ECLI:NL:RBAMS:2002:AE9953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/118064-01
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na aanrijding met slachtoffer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2002, stond de verdachte terecht voor een aanrijding met een bromfietser. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de telastelegging zoals vermeld in de dagvaarding. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto, reed met een snelheid van ongeveer 35 kilometer per uur en wilde linksaf de Aalscholverstraat inrijden. Getuigenverklaringen en het proces-verbaal van ongevalsanalyse wezen erop dat het slachtoffer mogelijk harder reed dan toegestaan. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat het slachtoffer zich op een zodanige manier had gepositioneerd dat de verdachte haar had kunnen opmerken in zijn spiegels.

Er werden twee mogelijke scenario's gepresenteerd. In het eerste scenario was het slachtoffer van plan om rechtdoor te rijden, maar de verdachte had aangegeven linksaf te willen slaan. Dit zou betekenen dat het slachtoffer de vrachtwagen had ingehaald terwijl deze al aan het afslaan was, wat in strijd is met de verkeersregels. In het tweede scenario wilde het slachtoffer ook linksaf slaan, maar had zij zich niet links van de vrachtwagen mogen bevinden. In beide scenario's oordeelde de rechtbank dat de verdachte geen verwijt trof, omdat er geen aanwijzingen waren dat het slachtoffer zich op een manier had gepositioneerd die de verdachte in gevaar had kunnen brengen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de telastelegging, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen was. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Dit vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2002.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/118064-01
Datum uitspraak: 5 november 2002
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank in het arrondissement Amsterdam, vijfde meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Naarden op 8 september 1961,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 oktober 2002.
1. Telastelegging.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen.
-----
3. Waardering van het bewijs.
Verdachte reed als bestuurder van een vrachtauto over de Churchillstraat in Naarden en wilde linksaf de Aalscholverstraat inrijden. Verdachte reed met een snelheid van circa 35 kilometer per uur. Gelet op de verklaring van getuige [getuige], alsmede gelet op de inhoud van het proces-verbaal ongevalsanalyse, acht de rechtbank het aannemelijk dat het slachtoffer met haar bromfiets harder reed dan was toegestaan. Er is geen aanwijzing dat het slachtoffer links naast de vrachtwagen is opgedoken zodat verdachte haar had kunnen opmerken in zijn spiegels.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komen twee mogelijke lezingen van de feiten naar voren.
In de eerste lezing was het slachtoffer voornemens om rechtdoor te rijden. Ingevolge artikel 11, tweede lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 worden bestuurders die links voorgesorteerd hebben en te kennen hebben gegeven dat zij naar links willen afslaan, rechts ingehaald. In casu heeft verdachte te kennen gegeven dat hij linksaf wilde slaan: hij had - naar eigen zeggen - zijn linker richtingaanwijzer ontstoken en was de Aalscholverstraat op het moment van de aanrijding al enigszins ingereden. Blijkens de verklaring van de getuige [getuige] is het slachtoffer links van de vrachtwagen gaan rijden terwijl verdachte de bocht al was ingereden. Met andere woorden: eerst nadat verdachte de Aalscholverstraat instuurde zou het slachtoffer haar inhaalmanoeuvre hebben ingezet. Dit is in strijd met genoemd artikellid.
In de tweede lezing wilde het slachtoffer eveneens linksaf slaan. In dat geval had zij zich niet links van die vrachtwagen mogen bevinden, maar had zij achter die vrachtwagen moeten blijven rijden en moeten wachten totdat de vrachtwagen de bocht had voltooid. Het slachtoffer had de vrachtwagen op deze kruising niet mogen inhalen, nu de vrachtwagen de bocht naar links had aangekondigd en al had ingezet.
In beide lezingen treft verdachte geen verwijt, nu er geen aanwijzing is dat het slachtoffer links naast de vrachtwagen is gaan rijden, op een wijze en een moment waarop verdachte haar nog voor het inzetten van de bocht had kunnen opmerken. Mitsdien acht de rechtbank het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Ten aanzien van de benadeelde partij.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht -
geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering niet-ontvankelijk is.
5. Beslissing:
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.D. Bonga - Sigmond, voorzitter,
mrs. C.N. Dalebout en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. de Boer, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2002.