ECLI:NL:RBALK:2011:BV9274
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet en oplegging van een boete wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 22 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door dr. mr. G.P. Dayala, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. J. Dijkstra. Eiseres ontving sinds 16 juli 1998 een uitkering op grond van de Toeslagenwet (TW) naar de norm van een alleenstaande ouder met inkomensafhankelijke kinderen. Echter, na een bestandskoppeling binnen het Uwv zijn er vragen gerezen over de rechtmatigheid van haar uitkering, wat leidde tot een herziening van de uitkering per 1 oktober 2006. De rechtbank moest beoordelen of deze herziening en de daaropvolgende terugvordering van een te veel ontvangen bedrag van € 10.382,41 terecht waren, evenals de oplegging van een boete van € 1.012,00 wegens schending van de inlichtingenplicht.
De rechtbank concludeerde dat eiseres haar verplichting om relevante wijzigingen in haar situatie door te geven niet was nagekomen. Eiseres had niet gemeld dat haar kinderen sinds oktober 2006 in Groot-Brittannië woonden en dat zij geen kinderbijslag meer ontving. De rechtbank oordeelde dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze wijzigingen van invloed waren op haar recht op toeslag. De rechtbank verwierp het argument van eiseres dat haar onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal haar ontsloeg van deze verplichting, en benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de uitkeringsontvanger is om alle relevante informatie te verstrekken.
Wat betreft de opgelegde boete, oordeelde de rechtbank dat verweerder verplicht was een boete op te leggen, gezien de schending van de inlichtingenplicht, tenzij er dringende redenen waren om hiervan af te zien. Eiseres had niet aangetoond dat er dergelijke redenen aanwezig waren. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond, zowel wat betreft de herziening van de toeslag als de boete, en bevestigde de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder.