ECLI:NL:RBAMS:2005:AS8838
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- L.E. Kalff
- B.M. Vroom-Cramer
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot moord en doodslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2005 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1970, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord. Het EAB was uitgevaardigd door de Deense autoriteiten en betrof verdenkingen van moord en doodslag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 4 en 22 februari 2005, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M.C.J. Teurlings, aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden omdat zijn cliënt erop mocht vertrouwen dat hij in Denemarken niet meer als verdachte werd aangemerkt, verwijzend naar een brief van de Kopenhagense politie. De rechtbank oordeelde echter dat deze brief niet als een officiële verklaring van niet-vervolging kon worden beschouwd, aangezien de Deense autoriteiten later bevestigden dat de opgeëiste persoon nog steeds als verdachte werd aangemerkt.
De rechtbank verwierp ook het beroep op een flagrante schending van artikel 6 EVRM, omdat er geen feiten waren die een dergelijke inbreuk konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de overlevering moest worden toegestaan. De beslissing werd genomen op basis van de relevante wetsbepalingen en de inhoud van het EAB, dat een strafrechtelijk onderzoek in Denemarken betreft. De rechtbank verklaarde dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.