008 bevolen dat er DNA-materiaal van de veroordeelde zou worden afgenomen, wat op 18 juni 2008 is uitgevoerd. De veroordeelde heeft op 26 juni 2008 bezwaar ingediend, dat op 4 augustus 2008 naar de meervoudige raadkamer is verwezen. Tijdens de zitting op 30 december 2008 heeft de rechtbank de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord. De raadsman betoogde dat de afname en opslag van het DNA-profiel in strijd zijn met de wet en de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde schenden. Hij voerde aan dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het DNA-profiel niet van betekenis zal zijn voor de opsporing van strafbare feiten.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke basis voor de afname en opslag van het DNA-materiaal aanwezig is en dat de wet in formele zin is aangenomen. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving omtrent DNA-onderzoek bij veroordeelden niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de afname van het DNA-materiaal noodzakelijk is voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten en dat de belangen van de veroordeelde ondergeschikt zijn aan het strafvorderlijk belang. De rechtbank verklaart het bezwaar van de veroordeelde ongegrond en bevestigt de beslissing van de officier van justitie.