ECLI:NL:RBAMS:2005:AU7027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
295090
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Delta Lloyd voor ongeval met whiplashklachten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 november 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en A, naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 26 maart 1998. A, die als passagier in een auto zat, raakte gewond bij een kettingbotsing waarbij vier voertuigen betrokken waren. Delta Lloyd, als WAM-verzekeraar van de vierde auto, werd door A aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Gedurende bijna vijf jaar na het ongeval heeft Delta Lloyd geen bezwaar gemaakt tegen de aansprakelijkheid, totdat zij dit in een kort geding in januari 2003 betwistte. De rechtbank oordeelde dat A er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de aansprakelijkheid niet meer ter discussie stond, gezien de eerdere betalingen en de medewerking van Delta Lloyd aan de schadebehandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, maar dat A ook een zekere mate van eigen schuld heeft, omdat zij ten tijde van het ongeval geen autogordel droeg en in een onvoordelige houding zat. De rechtbank heeft de vergoedingsplicht van Delta Lloyd beperkt tot 75% van de schade, rekening houdend met de eigen schuld van A. De vordering van A in conventie werd afgewezen, terwijl de vordering in reconventie werd toegewezen, met de bepaling dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, maar met een beperking van de schadevergoeding.

De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan A, met de wettelijke rente over deze kosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verzekeraars en de rechten van slachtoffers in schadeclaims, evenals de impact van eigen gedrag op de aansprakelijkheid.

Uitspraak

295090 / H 04.2438
16 november 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in conventie,
v e r w e e r s t e r in reconventie,
procureur mr. A. Vrisekoop,
t e g e n :
A,
wonende te ( woonplaats ),
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r e s in reconventie,
procureur mr. B.J.H. Crans.
Partijen worden hierna Delta Lloyd en A ge-noemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaar-ding van 6 juli 2004, met bewijsstukken,
- akte aanvulling dagvaarding, met een bewijsstuk,
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met bewijsstukken,
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie,
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met bewijsstukken,
- conclusie van dupliek in reconventie,
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
in conventie en in reconventie
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast.
a. Op 26 maart 1998 heeft zich in Amstelveen een kettingbotsing voorgedaan, waarbij vier auto’s waren betrokken. A is bij dit ongeval gewond geraakt. Zij zat op de passagiersstoel naast de bestuurder in de tweede auto. Delta Lloyd is de WAM-verzekeraar van de vierde (achterste) auto.
b. Ten tijde van het ongeval had A de autogordel losgemaakt en zat zij omgekeerd op haar stoel om iets van de achterbank te pakken. Door de botsing is zij met haar hoofd tegen het raam en met haar rug tegen het dasboard aangekomen.
c. A, destijds .. jaar oud, had haar opleiding net voltooid en had een zogenoemd nul-uren contract gesloten met het bedrijf ... Zij heeft zich na het ongeval ziek gemeld.
d. Bij brief van 15 april 1998 van haar gemachtigde heeft A Delta Lloyd aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.
e. Delta Lloyd heeft bij brief van 17 april 1998 geantwoord dat zij de schade van A voorlopig op grond van Bedrijfsregeling 7 in behandeling zal nemen en dat zij een algemeen voorschot van NLG 2.500,= heeft overgemaakt omdat nog geen inzicht bestaat in de omvang van de schade. Zij heeft voorts verzocht om bewijsstukken ten aanzien van de schadeposten en om medische informatie ten behoeve van de medisch adviseur. Vervolgens heeft Delta Lloyd nog diverse voorschotten aan A betaald en arbeidsdeskundige begeleiding vergoed.
f. Na de arbeidsdeskundige begeleiding heeft A op grond van de Wet REA vanaf 1 juli 1999 als telefoniste/receptioniste gewerkt bij een garage. Van 1 januari 2000 tot 31 oktober 2000 heeft zij voor dit bedrijf gewerkt op grond van een arbeidsovereenkomst.
g. Van 31 oktober 2000 tot 16 september 2001 heeft A als kraamverzorgende gewerkt bij ... en – na het faillissement van die werkgever – van 16 september 2001 tot 26 november 2001 bij ....
h. Op 26 juni 2001 heeft de neuroloog B (hierna: B), verbonden aan het neuro-orthopaedisch centrum een medische expertise verricht. Hij heeft daarvan verslag gedaan in een rapport van 25 juli 2001.
i. Op 26 november 2001 heeft A zich ziek gemeld. Zij is voor de WAO vanaf die datum toegenomen arbeidsongeschikt geacht en met ingang van 24 december 2001 80-100% arbeidsongeschikt, waarbij is overwogen dat de toename van haar arbeidsongeschiktheid is ingetreden binnen vijf jaar nadat haar WAO-uitkering is toegekend en dat de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak. Voornoemd percentage arbeidsongeschiktheid is gehandhaafd tot 25 maart 2005. Vanaf deze datum wordt A 15-25% arbeidsongeschikt geacht voor de WAO. Tegen de desbetreffende herzieningsbeslissing heeft A bezwaar gemaakt.
j. Bij arresten van het gerechtshof te Arnhem is Delta Lloyd in kort geding onder meer veroordeeld tot betaling aan A van een bedrag van totaal € 15.630,17 respectievelijk een bedrag van totaal € 13.614,93 ter zake van voorschotten voor onder meer verlies aan verdienvermogen, smartengeld en kosten voor externe hulp bij het reïntegratieproces, alsmede ter zake van diverse facturen. Het hof heeft bij zijn beslissing telkens rekening gehouden met 25% eigen schuld van A.
k. Uit een reïntegratierapport van 2 juli 2004 en een brief van 31 maart 2005 blijkt dat Terzet B.V., Bureau voor Arbeidsgeschiktheidsvraagstukken (verder: Terzet), A begeleidt bij reïntegratie naar passende arbeid en dat zij in januari 2005 is begonnen met een proefplaatsing bij een fotostudio, waar een vacature is voor de zaterdag.
2. Delta Lloyd heeft in deze procedure in conventie primair gevorderd te verklaren voor recht dat Delta Lloyd niet tot enige betaling aan A is of was gehouden en dat A is gehouden tot terugbetaling van al hetgeen Delta Lloyd aan of ten behoeve van A heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente.
Subsidiair, voor het geval zij wel tot enige betaling aan A gehouden wordt geacht, heeft Delta Lloyd gevorderd te verklaren voor recht dat deze verplichting voor wat betreft het verlies aan verdienvermogen in elk geval is geëindigd per 1 januari 2000, alsmede dat Delta Lloyd met de betaalde voorschotten in dat geval (meer dan) aan haar betalingsverplichting jegens A heeft voldaan, met verklaring voor recht dat Delta Lloyd niet tot enige nadere betaling aan A is gehouden.
Met veroordeling van A in de kosten van het geding.
3. A heeft in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 26 maart 1998, met veroordeling van Delta Lloyd in de kosten van het geding.
4. Delta Lloyd heeft allereerst betwist aansprakelijk te zijn voor het bewuste ongeval en heeft daartoe het volgende gesteld. De toedracht en de oorzaak van de botsing zijn niet bekend. Het enkele feit dat haar verzekerde de achterste auto was bij een kop-staartbotsing brengt nog geen vermoeden van schuld met zich mee. Niet duidelijk is waarom de voorligger van de auto waarin A zat is gestopt. Evenmin is duidelijk of de auto waarin A zat en de auto die achter hen reed (de derde auto) zelf tijdig tot stilstand waren gekomen en of de botsing door de aanrijding met de auto van de verzekerde van Delta Lloyd is ontstaan. Uit de actieve rol van Delta Lloyd in de beperking van schade kan geen erkenning van aansprakelijkheid worden afgeleid. Zeker bij whiplash is een snelle en deugdelijke aanpak van de klachten van groot belang voor het doen slagen van de genezing en reïntegratie. Dat is in ieders belang en daarom heeft Delta Lloyd activiteiten ontwikkeld. Gegeven de stelling van A dat zij Delta Lloyd aansprakelijk achtte, liep Delta Lloyd een gerede kans in een procedure betrokken te raken. Ook dat zou kosten veroorzaken en een eventueel herstel van A niet positief beïnvloeden. Daarom is in eerste instantie geconcentreerd op reïntegratie. Binnen dat kader past niet het afbakenen van ieders juridische positie. A heeft nooit aangedrongen op een formele uitspraak over de aansprakelijkheid van Delta Lloyd. Partijen hebben dat item ‘geparkeerd’. Het is onaanvaardbaar dat de actieve opstelling van Delta Lloyd nu aan haar zou kunnen worden tegengeworpen. De feitelijke consequentie daarvan is dat verzekeraars worden gedwongen om niets te doen totdat de aansprakelijkheid van de verzekerde is vastgesteld.
5. A heeft in dit verband gesteld dat Delta Lloyd de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend. Op grond van bedrijfsregel 15 van het Verbond van verzekeraars, van welk verbond Delta Lloyd lid is, moet een verzekeraar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden nadat de verzekeraar kennis heeft gekregen van het ongeval, haar standpunt over de aansprakelijkheid aan de benadeelde meedelen. Dit standpunt dient een erkenning van de aansprakelijkheid te zijn, een gemotiveerde afwijzing, of een gemotiveerde reden waarom de verzekeraar nog geen standpunt kan innemen. Delta Lloyd heeft voortvarend en voorbehoudloos meegewerkt aan de beperking van de schade en aanzienlijke voorschotten aan A betaald. A mocht er in redelijkheid op vertrouwen dat Delta Lloyd niet na vijf jaar voor het eerst aansprakelijkheid voor het ongeval zou gaan betwisten. Verder wijst A op bedrijfsregel 7, op grond waarvan Delta Lloyd de schaderegeling ter hand heeft genomen. Deze schaderegeling strekt tot bescherming van de belangen van een bij een ongeval betrokken schuldloze derde en Delta Lloyd heeft overeenkomstig die regeling gehandeld. Uit alle handelingen van Delta Lloyd heeft A alleen maar kunnen begrijpen dat de hoogte van de schade ter discussie stond, niet de aansprakelijkheid.
6. De rechtbank is van oordeel dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. A heeft haar bij brief van 15 april 1998 aansprakelijk gesteld. Delta Lloyd heeft de zaak, onder verwijzing naar de Schaderegeling Schuldloze Derde in behandeling genomen, een eerste voorschot voldaan en vervolgens in de daarop volgende periode zonder enig voorbehoud aanzienlijke voorschotten betaald – bij het eerste kort geding heeft Delta Lloyd aangevoerd dat zij voorschotten had uitgekeerd tot een totaalbedrag van € 22.689,01 – en bijgedragen aan de reïntegratie van A. Delta Lloyd heeft in een periode van bijna vijf jaar na het ongeval nimmer te kennen gegeven dat de aansprakelijkheid nog een punt van discussie was. Pas op 9 januari 2003, bij de behandeling van het eerste door A aanhangig gemaakte kort geding, heeft Delta Lloyd zich op het standpunt gesteld dat zij niet aansprakelijk was. Gelet op deze feiten en omstandigheden bezien in onderling verband en samenhang met de inhoud van de door A genoemde bedrijfsregel 15 van het Verbond van verzekeraars, heeft A er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de aansprakelijkheid van Delta Lloyd voor de gevolgen van het ongeval niet meer ter discussie stond. Het had op de weg van Delta Lloyd gelegen om desgewenst een voorbehoud te maken ten aanzien van de aansprakelijkheid. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar rekening. Niet valt in te zien dat een dergelijk voorbehoud in de weg zou hebben gestaan aan het herstel van A. Concrete feiten en omstandigheden waaruit zou kunnen blijken dat partijen in onderling overleg het punt van de aansprakelijkheid hebben ‘geparkeerd’ zijn niet gebleken.
7. Partijen verschillen voorts van mening over de vraag of de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan A kan worden toegerekend. De rechtbank beantwoordt deze vraag, met Delta Lloyd, bevestigend. A droeg ten tijde van het ongeval geen gordel en zij zat omgekeerd op haar stoel om iets van de achterbank te pakken. A heeft gesteld dat whiplashletsel in het algemeen ontstaat doordat de inzittende in een auto is vastgesnoerd door de veiligheidsgordel, terwijl het hoofd heen en weer zwiept door de kracht van de aanrijding en dat zij met gordel ongetwijfeld hetzelfde letsel zou hebben opgelopen. Dit betoog treft geen doel omdat A daarbij miskent zij dat zij niet alleen geen gordel droeg, maar dat zij ook omgekeerd op haar stoel zat toen de botsing plaatsvond. In zijn rapport heeft B haar houding ten tijde van de aanrijding omschreven als ‘een onvoordelige houding’. De rechtbank is van oordeel dat de schade geacht moet worden mede hierdoor te zijn veroorzaakt en dat een en ander aan A kan worden toegerekend. De aanrijding is veroorzaakt doordat de verzekerde van Delta Lloyd op een file is ingereden. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank in meerdere mate bijgedragen aan de schade dan het gedrag van A die zittend in een auto die in een file stond even haar gordel heeft losgemaakt om iets van de achterbank te pakken. Hieraan doet niet af dat geen van de andere betrokkenen bij het ongeval klachten heeft overgehouden, zoals Delta Lloyd heeft gesteld. In evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen en gelet op de verwijtbaarheid van de respectieve gedragingen vermindert de rechtbank de vergoedingsplicht van Delta Lloyd met 25%. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn niet gebleken. Dit betekent dat Delta Lloyd aan A 75% van de schade die het gevolg is van het ongeval dient te vergoeden.
8. Delta Lloyd heeft gesteld dat het onderzoek van B slechts in opdracht van A tot stand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt zich niet verdraagt met haar tot in de dagvaarding volgehouden stellingname dat B zijn onderzoek in opdracht van beide partijen heeft verricht. Het hof heeft in het arrest in kort geding zelfs overwogen dat Delta Lloyd in verband met het rapport van B terecht heeft aangegeven dat aan een in gezamenlijke opdracht uitgebracht expertiserapport een sterke bewijskracht toekomt. De huidige stelling van Delta Lloyd dat B alleen in opdracht van A is opgetreden verdraagt zich ook niet met de conceptbrief van 24 januari 2000 van de toenmalige medisch adviseur van Delta Lloyd met een voorstel voor de aan B te stellen vragen. Hieraan doet niet af dat de brief waarin uiteindelijk opdracht is gegeven aan B is geschreven door de medisch adviseur van A en dat die opdracht pas in juni 2001 is verleend. Dit geldt te minder nu in de opdracht aan B staat dat deze is totstandgekomen na overleg met de medisch adviseur van Delta Lloyd en dat een afschrift van een en ander aan laatstgenoemde is gestuurd. Delta Lloyd heeft ook niet aangegeven dat zij bezwaren heeft tegen de uiteindelijke vraagstelling en haar toenmalige medisch adviseur heeft op 29 augustus 2001 schriftelijk zijn instemming betuigd met de bevindingen van B. Voor zover Delta Lloyd in deze procedure heeft betoogd dat de rapportage van B niet deugdelijk is en heeft bestreden dat A whiplashklachten heeft, is een en ander niet afdoende onderbouwd.
De conclusie van het rapport van B luidt dat A volgens de normen gesteld door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie voldoet aan de diagnose postwhiplashsyndroom en dat haar klachten moeten worden geduid als ongevalsgevolg op medische gronden. Een en ander leidt tot de conclusie dat causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten van A zoals omschreven in het rapport van B.
9. Tussen partijen staat ter discussie of Delta Lloyd aansprakelijk is voor het verlies aan verdiencapaciteit ná 1 januari 2000.
Delta Lloyd beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft gesteld dat de hernieuwde uitval van A in november 2001 geen gevolg is van het ongeval van 26 maart 1998. Zij heeft daarbij gewezen op de volgens haar succesvolle reïntegratie van A bij garage .., waar zij op 1 januari 2000 in dienst is getreden en een inkomen verdiende dat niet onderdeed voor de inkomsten in de kraamzorg. Als A na november 2001 alsnog voor dat werk arbeidsongeschikt is geworden dan is dat het gevolg van haar eigenmachtige beslissing om haar oude, zwaardere beroep in de kraamzorg weer op te pakken, aldus Delta Lloyd.
A heeft bestreden dat de reïntegratie bij garage .. succesvol was en heeft erop gewezen dat B heeft vastgesteld dat zij door het ongeval een postwhiplashsyndroom heeft en dat een kenmerk daarvan is dat de klachten kunnen toenemen.
10. De rechtbank is van oordeel dat, ongeacht of de reïntegratie bij garage .. al dan niet volledig succesvol is geweest, A niet kan worden tegengeworpen dat zij eind 2000 een werkkring in de kraamzorg heeft aanvaard. Ten tijde van het ongeval was A .. jaar oud, zij had net haar opleiding tot kraamverzorgster afgerond en een baan in de kraamzorg gevonden. Zij werd geconfronteerd met lichamelijke beperkingen ten gevolge van het ongeval, waardoor zij haar baan in de kraamzorg niet meer kon vervullen. A heeft vervolgens meegewerkt aan reïntegratie in een administratieve functie die geen raakvlak had met de door haar gekozen opleiding. Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet worden volgehouden dat A jegens Delta Lloyd ongeoorloofd of onredelijk heeft gehandeld door zonder overleg met haar of met een behandelend arts een functie te aanvaarden gelijk aan de functie waarin zij ten tijde van het ongeval nog maar net was begonnen, ook al was dit werk fysiek meer belastend dan het werk bij garage ... Ook indien het werk in de kraamzorg heeft bijgedragen aan het opnieuw uitvallen van A betekent dat niet dat haar klachten na 26 november 2001 niet meer kunnen worden aangemerkt als gevolg van het ongeval. Gesteld noch gebleken is dat de klachten waarmee A in november 2001 is uitgevallen van andere aard waren dan de klachten als omschreven in het rapport van B. Andere concrete feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het in november 2001 opnieuw uitvallen van A andere oorzaken heeft dan het ongeval zijn niet gebleken. De stelling van Delta Lloyd dat het faillissement van haar eerste werkgever in de kraamzorg en de echtscheiding van A tot spanningen kan hebben geleid die niets met het ongeval te maken hebben rechtvaardigt, wat daar verder ook van zij, nog niet de conclusie dat het opnieuw uitvallen van A niet aan het ongeval is te wijten. De echtscheiding had bovendien al plaatsgevonden vóór het onderzoek van B. Hij heeft de echtscheiding ook genoemd in zijn rapport en opgemerkt dat de ernstige huwelijksproblemen eindigend in een scheiding wellicht tot een verhoogde pijngevoeligheid kunnen hebben geleid. Dit is evenwel niet van invloed geweest op zijn conclusie dat het postwhiplashsyndroom het medisch gevolg is van het ongeval. Delta Lloyd kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat geen causaal verband bestaat tussen het ongeval en het opnieuw uitvallen van A na 26 november 2001. Evenmin is in de gegeven omstandigheden sprake van eigen schuld van A of van schending van haar verplichting tot schadebeperking.
Delta Lloyd is derhalve ook aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval ná 1 januari 2000, met inbegrip van het verlies aan verdiencapaciteit na die datum.
11. Partijen hebben ook gedebatteerd over de vraag of na 1 januari 2000 sprake is van een verslechtering van de medische situatie van A. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag geen bespreking behoeft. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt reeds tot de conclusie dat de vordering in conventie niet voor toewijzing in aanmerking komt en dat de vordering in reconventie toewijsbaar is, met dien verstande dat 25% van de schade voor rekening van A komt, zoals hiervoor onder 7. is overwogen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het aan partijen is om bij de verdere afwikkeling van de schade de situatie met en zonder ongeval te vergelijken. Daarbij is van belang dat B in zijn rapport heeft aangegeven dat sinds medio 2000 sprake is van een definitieve eindtoestand met betrekking tot de directe gevolgen van het ongeval. Hij heeft voorts aangegeven dat het een kenmerk is van het postwhiplashsyndroom dat zich verbeteringen en verslechteringen kunnen voordoen, afhankelijk van de mate waarin wordt omgegaan met de klachten, dan wel therapeutische maatregelen worden toegepast. Hij heeft daaraan toegevoegd dat dit uiteraard geen invloed heeft op het genoemde percentage functiestoornis of de aangegeven beperkingen. Voorts is van belang dat uit het reïntegratierapport van 2 juli 2004 van Terzet, waarvan de inhoud niet gemotiveerd door Delta Lloyd is bestreden, blijkt dat de terugkeer van A in het arbeidsproces begeleid en geleidelijk dient plaats te vinden. De stelling van Delta Lloyd dat A, indien de beperkingen zoals genoemd door B in aanmerking worden genomen, ook thans nog in staat is een inkomen te verwerven op tenminste het niveau van voor het ongeval, gaat hieraan ten onrechte voorbij. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat A in de toekomst niet in staat zal zijn een dergelijk inkomen te verwerven.
12. Gelet op het voorgaande worden zowel het bewijsaanbod van Delta Lloyd als het bewijsaanbod van A als niet ter zake dienend, dan wel onvoldoende concreet gepasseerd.
13. Delta Lloyd wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij belast met de kosten van het geding in conventie en in reconventie, met dien verstande dat de kosten in reconventie worden gesteld op nihil omdat de in dat verband ingenomen stellingen gelijk zijn aan de stellingen in conventie. Overeenkomstig de vordering van A zal de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen, maar daarbij zal een redelijk te achten termijn van veertien dagen worden aangehouden.
BESLISSING
De rechtbank:
in conventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van A begroot op € 241,= aan vast recht en op € 904,= aan salaris procureur, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- verklaart voor recht dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 26 maart 1998, met dien verstande dat haar vergoedingsplicht zich beperkt tot 75% van de schade;
- veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van A begroot op nihil;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. C. Uriot, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terecht-zitting van 16 november 2005 in tegen-woordig-heid van de griffier.