ECLI:NL:RBALK:2010:BO8470

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810421-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van een auto met onvoldoende bewijs voor diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en opzetheling van een Volkswagen personenauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 tot en met 7 november 2009 de auto van het merk Volkswagen, type Vento, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de auto. De feiten wezen erop dat de auto op 9 november 2009 door de politie werd aangetroffen, maar er ontbrak een direct bewijs dat de verdachte de auto had gestolen. De rechtbank concludeerde dat de tijdsperiode tussen de diefstal en het aantreffen van de auto niet voldoende was om de verdachte als dief aan te merken. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal.

De rechtbank baseerde haar oordeel over de opzetheling op verschillende omstandigheden, waaronder de wijze waarop de verdachte de auto had verkregen, het ontbreken van een factuur, en de staat van de auto bij het aantreffen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over de aankoop van de auto, wat de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de auto gestolen was, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810421-09 (P)
Datum uitspraak : 17 november 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1981,
wonende op het adres [adres en woonplaats] (Polen).
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 6 tot en met 7 november 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een op/aan de [adres 1] geparkeerd staande Volkswagen personenauto (kenteken: [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2009 tot en met 9 november 2009 te [woonplaats], gemeente Zijpe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Volkswagen personenauto (origineel kenteken: [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Op 9 november 2009 ziet een getuige bij een boerderij te [woonplaats] een bestelbus van het merk Mercedes Benz staan, welke hij herkent als de gestolen bestelbus van een klant van hem. Naar aanleiding van deze melding stelt de politie een onderzoek in op het terrein dat behoort bij de door verdachte en een vriend gehuurde vakantiewoning. De genoemde bestelbus van het merk Mercedes blijkt door twee medeverdachten op het terrein te zijn geplaatst. Deze medeverdachten worden aangehouden en de bestelbus wordt door de politie in beslag genomen. Daarnaast treft de politie op het terrein een personenauto van het merk Volkswagen, type Vento, voorzien van Poolse kentekenplaten aan. In de auto ligt een kentekenbewijs met een Nederlands kenteken op naam van [slachtoffer], die aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn auto tussen 6 en 7 november 2009. Verdachte verklaart dat de auto zijn eigendom is. Ook verdachte wordt aangehouden en de personenauto wordt in beslag genomen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte genoemde Volkswagen Vento heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto in zijn bezit had terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of, als een van voornoemde vragen bevestigend wordt beantwoord, verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit, mede vanwege het te ver verwijderde verband in tijd tussen de diefstal en het aantreffen van de auto, niet bewezen en zij heeft ten aanzien daarvan vrijspraak gevorderd. Wel acht de officier van justitie de subsidiair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht daarvoor redengevend dat de Poolse kentekenplaat bij het aantreffen van de auto uit de behuizing viel en dat het originele Nederlandse kenteken en kentekenbewijs van de Volkswagen in en in de buurt van de auto zijn aangetroffen. Daarnaast is in de door verdachte gebruikte vuilnisbak het contactslot van de gestolen auto aangetroffen, waarop de autosleutels van aangever passen, en bovendien is in een raam van de auto het kenteken veranderd. Ten slotte heeft verdachte ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. De officier van justitie heeft daaruit geconcludeerd dat verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft eveneens vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit wegens gebrek aan bewijs. Daarnaast heeft de raadsman bepleit verdachte van het hem subsidiair ten laste gelegde feit vrij te spreken, nu bij verdachte de wetenschap dat de personenauto van misdrijf afkomstig was ontbrak en hij dit ook niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de auto op zaterdag bij de zwarte markt te Beverwijk van een Turkse man heeft gekocht, dat het bekend is dat aldaar vaker goederen worden aangekocht zonder dat daarbij een bon van die transactie wordt opgemaakt en dat verdachte de auto pas maandag bij een postkantoor op zijn naam kon laten overschrijven. Dat verdachte een Pools kenteken op de auto heeft bevestigd heeft alleen een praktische reden, namelijk dat hij de auto, die hij slechts voor de onderdelen ervan heeft gekocht, gemakkelijk naar Polen kon rijden. Van verdachte hoefde niet te worden verwacht dat hij nader onderzoek aan de auto verrichtte, want hij heeft eerder op dergelijke wijze auto’s in Beverwijk gekocht en het verhaal van verdachte over de aankoop van de auto is onderbouwd. Dat de originele sleutel past op het contactslot geeft slechts aan dat het slot door anderen is verwijderd.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Tussen 6 november 2009 13.00 uur en 7 november 2009 12.30 uur wordt de personenauto van het merk Volkswagen, type Vento, voorzien van kenteken [kenteken 1] van [slachtoffer] gestolen. Op 9 november 2009 wordt te [woonplaats], gemeente Zijpe, op het perceel [adres 2] 1 door de politie een personenauto van het merk Volkswagen, type Vento voorzien van het Pools kenteken [kenteken 2] aangetroffen. Verbalisanten zien dat de kentekenplaat aan de achterzijde niet bevestigd is en uit de behuizing valt en dat de kentekenplaat aan de voorzijde eenvoudig uit zijn behuizing is te verwijderen. In de auto treft de politie een Nederlands kentekenbewijs aan met het Nederlandse kenteken [kenteken 1] ten name van [slachtoffer]. Tijdens een onderzoek in de verblijfplaats van verdachte wordt in een portemonnee onder andere een Pools rijbewijs op naam van verdachte en een Pools kentekenbewijs voor het kenteken [kenteken 2], afgegeven voor een Volkswagen Vento, aangetroffen. In het bij de woning behorende garagegedeelte worden twee kentekenplaten met de combinatie [kenteken 1] gevonden. Nabij de garagedeur wordt in een vuilnisbak, die volgens de verhuurster van het pand door verdachte wordt gebruikt, een vernield contactslot van een Volkswagen aangetroffen. De autosleutel van aangever [slachtoffer] past op dit aangetroffen contactslot, in die zin dat met zijn sleutel het slot kan worden omgedraaid. Uit nader onderzoek aan de auto komt verder nog naar voren dat in alle ruiten van het voertuig het kenteken [kenteken 1] staat gegraveerd, maar dat bij het ingegraveerde kenteken in de ruit van het rechter voorportier krassen zijn aangebracht waardoor het kenteken is veranderd in [kenteken 1].
Verdachte is meerdere keren over de wijze van verkrijgen van de personenauto gehoord en heeft daarbij wisselend verklaard. Eerst verklaart verdachte dat hij in het bezit is van een Volkswagen Vento met Pools kenteken die hij een jaar geleden in Nederland heeft gekocht en welke auto op dat moment naast het huis staat waar hij tijdelijk woont. Verdachte verklaart eerder dat hij sinds twee weken woont op het adres waar hij is aangehouden. Daarna verklaart verdachte dat hij de auto op zaterdag in Beverwijk bij de zwarte markt van een Turkse man voor 500,- euro heeft gekocht en dat hij daar de Poolse kentekenplaten van zijn andere Volkswagen Vento uit Polen op heeft gezet. Verdachte heeft de auto gekocht met alle autopapieren en autosleutels. Later zegt hij dat de man hem één contactsleutel heeft meegegeven. Verdachte ontkent iets te maken te hebben met het graveren van een andere letter in de ruit van de auto. Ook weet verdachte niets van een gedemonteerd contactslot. Verdachte heeft met de Turkse man afgesproken elkaar op maandag in Beverwijk te treffen zodat verdachte hem de vrijwaring kon overhandigen. Ter terechtzitting van 3 november 2010 is verdachte bij zijn in de noten 9 en 10 weergegeven verklaring gebleven.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de personenauto van het merk Volkswagen, type Vento. In het dossier ontbreekt een direct bewijsmiddel voor de slotsom dat verdachte voornoemde personenauto in de periode van 6 tot en met 7 november 2009 te Zaandam heeft gestolen, terwijl de periode gelegen tussen de diefstal en het aantreffen van de auto bij verdachte naar het oordeel van de rechtbank evenmin met zich meebrengt dat verdachte als dief van het gestolen voertuig moet worden aangemerkt. Verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, wel redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte de personenauto heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daartoe is voor de rechtbank onder meer bepalend de wijze waarop verdachte - volgens zijn verklaring - de personenauto in zijn bezit heeft gekregen, te weten op de zwarte markt van een persoon van wie verdachte weinig tot geen informatie heeft, zonder factuur en zonder overschrijving van het kenteken op naam van verdachte. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking de staat van de auto ten tijde van het aantreffen door de politie, te weten voorzien van de kentekenplaten van verdachtes Poolse auto, het gewijzigde kenteken in de ruit en het aantreffen van het originele contactslot in de prullenbak nabij de auto. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting, mede gelet op diens wisselende verklaringen, niet aannemelijk. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat het een gestolen auto betrof.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat verdachte de personenauto tezamen met een ander of anderen heeft verworven en voorhanden gehad, zodat verdachte van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 november 2009 tot en met 9 november 2009 in Nederland, een Volkswagen personenauto, met origineel kenteken: [kenteken 1], heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde; kwalificatie
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van 98,18 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geheel subsidiair, namelijk in geval van bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, als strafmatigende omstandigheid aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij slechts tot een bedrag van 98,18 euro kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft een personenauto verworven en deze enkele dagen voorhanden gehad terwijl hij wist dat dit een gestolen auto betrof. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Door heling van goederen wordt de diefstal in stand gehouden, terwijl diefstal een ergerlijk feit is waardoor schade wordt veroorzaakt. Blijkens de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geldt dit ook voor hem.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 21 mei 2010, niet eerder ter zake van enig strafbaar feit tot straf is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande en gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist is.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1.178,71, te vermeerderen met de wettelijke rente, wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 660,56 (te weten eerste reparatie om de auto rijdende te krijgen van € 98,18 en nog uit te voeren reparaties ten bedrage van € 562,38). De vordering kan tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, worden toegewezen.
Niet is komen vast te staan dat de overige door de benadeelde partij gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is geweest van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 660,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer].
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE; KWALIFICATIE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 660,56 (zegge: zeshonderdzestig euro en zesenvijftig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 660,56 (zegge: zeshonderdzestig euro en zesenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 (dertien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de staat.
Bepaalt dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. ten Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2010.