ECLI:NL:RBALM:2006:AZ2660
Rechtbank Almelo
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van jachtakte op basis van anonieme getuigenverklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 20 november 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.E.B. de Hollander, en de minister van Justitie, verweerder. De zaak betreft de intrekking van de jachtakte van eiser door de korpschef, welke intrekking door verweerder is gehandhaafd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat de intrekking onterecht was, onder andere omdat de getuigenverklaringen waarop de korpschef zijn besluit heeft gebaseerd anoniem waren en hij daardoor niet in staat was om zich adequaat te verweren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de anonimiteit van de getuigen een belemmering vormde voor eiser om zijn verweer te voeren. De rechtbank oordeelt dat de korpschef en verweerder in strijd hebben gehandeld met de artikelen 3:2 en 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de anonieme verklaringen aan hun besluiten ten grondslag te leggen. De rechtbank heeft verder overwogen dat de constatering dat eiser zijn wapens niet op de juiste wijze heeft opgeborgen, niet zelfstandig kan leiden tot de intrekking van de jachtakte, aangezien dit niet in geschil is en de korpschef beleid hanteert dat de houder van een jachtakte de kans krijgt om overtredingen te herstellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op EUR 650,40, en is het griffierecht van EUR 138,-- aan eiser vergoed. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.