ECLI:NL:RBAMS:2005:AT7051

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/497110-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2005 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Britse justitiële autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Judge of the Bow Street Magistrates Court in Londen. De opgeëiste persoon werd verdacht van witwassen van opbrengsten van misdrijven, een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is.

De verdediging voerde verschillende verweren aan tegen de overlevering, waaronder het overschrijden van de termijn zoals bedoeld in artikel 23 van de Overleveringswet, het ontbreken van een onderliggend besluit bij het EAB, en de onduidelijkheid over het strafmaximum. Daarnaast werd het ne bis in idem-beginsel ingeroepen, omdat de opgeëiste persoon in Nederland al vervolgd werd voor drugshandel. De raadsman verzocht ook om een voorwaarde te verbinden aan de overlevering, namelijk dat deze pas zou plaatsvinden als de opgeëiste persoon detentiegeschikt is.

De officier van justitie weerlegde de verweren en stelde dat het overschrijden van de termijn geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het verzoek. Ook werd betoogd dat het Engelstalige EAB authentiek was en dat de rechtbank geen voorwaarden aan de overlevering kon verbinden. De rechtbank oordeelde dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld in het Verenigd Koninkrijk, zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan, conform de relevante verdragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/497110-2005
RK nummer: 05/1092
Datum uitspraak: 27 mei 2005
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 maart 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 10 maart 2005 door de Britse justitiële autoriteit, the District Judge of the Bow Street Magistrates Court in London (Verenigd Koninkrijk). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 mei 2005. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht gehoord.
Ter zitting van 20 mei 2005 is de termijn als bedoeld in artikel 22, lid 1 jo. lid 3, OLW met dertig dagen verlengd.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrest warrant issued in the city of London Magistrates Court, gedateerd 26 juli 2004 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. Het feit valt onder nummer 9 op bijlage 1 bij de Overleveringswet, te weten:
Witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Op dit feit is bovendien naar het recht van het Verenigd Koninkrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
6. Terugkeergarantie
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet bedoelde garantie geeft.
Het Home Office, Crime Reduction and Community Safety Group in London heeft de volgende garantie gegeven:
The guarantee is that, in the event that [opgeëiste persoon] is extradited to the United Kingdom, and a prison sentence is imposed upon him in the United Kingdom for the above offence (conspiracy to conceal, disguise, convert or transfer criminal property, contrary to UK law), then the United Kingdom will, following [opgeëiste persoon]’s transfer to the Netherlands pursuant to the relevant terms of the Convention on the Transfer of Sentenced Persons of 21 March 1983 (“the 1983 Convention”), allow the sentence to be adapted by the Netherlands according tot the procedure for adaptation laid down in the 1983 Convention.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit opleverd. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het onder 4.1 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
Medeplegen van witwassen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet.
7. Overige verweren
De raadsman heeft de volgende verweren gevoerd op grond waarvan de overlevering dient te worden geweigerd, dan wel de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard:
- de termijn als bedoeld in artikel 23 OLW is ruim overschreden;
- er liggen twee verschillende EAB’s, te weten een Nederlandstalig EAB van 11 augustus 2004 en een Engelstalig EAB van 10 maart 2005 en bovendien ontbreekt het onderliggend besluit van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 26 juli 2004 in het dossier;
- niet is vast te stellen of het gaat om een (lijst)feit waarvoor overlevering is toegestaan omdat de uitvaardigende autoriteit niet heeft aangegeven door welk gerecht de opgeëiste persoon zal worden berecht en er op het feit volgens het Engelse recht slechts een maximum straf van 6 maanden is gesteld indien de opgeëiste persoon zou worden berecht door het Magistrates Court. Dit klemt te meer nu het EAB is opgesteld door het Magistrates Court;
- de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het witwassen is op grond van de overgelegde gegevens niet vast te stellen;
- er is strijd met het ne bis in idem-beginsel omdat de opgeëiste persoon in Nederland reeds voorwerp is van vervolging voor drugshandel en het in feite in het Verenigd Koninkrijk óók om drugshandel gaat;
- De raadsman wil voorts dat indien de overlevering wordt toegestaan de rechtbank daaraan de voorwaarde verbindt dat de feitelijke overlevering pas zal plaatsvinden als de opgeëiste persoon detentie geschikt is.
De officier van justitie heeft tegen de verweren het volgende aangevoerd:
- volgens de vaste jurisprudentie heeft het overschrijden van de termijn als bedoeld in artikel 23 OLW geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het overleveringsverzoek maar bovendien ziet dit artikel niet op de belangen van de opgeëiste persoon doch op de procedure;
- het Engelstalige EAB is het meest authentieke bevel. Het is het meest recent, is ondertekend door een rechter van het zelfde gerecht dat het eerdere Nederlandstalige EAB heeft ondertekend en het toevoegen van het onderliggende besluit is geen eis die de wet stelt, de vermelding van het onderliggend besluit is voldoende;
- voor de juiste toepassing van het Engelse straf(vordering)recht geldt dat de lidstaten dienen uit te gaan van het vertrouwensbeginsel;
- of de opgeëiste persoon betrokken is bij het feit waarvan hij wordt verdacht is een bewijsvraag die niet door de overleveringsrechter dient te worden beantwoord;
- de overlevering wordt verzocht voor witwassen en het specialiteitbeginsel staat vervolging voor andere feiten in de weg;
- het oordeel of de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon aan de feitelijke overlevering in de weg staat is – indien de overlevering wordt toegestaan – op grond van artikel 35 OLW een bevoegdheid van de officier van justitie. De rechtbank kan geen voorwaarde verbinden aan het toelaten van de overlevering.
De rechtbank verwerpt op grond van het door de officier van justitie gestelde de verweren van de raadsman en voegt daaraan het volgende toe. Ingevolge de OLW dient een EAB in de Engelse dan wel in de Nederlandse taal te zijn gesteld. Gelet op de datering van de Nederlandse versie kan die geen vertaling van de Engelstalige versie zijn. De rechtbank zal dan ook uitsluitend acht slaan op deze versie.
8. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
9. Toepasselijke wetsartikelen
de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.
10. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the District Judge of the Bow Street Magistrates Court in London ten behoeve van het in het Verenigd Koninkrijk tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door:
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. R.B. Kleiss en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Mulder, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van 27 mei 2005.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.