Beantwoording van de vraagstelling:
1. Welke zijn uw bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel hulp onderzoek, welke diagnose stelt u op uw vakgebied, welke behandelingen werden ingesteld en met welk resultaat?
Voor wat betreft de beantwoording van deze vraagstelling moge verwezen worden naar vorengaande met name hetgeen vermeld is bij samenvatting en conclusie.
2. Wilt u op grond van nieuwe onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven a) waaruit de rest klachten en/of restverschijnselen bestaan die op medische gronden redelijkerwijs als ongevalsgevolg moeten worden beschouwd? b) welke van de huidige klachten en/of verschijnselen naar uw mening reeds voor het ongeval d.d. 8 mei 1997 bestonden of op enig moment zouden kunnen zijn ontstaan als betrokkene het ongeval niet was overkomen?cC) kunt u daarbij een indicatie geven op welke termijn en in welke mate dit het geval geweest zou zijn?
Refererend naar hetgeen in het voorgaande is vermeld kunnen als restklachten en restverschijnselen vermeld worden: voortdurend aanwezige, spanning- en inspanningsafhankelijke hoofdpijnklachten alsmede inspanningsafhankelijk optredende pijnklachten in de nek uitstralend naar de rechterschouder en de rechterbovenarm alsmede naar een gebied tussen de schouderbladen. Deze klachten kunnen geacht worden een rechtstreeks ongevalsgevolg te zijn.
Verwijzend naar de berichtgeving van de klinisch neuropsycholoog zijn er ondanks het feit dat betrokkene vermeldt geheugen- en concentratie- en stemmingstoornissen te ervaren geen objectiveerbaar cognitief of andersoortige neuropsychologischestoornissen. Wel lijkt er bij betrokkene sprake van een beperkt copingmechanisme wat mogelijk bijdraagt aan het ontstaan en in stand houden van subjectieve klachten op dit niveau. De rapporterend neuropsycholoog beveelt ten aanzien van deze verschijnselen eventueel psychologische begeleiding aan.
3. Wilt u de mate van functiestoornis op uw vak vakgebied als gevolg van het ongeval uitdrukken in een percentage van de gehele mens ongeacht het beroep en uitgaande van de toestand van betrokkene voor het ongeval?
Verwijzen naar de richtlijnen dit aangaande van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie meent ondergetekende dat er bij betrokkene sprake is van een totaal functioneel invaliditeitspercentage gerekend naar de gehele mens ongeacht het beroep van 2% als gevolg van een doorgemaakt acceleratie/deceleratie trauma van de cervikale wervelkolom met resterend tendimyogene klachten op cervikaal niveau met name rechterzijde zonder neurologische uitvals- of prikkeling's 1,1 en ander in het kader van het postwhiplash syndroom.
4a. Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij de ADL activiteiten, in de vrijetijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening?
Betrokkene stelt beperkt te zijn ten aanzien van de werkzaamheden en bezigheden die een forse belasting van de nek en schoudergordelmusculatuur met zich meebrengen alsmede bij die werkzaamheden en bezigheden waarbij repeterende bewegingen moeten worden gemaakt.
4b. Acht u het op grond van uw onderzoeksresultaten aannemelijk dat de gevonden beperkingen het gevolg zijn van het ongeval?
Naar mening van ondergetekende zijn de beperkingen een resultante van het betrokkene-overkomen ongeval.
4c. Zijn er andere niet door betrokkenen aangegeven beperkingen op uw vakgebied en als gevolg van het ongeval waarmee bij de beoordeling rekening dient te worden gehouden?
Er zijn geen andere beperkingen.
4d Wilt u de door u bevestigde beperkingen zo uitgebreid mogelijk opschrijven zonodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Ondergetekende meent dat betrokkene niet in staat moet worden geacht om werkzaamheden of bezigheden te verrichten, al dan niet loonvormend, voor zover deze gepaard dienen te gaan met een meer dan gemiddelde belasting van de nek en schoudergordelmusculatuur. Bij al haar werkzaamheden en bezigheden moet betrokkene voldoende in staat zijn om zich te vertreden.
5.Is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen?
Gelet op de periode die verstreken is sinds betrokkene het ongeval is overkomen en mede gelet op de ingestelde medische en paramedische begeleiding meent ondergetekende dat er thans sprake moet zijn van een definitieve eindtoestand.
6. Heeft u nog therapeutische suggesties en/of op- en aanmerkingen die anderszins voor de beoordeling van deze casus van belang kunnen zijn?
Mijnerzijds zijn er geen therapeutische suggesties te doen of andere opmerkingen te maken.
7. Acht u nader onderzoek door andere specialismen nog geïndiceerd en zo ja welke?
Nader onderzoek door andere specialismen worden de ondergetekende niet noodzakelijk geacht.
[…].”