ECLI:NL:RBAMS:2006:AV5269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-5574 VEROR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening kapvergunning Kruitbos te Muiden

In deze zaak heeft KNSF Vastgoed B.V. een aanvraag ingediend voor een kapvergunning voor het Kruitbos te Muiden, met als doel het terrein te onderzoeken op explosieven. Het college van burgemeester en wethouders van Muiden heeft deze aanvraag afgewezen. KNSF Vastgoed B.V. heeft vervolgens een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het onderzoek op korte termijn kon plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van zodanige onverwijlde spoed dat het verzoek moest worden toegewezen. De rechter heeft overwogen dat de mogelijke gebreken in het bestreden besluit niet voldoende aanleiding gaven om het verzoek toe te wijzen, vooral omdat het toewijzen van het verzoek zou leiden tot onomkeerbare gevolgen.

De rechter heeft vastgesteld dat de kapvergunning was geweigerd op basis van de ecologische en landschappelijke waarde van het Kruitbos, en dat de belangen van KNSF Vastgoed B.V. niet zwaarder wogen dan deze andere belangen. De rechter heeft ook opgemerkt dat de kosten van beveiliging van het terrein niet gespecificeerd waren en dat er geen substantieel risico was aangetoond dat de huidige situatie gevaarlijk was. Bovendien was er geen bewijs dat de weigering van de kapvergunning zou leiden tot vertraging in de uitvoering van de voorgenomen woningbouw op het terrein.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen, maar heeft wel een datum vastgesteld voor de behandeling van de hoofdzaak, die op 21 april 2006 zal plaatsvinden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 05/5574 VEROR
tussen:
KNSF Vastgoed II B.V., gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden,
verweerder,
vertegenwoordigd door [J.H. de Z.] en [S.M. K.].
Tevens hebben als partij aan het geding deelgenomen:
Stichting Behoud Vesting Muiden e.a.,
vertegenwoordigd door mr. L.D.H. Hamer.
1. PROCESVERLOOP
Ter griffie van de rechtbank is op 7 december 2005 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het beroepschrift van verzoekster van 6 december 2005 gericht tegen het besluit van verweerder van 17 november 2005 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 8 februari 2006.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Verzoekster heeft op 1 augustus 2005 een kapvergunning aangevraagd voor het KNSF-terrein te Muiden (het Kruitbos). Het terrein dient te worden onderzocht op explosieven en voor dit onderzoek is de kap van (een gedeelte van) de houtopstand nodig. Het onderzoek naar explosieven is noodzakelijk voor het veilig opleveren van het terrein met het oog op voorgenomen woningbouw.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de kapvergunning geweigerd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het Kruitbos landschappelijk en ecologisch waardevol is en dat het belang van verzoekster minder zwaar weegt dan andere betrokken belangen.
De rechter acht nader onderzoek nodig gelet op de door partijen ingenomen standpunten en aangevoerde argumenten en de omvang van het dossier. De rechter zal dan ook geen uitspraak doen op het door verzoekster ingestelde beroep.
De rechter overweegt met betrekking tot het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening verder als volgt.
De rechter is op grond van het navolgende van oordeel dat verzoekster een belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening op korte termijn.
De rechter sluit niet uit dat de mogelijkheid om althans een gedeelte van het Kruitbos te kunnen kappen de oplevering van het terrein ten behoeve van de verdere uitvoering van plannen die op dit terrein betrekking hebben vergemakkelijkt. Niet in geschil is immers dat het terrein dient te worden onderzocht op de aanwezigheid van explosieven en niet onaannemelijk is dat de kap van houtopstand dit onderzoek kan vergemakkelijken. Ook maakt verzoekster kosten voor beveiliging van het terrein die noodzakelijk is met het oog op de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Verzoekster heeft verder aangevoerd dat het risico van ongelukken in verband met de mogelijke aanwezigheid van explosieven voor haar rekening komt.
De vraag of er sprake is van zodanige onverwijlde spoed dat het treffen van een voorlopige voorziening is vereist beantwoordt de rechter echter ontkennend. De rechter baseert dit antwoord op het navolgende.
De kosten van de beveiliging zijn door verzoekster niet gespecificeerd en worden door de rechter niet op voorhand zodanig hoog ingeschat dat deze doorslaggevend kunnen zijn. Ook is niet gebleken van een zodanig risico van ongelukken dat hierin een doorslaggevende factor is gelegen. Uit geen van de in het dossier opgenomen rapporten maakt de rechter op dat er bij het huidige gebruik van het terrein sprake is van een substantieel risico. Uit de rapporten valt wel op te maken dat er sprake is van een verhoogd risico bij bouw- en sloopwerkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat deze werkzaamheden op korte termijn zullen worden uitgevoerd. Daarbij acht de rechter van belang dat de beveiliging van het terrein bijdraagt aan de beperking van het risico.
Verder is de rechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de weigering van de kapvergunning leidt tot vertraging in de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling van het terrein. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat er sprake is van een nieuwe planning die is gebaseerd op nadere afspraken tussen verzoekster en verweerder en op de verwachte voortgang van de uitwerking van het streekplan door de provincie. De uitvoering van de eerste fase van de voorgenomen woningbouw kan in deze planning op zijn vroegst in september 2007 een aanvang nemen. De gefaseerde uitvoering van de kapwerkzaamheden kan dan in het winterseizoen 2006/2007 en het winterseizoen 2007/2008 plaatsvinden. Daar komt bij dat de rechter het op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd niet onaannemelijk acht dat het onderzoek naar explosieven althans gedeeltelijk kan worden uitgevoerd zonder dat houtopstand wordt gekapt.
Daar staat tegenover dat (de totstandkoming van) het bestreden besluit vragen oproept. De beantwoording daarvan gaat echter het bestek van deze voorzieningenprocedure te buiten.
De mogelijke gebreken die aan het bestreden besluit kleven geven de rechter echter, gelet op hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over haar belang bij het op korte termijn treffen van een voorziening, geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake is van zodanig onverwijlde spoed dat het verzoek moet worden toegewezen. De rechter acht het daarbij van belang dat het toewijzen van het verzoek 2leidt tot onomkeerbare gevolgen.
Nu de rechter geen uitspraak doet in de hoofdzaak maar er wel sprake is van enig spoedeisend belang van verzoekster bij een uitspraak van de rechtbank op haar beroep ziet de rechter aanleiding het verzoek om een spoedige behandeling van het beroep te honoreren. De rechter stelt de datum van het onderzoek ter zitting in de hoofdzaak vast op 21 april 2006.
De vraag of [J. B.] belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht zal worden beantwoord in het kader van de behandeling van de hoofdzaak. Het antwoord op deze vraag doet niet af aan hetgeen de rechter in het voorgaande heeft overwogen.
De rechter beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Gewezen door mr. H.P. Kijlstra, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. Haayer, griffier,
en openbaar gemaakt op: 10 februari 2006
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open
Afschrift verzonden op:
Coll.
DOC: C