ECLI:NL:RBAMS:2006:AX9434
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- B.M. Vroom-Cramer
- E. van Sliedregt
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering op grond van verjaring in het kader van Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1968, werd verdacht van oplichting, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien de opgeëiste persoon in Nederland zou worden vervolgd voor de feiten, de vervolging niet meer mogelijk zou zijn vanwege verjaring. De verjaringstermijn voor oplichting was in dit geval zes jaar, en deze termijn was verstreken op 7 april 2004, aangezien de feiten dateren uit 1996 en 1997.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Duitse justitiële autoriteiten de feiten als oplichting hebben aangeduid, maar dat er geen aanklacht voor valsheid in geschrift was ingediend. De rechtbank concludeert dat de feiten zoals omschreven in het EAB niet kunnen worden gekwalificeerd als valsheid in geschrift, omdat de enkele vaststelling van onjuiste informatie in een prospectus niet voldoende is om te concluderen dat deze prospectus vals is.
De rechtbank heeft ook de wetswijziging van 1 februari 2006 in overweging genomen, die de maximumstraf voor oplichting verhoogde, maar deze wijziging was niet relevant voor de onderhavige zaak, omdat deze pas na de verjaringstermijn van toepassing werd. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan, en heeft zij de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten geweigerd. De beslissing is genomen in het kader van artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat.