ECLI:NL:RBALM:2008:BC8237
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Bordenga
- A. Vogel
- J. de Wit
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn in een belastingzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 14 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak die al zeven jaar en vier maanden aanhangig was. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in zijn vervolging vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De zaak betrof meerdere belastingdelicten die door de verdachte en de betrokken vennootschappen waren gepleegd in de periode van 1999 tot 2000. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, waarbij de rechtbank als beginpunt de datum van de doorzoeking van de woning van de verdachte hanteerde, die plaatsvond op 14 november 2000. De verdachte was op 27 februari 2001 in verzekering gesteld en de zaak had sindsdien meerdere keren stilgelegen zonder dat er voortgang was geboekt. De rechtbank benadrukte dat het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn essentieel is en dat de lange duur van de procedure in dit geval niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat de procesgang in vijf fasen had geleid tot een onaanvaardbare vertraging, waarbij de houding van de verdachte en zijn raadsvrouw nauwelijks invloed had gehad op het procesverloop. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vervolging, waarbij de belangen van de verdachte zwaarder wogen dan de belangen van de samenleving.