ECLI:NL:RBAMS:2005:AS6046
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van rijbewijs en onderzoek naar geschiktheid motorrijtuigenbestuurder
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van A, die zich tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat keert. Dit besluit, genomen op 21 december 2004, verplichtte verzoeker tot een onderzoek naar zijn geschiktheid om motorrijtuigen te besturen en schorste de geldigheid van zijn rijbewijs voor alle categorieën. De aanleiding voor dit besluit waren ernstige vermoedens over de geestelijke geschiktheid van verzoeker, die voortkwamen uit een mededeling van de politie. Verzoeker had zich agressief gedragen en was betrokken bij een aanrijding met een politieagent, wat leidde tot de conclusie dat hij mogelijk niet meer in staat was om veilig deel te nemen aan het verkeer.
De rechtbank overwoog dat verzoeker niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, zoals vereist door artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een bestuursorgaan een belanghebbende moet horen voordat een besluit wordt genomen dat deze kan raken. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de Minister in strijd was met deze wettelijke verplichting, omdat verzoeker niet was gehoord over de feiten en belangen die aan het besluit ten grondslag lagen.
De voorzieningenrechter besloot het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen en schorste het besluit van de Minister tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 644,-- werden begroot, en moest de Staat der Nederlanden het door verzoeker betaalde griffierecht van € 136,-- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het recht van belanghebbenden om gehoord te worden in bestuursrechtelijke procedures.