ECLI:NL:RBALK:2012:BW3632
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Declaratiegeschil tussen notaris en burger met betrekking tot juridische grondslag vordering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 6 april 2012, betreft het een declaratiegeschil tussen een eiser en een notaris. De eiser betwist dat hij kosten verschuldigd is aan de notaris, omdat hij geen opdracht heeft gegeven voor het opstellen van testamenten. De rechtbank oordeelt dat het geschil niet valt onder de reikwijdte van artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt, dat enkel geschillen over de hoogte van in rekening gebrachte bedragen betreft. De rechtbank stelt vast dat de ringvoorzitter niet bevoegd was om te beslissen op het verzoek van de eiser, aangezien het oordeel over dit geschil voorbehouden is aan de civiele rechter, en specifiek aan de kantonrechter, gezien de hoogte van de declaratie.
De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit van de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, en herroept het primaire besluit. Tevens wordt bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank draagt de verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan de eiser te vergoeden en veroordeelt de verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 9,-, te betalen aan de eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de motivering van haar beslissing uiteengezet, waarbij de eiser aanwezig was en de verweerder afwezig was met bericht van verhindering. De rechtbank benadrukt dat de juridische grondslag van de vordering niet is erkend door de verweerder, wat de basis vormt voor de uitspraak.