ECLI:NL:RBALM:2002:AD8395
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de uitbetaling van reserves voor schoolgebouwen en de toepassing van de Overhevelingsregeling
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting Montessori Basisschool 't Heem, gevestigd te Hengelo, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.B. ter Woord, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin uitsluitend een deel van de opgebouwde reserve voor vervanging en aanpassing van meubilair aan haar werd uitgekeerd. De achtergrond van het geschil ligt in de wijziging van het bekostigingsstelsel voor basisscholen per 1 januari 1997, waarbij de gemeente niet langer verantwoordelijk was voor bepaalde vergoedingen. Eiseres stelt dat de gemeente ten onrechte het saldo voor technisch onderhoud heeft toegevoegd aan de Huisvestingsgelden en dat zij recht heeft op de volledige reserve.
De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail uiteengezet, waarbij de overgangsregeling en de Overhevelingsregeling van belang zijn. Eiseres betoogt dat de gemeente zich niet aan de afgesproken termijnen heeft gehouden en dat de renovatie van het schoolgebouw niet volledig is uitgevoerd. Verweerder daarentegen stelt dat de beslissing om het saldo voor technisch onderhoud niet uit te keren, op goede gronden is genomen, omdat het gebouw aan de eisen voldoet en de kosten van renovatie zijn gedekt door de Huisvestingsgelden.
De rechtbank heeft overwogen dat de Overhevelingsregeling, voor zover relevant, niet in strijd is met de hogere wetgeving en dat eiseres geen aanspraak kan maken op uitkering van de reserve, omdat zij geen eigenares was van het schoolgebouw op de peildatum. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder in rechte in stand kan blijven, omdat er geen onredelijke beslissing is genomen en eiseres voldoende middelen had om een snellere besluitvorming af te dwingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep openstaat bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.