In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar diende, betreft het een tussenvonnis in een geschil over een aanbesteding voor het verzorgend onderhoud van verhardingen. De Gemeente Den Helder had een overheidsopdracht aangekondigd en de Combinatie, bestaande uit P.C. VAN DER WIEL B.V. en HUIBERTS V.O.F., had zich ingeschreven. De aanbesteding vond plaats op 28 januari 2011, waarbij de firma Alba de laagste prijs bood. De Gemeente besloot de opdracht aan Alba te gunnen, ondanks dat de Combinatie betoogde dat Alba niet voldeed aan de vereisten, met name het ontbreken van een VCA*-certificaat. De Combinatie vorderde dat de rechtbank verklaarde dat de Gemeente toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen door Alba niet uit te sluiten van deelname aan de aanbesteding. De rechtbank oordeelde dat de Combinatie in de precontractuele fase verkeerde en dat de Gemeente een zekere vrijheid had in haar handelen, maar dat deze vrijheid beperkt werd door de gerechtvaardigde belangen van de Combinatie. De rechtbank besloot dat de Combinatie bewijs moest leveren dat Alba niet voldeed aan de gestelde eisen. De zaak werd aangehouden voor verdere akten van partijen en de benoeming van een deskundige om de gelijkwaardigheid van de certificaten van Alba te beoordelen. De rechtbank hield iedere beslissing aan in afwachting van deze verdere stappen.