ECLI:NL:RBAMS:2002:AF2056
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.D. Bonga-Sigmond
- A.M.I. van der Does
- K. Toxopeus-Bakker
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika voor de opgeëiste persoon met betrekking tot XTC-handel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2002 uitspraak gedaan over een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika voor de opgeëiste persoon, geboren op 27 september 1954 in Paramaribo, Suriname. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 3 december 2002 gehouden, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M.C.J. Teurlings, aanwezig waren. De opgeëiste persoon wordt verdacht van het medeplegen van de uitvoer van 9440 XTC-tabletten naar de Verenigde Staten op 21 november 2000. De verdediging heeft aangevoerd dat de uitlevering ontoelaatbaar is op grond van artikel 9 van de Uitleveringswet, omdat de opgeëiste persoon eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht, naar het recht van de Verenigde Staten strafbaar zijn en ook naar Nederlands recht als een inbreuk op de rechtsorde kunnen worden gekwalificeerd. De raadsman heeft betoogd dat er sprake is van ne bis in idem, omdat de opgeëiste persoon al is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de feiten zoals omschreven in het uitleveringsverzoek kwalificeren als medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank heeft de uitlevering voor het medeplegen van de uitvoer van XTC-tabletten op 21 november 2000 ontoelaatbaar verklaard, maar de uitlevering voor andere feiten als toelaatbaar beschouwd. De rechtbank heeft de Minister van Justitie geadviseerd om de argumenten van de verdediging in overweging te nemen, vooral met betrekking tot de rechtsmacht en het risico op een schending van het recht op een eerlijk proces in de Verenigde Staten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij uitleveringsverzoeken, vooral in het licht van eerdere veroordelingen en de rechtspositie van de opgeëiste persoon.