ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ5611
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.N. Dalebout
- P.B. Martens
- A. van Nass
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten in het kader van rechtsbijstand in strafzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2004 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd op 8 maart 2004 ingediend en betreft de toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsvrouw van de verzoeker. De verzoeker heeft een vergoeding van € 540,- gevraagd voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift, evenals een vergoeding van € 540,- voor de kosten in de rekestprocedure. De rechtbank heeft op 29 juni 2004 al een beschikking gegeven over het verzoekschrift ex artikel 89 Sv. Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat er een tussenbeschikking nodig was, wat leidde tot een tweede zitting. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een vergoeding van € 810,- toe te kennen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 15 juni 2004, die relevant was voor de beoordeling van het verzoek. De rechtbank oordeelde dat de gemaakte kosten niet als 'de kosten van een raadsman' konden worden aangemerkt, indien er een voorwaardelijke toevoeging was gemaakt. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsvrouw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de vergoeding, maar dat dit niet gold voor verzoeken die na de uitspraak van de Hoge Raad waren ingediend. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig. De verzoeker heeft het recht om binnen een maand na betekening van deze beschikking hoger beroep aan te tekenen.