ECLI:NL:RBALK:2012:BW3632

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2538
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Declaratiegeschil tussen notaris en burger met betrekking tot juridische grondslag vordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 6 april 2012, betreft het een declaratiegeschil tussen een eiser en een notaris. De eiser betwist dat hij kosten verschuldigd is aan de notaris, omdat hij geen opdracht heeft gegeven voor het opstellen van testamenten. De rechtbank oordeelt dat het geschil niet valt onder de reikwijdte van artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt, dat enkel geschillen over de hoogte van in rekening gebrachte bedragen betreft. De rechtbank stelt vast dat de ringvoorzitter niet bevoegd was om te beslissen op het verzoek van de eiser, aangezien het oordeel over dit geschil voorbehouden is aan de civiele rechter, en specifiek aan de kantonrechter, gezien de hoogte van de declaratie.

De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit van de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, en herroept het primaire besluit. Tevens wordt bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank draagt de verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan de eiser te vergoeden en veroordeelt de verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 9,-, te betalen aan de eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de motivering van haar beslissing uiteengezet, waarbij de eiser aanwezig was en de verweerder afwezig was met bericht van verhindering. De rechtbank benadrukt dat de juridische grondslag van de vordering niet is erkend door de verweerder, wat de basis vormt voor de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2538
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder inzake een geschil tussen eiser en mr. [naam ], notaris te Hoorn, over een declaratie geconcludeerd dat eiser opdracht heeft verstrekt om testamenten te maken en eiser veroordeeld de declaratie te voldoen.
Bij besluit van 8 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2012. Eiser is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 9,-, te betalen aan eiser.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij aan mr. [naam ] geen kosten is verschuldigd. Hiertoe heeft eiser primair naar voren gebracht dat hij geen opdracht heeft verstrekt voor het opstellen van concept-testamenten. Subsidiair heeft eiser gesteld dat mr. [naam ] een wanprestatie heeft geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat dit geen geschil is over een rekening zoals bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt. Dergelijke geschillen kunnen alleen gaan over de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag en niet - zoals hier - over het bestaan van de juridische grondslag van die vordering. Verweerder was dus niet bevoegd te beslissen op het verzoek van eiser. Het oordeel over dit geschil is voorbehouden aan de civiele rechter en in het bijzonder, gelet op de hoogte van de declaratie, aan de kantonrechter. Verweerder heeft dit niet onderkend.
2. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar van eiser om dezelfde formele reden als bovengenoemd gegrond wordt verklaard en het primaire besluit wordt herroepen.
3. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte reiskosten ten bedrage van € 9,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Toorenburg-Bovenkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.