ECLI:NL:RBAMS:2005:AT9959

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.497.159-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige aanhouding en overlevering aan Hongarije; onrechtmatige aanhouding op basis van Interpolsignalering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2005, werd een verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige aanhouding op basis van artikel 15 van de Overleveringswet (OLW) onrechtmatig was, omdat deze alleen is toegestaan op basis van signalering in het Schengen Informatie Systeem (S.I.S.). De opgeëiste persoon was op 5 april 2005 aangehouden en op 7 april 2005 in verzekering gesteld, maar deze handelingen werden als onrechtmatig beschouwd. De rechtbank besloot dat de detentie met onmiddellijke ingang moest worden opgeheven.

De rechtbank verwierp ook het beroep van de opgeëiste persoon op een flagrante schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het verzoek om opheffing of schorsing van de detentie. De rechtbank merkte op dat de feiten waarvoor de overlevering werd gevraagd, zich allemaal in Hongarije hadden afgespeeld, en dat er geen terugkeergarantie aan de orde was. De opgeëiste persoon, geboren in 1963 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Flevoland”, had onvoldoende onderbouwd dat hij recht had op verblijf in Nederland op basis van artikel 18 van het EG-verdrag. Ook het beroep op artikel 12 van het EG-verdrag, dat non-discriminatie waarborgt, werd verworpen, omdat de opgeëiste persoon geen bescherming of garantie kon ontlenen aan deze artikelen.

De rechtbank heeft de beslissing genomen na een behandeling in raadkamer op 22 april 2005, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J. Pauw, aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie toegewezen, waarmee de opgeëiste persoon werd vrijgelaten van zijn detentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.159-2005
RK nummer: 05/1337
BESLISSING
De raadkamer van deze rechtbank heeft kennis genomen van het op 18 april 2005 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de detentie uit hoofde van de Overleveringswet (OLW) van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
verblijvend op het [adres],
gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Flevoland”, huis van bewaring “Lelystad” te Lelystad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
Gelet op de behandeling in raadkamer op 22 april 2005, waar zijn gehoord de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J. Pauw, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank is overweegt het volgende:
Nu artikel 15 OLW slechts voorlopige aanhouding toelaat op basis van signalering in het Schengen Informatie Systeem (S.I.S.) is zowel de aanhouding van de opgeëiste persoon op
5 april 2005 als de inverzekeringstelling ex artikel 21 OLW op 7 april 2005 onrechtmatig en dient de detentie met onmiddellijke ingang te worden opgeheven.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie dan ook toewijzen.
BESLISSING:
WIJST TOE het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie van [opgeëiste persoon] voornoemd.
Deze beslissing is genomen op 22 april 2005 door:
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter,
mrs. R.B. Kleiss en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier.