ECLI:NL:RBAMS:2006:AV1193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.497.405-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot overlevering op basis van ingetrokken Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2006 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de justitiële autoriteit in Koblenz, Duitsland. De opgeëiste persoon had zich eerder onttrokken aan de behandeling van zijn strafzaak, maar meldde zich uiteindelijk bij de uitvaardigende autoriteit om de zitting bij te wonen. Dit leidde tot de intrekking van het EAB door de Duitse autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De opgeëiste persoon, geboren in 1982, had zijn detentie met ingang van 14 oktober 2005 geschorst en was voornemens om op 16 januari 2006 te verschijnen bij het Hof te Koblenz. De rechtbank heeft de voorwaarden waaronder zijn detentie was geschorst, gewijzigd om hem in staat te stellen aan deze oproeping te voldoen.

De uitspraak van de rechtbank houdt in dat de officier van justitie niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering en dat de geschorste gevangenhouding wordt opgeheven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet. Deze beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse advocaten een belangrijke rol heeft gespeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497405-2005
RK nummer: 05/3856
Datum uitspraak: 27 januari 2006
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 november 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 5 juli 2005 door de justitiële autoriteit, de officier van justitie bij het Openbaar Ministerie (“Staatsanwaltschaft”) te Koblenz, Duitsland. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende op het [adres],
wiens detentie met ingang van 14 oktober 2005 is geschorst,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 januari 2005. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrestatiebevel ten grondslag, uitgevaardigd door het kantongerecht (“Amtsgericht”) te Koblenz en gedateerd 27 augustus 2004.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Overweging.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de stukken en uit de behandeling ter zitting is gebleken dat de aanhouding van de opgeëiste persoon wordt verzocht in verband met het feit dat hij een tweede, herhaalde, oproep heeft genegeerd om op 13 juni 2005 als verdachte te verschijnen bij de behandeling van een door het openbaar ministerie te Koblenz ingesteld hoger beroep tegen een op tegenspraak gewezen vonnis van de rechtbank te Koblenz d.d. 18 oktober 2004. Bij dit vonnis is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar.
Ter zitting bleek dat een nieuwe behandeldatum was vastgesteld voor maandag 16 januari 2006. De opgeëiste persoon had inmiddels een oproep ontvangen om op deze datum voor het Hof te Koblenz te verschijnen.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard voornemens te zijn aan deze oproeping te voldoen. Om hem hiertoe in staat te stellen heeft de rechtbank de voorwaarden waaronder zijn detentie is geschorst, gewijzigd.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting, maar voor de datum van de uitspraak heeft de officier van justitie aan de griffier meegedeeld, dat de opgeëiste persoon op 16 januari 2006 daadwerkelijk is verschenen bij de behandeling van zijn strafzaak door het Hof te Koblenz.
Het openbaar ministerie te Koblenz heeft vervolgens het ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Deze mededeling is bevestigd in een op 25 januari 2006 ontvangen brief d.d. 21 januari 2006, afkomstig van de Duitse raadsvrouw van de opgeëiste persoon, M. Faust, Rechtsanwältin te Koblenz aan de raadsman van de opgeëiste persoon in Nederland, mr. C.F. Korvinus.
Hiermee is aan het EAB de grond komen te ontvallen en is dit door de uitvaardigende instantie ingetrokken.
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
4. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering.
Heft de geschorste gevangenhouding op.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en J.L. Hillenius, rech-ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2006.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.