ECLI:NL:RBAMS:2006:BA1270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338166
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige elektriciteitsafname ten behoeve van hennepteelt

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2006, staat de onrechtmatige afname van elektriciteit door gedaagde A ten behoeve van hennepteelt centraal. Eiseres, Continuon Netbeheer N.V., vordert betaling van een bedrag van € 11.290,65, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, als schadevergoeding voor de elektriciteit die buiten de meter om is afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat A in de periode van 19 februari 2003 tot en met 10 januari 2005 elektriciteit heeft afgenomen zonder deze via de elektriciteitsmeter te registreren, wat heeft geleid tot schade voor Continuon.

De procedure begon met een tussenvonnis op 24 mei 2006, gevolgd door een comparitie op 22 september 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat A, ondanks dat hij de omvang van het elektriciteitsverbruik betwistte, onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn verweer te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de schatting van het elektriciteitsverbruik door Continuon, gebaseerd op aangetroffen koolstoffilters en andere bewijsstukken, aannemelijk is. A heeft erkend dat er hennepteelt heeft plaatsgevonden, maar heeft de omvang daarvan geminimaliseerd.

De rechtbank concludeert dat A toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met Continuon. De vordering van Continuon wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 1 februari 2005. A wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.281,32. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Continuon het bedrag kan vorderen voordat het vonnis onherroepelijk is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 338166 / HA ZA 06-814
Vonnis van 8 november 2006
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CONTINUON NETBEHEER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
procureur mr. E.W. van der Graaf,
tegen
A,
wonende te,
gedaagde,
procureur mr. J.B. Oreel.
Partijen zullen hierna Continuon en A genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2006 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken en kopieën van foto’s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen Continuon en A bestaat een overeenkomst tot het leveren van elektrische energie aan de woning van A aan het adres -- (hierna: de overeenkomst). De registratie van de levering van elektriciteit vindt plaats door middel van een elektriciteitsmeter die zich in het pand van A bevindt. Bij de opname van de meterstand door Continuon op 19 februari 2003 was de elektriciteitsmeter niet beschadigd.
2.2. Op 11 januari 2005 heeft de politie een inval gedaan in het pand. Daarbij is geconstateerd dat een aansluiting vóór de meterkast was geplaatst teneinde buiten de meter om elektriciteit te kunnen afnemen. Verder is geconstateerd dat de meterkast was beschadigd en de verzegeling was verbroken. De elektriciteit die buiten de meter om werd afgenomen, werd gebruikt voor een hennepkwekerij die zich in de woning van A bevond.
2.3. Ter comparitie heeft A, zakelijk weergegeven, verklaard dat er in zijn woning één hennepkweek is geweest en dat daartoe twee ruimten (hierna: ruimte A en ruimte B) van de woning werden gebruikt.
3. Het geschil
3.1. Continuon vordert, uitvoerbaar bij voorraad, A te veroordelen:
a. om aan Continuon te betalen een bedrag van € 11.290,65, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 2005 en kosten;
b. om aan Continuon te betalen een bedrag van € 904,00 ter zake de vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
c. in de kosten van de procedure.
3.2. Continuon legt aan haar vordering primair ten grondslag de overeenkomst tussen partijen op grond waarvan A gehouden is alsnog te betalen voor de door hem afgenomen elektriciteit en het toerekenbaar tekortschieten door A zoals bedoeld in artikel 6:74 BW. Continuon heeft ter comparitie gesteld dat de schatting van het elektriciteitsverbruik buiten de meter om niet gebaseerd kan worden op artikel 9 van de algemene voorwaarden van Nuon voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke verbruikers (hierna: de algemene voorwaar-den), dat derhalve het principe van vrije bewijslevering moet gelden en heeft subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat A onrecht-matig jegens Continuon heeft gehandeld door in de periode van 19 februari 2003 tot en met 10 januari 2005, buiten de meter om, elektriciteit te stelen.
3.3. De omvang van de door A afgenomen maar nog niet betaalde elektriciteit heeft Continuon laten berekenen in een door haar opgesteld rapport dat als productie 3 is overgelegd. Hiermee correspondeert een bedrag van € 8.064,00, exclusief BTW (€ 9.596,16 inclusief 19% BTW). Voorts heeft Continuon kosten moeten maken en schade geleden in verband met de beschadigde elektriciteits-meter, bestaande uit kosten voor het onderzoek aan de meetinrichting en kweekruimte, af- en aansluitkosten, plaatsing van een nieuwe meter, het terugbrengen van de verzwaarde aansluiting, een vergoeding voor de verzwaring en administratiekosten. Deze schade beloopt in totaal € 1.423,93, exclusief BTW (€ 1.694,48 inclusief 19% BTW).
3.4. A voert verweer. Hij ontkent de omvang van het door Continuon geschatte elektriciteitsverbruik buiten de meter om en ook de omvang van de door Continuon gestelde schade.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Als erkend dan wel onvoldoende betwist staat vast dat A in de periode van 19 februari 2003 tot en met 10 januari 2005 ten behoeve van hennepteelt in zijn woning buiten de elektriciteitsmeter om elektriciteit heeft afgenomen. Teneinde dit mogelijk te maken is de elektriciteitsmeter, die eigendom is van Continuon, beschadigd. A is op grond van de overeenkomst met Continuon gehouden alsnog een vergoeding te betalen voor de door hem afgenomen elektriciteit. Verder heeft hij niet betwist dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Hij is derhalve op deze grond gehouden de schade die Continuon als gevolg van zijn handelwijze lijdt, te vergoeden.
4.2. Continuon stelt dat zij ter zake van de beschadiging van de elektriciteitsmeter kosten heeft moeten maken van € 1.694,48 inclusief BTW, zoals omschreven onder 3.3. hierboven en in de conceptnota van Continuon die als blad 9 van het rapport is opgenomen. Deze kosten zijn door A onvoldoende gemotiveerd betwist en komen de rechtbank bovendien niet onredelijk voor. De rechtbank zal de vordering van Continuon tot schadevergoeding van € 1.694,48 inclusief BTW, derhalve toewijzen.
4.3. Ten aanzien van de omvang van het elektriciteitsgebruik buiten de meter om overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de berekening van de omvang van de buiten de meter om afgenomen elektriciteit gaat het rapport van Continuon uit van 2,69 kweken in de periode van 19 februari 2003 tot 11 januari 2005. Continuon baseert dit aantal onder meer op de aangetroffen, zeer vervuilde, koolstoffilters die gewoonlijk 4 kweken meegaan. A heeft niet betwist dat de aangetroffen koolstoffilters zeer vervuild waren en dat een koolstoffilter gewoonlijk 4 kweken meegaat. Ter comparitie heeft hij bovendien verklaard, zakelijk weergegeven, dat hem gezegd is dat dergelijke filters ook nog langer kunnen meegaan. Het komt de rechtbank dan ook aannemelijk voor dat bij een zeer vervuild filter, zoals zichtbaar op de foto’s 3 en 5 (productie 3 dagvaarding, fotoblad 3) in ruimte A en op de foto’s 2 en 3 (productie 3 dagvaarding, fotoblad 6) in ruimte B, van 4 kweken wordt uitgegaan.
4.4. Uit de lichte streep, daar waar de bevestigingsband van het koolstoffilter in ruimte A is verschoven, die te zien is op foto 5 (productie 3 dagvaarding, fotoblad 3, ter comparitie in kleurenkopie en vergroot door Continuon in het geding gebracht) kan worden opgemaakt dat het koolstoffilter schoon dan wel weinig gebruikt is opgehangen. Dit geldt evenzeer voor foto 3 van het koolstoffilter in ruimte B (productie 3 dagvaarding, fotoblad 6). A heeft desgevraagd ter comparitie geen serieus antwoord willen geven op vragen over de herkomst van de koolstoffilters en ook overigens onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat de koolstoffilters tweedehands zijn verkregen en na meermalen gebruik zijn opgehangen.
4.5. Omdat A zich tegenover Continuon op het standpunt heeft gesteld dat de elektriciteit voor de aangetroffen ventilator en afzuigers wel door de elektriciteitsmeter was geregistreerd, heeft Continuon een reductie in zijn voordeel toegepast en het aantal kweken op 2,69 gesteld. De reductie en de berekening daarvan, zoals door Continuon ter comparitie nader toegelicht, zijn als zodanig niet door A betwist.
4.6. Pas nadat A ter comparitie met de brief van zijn advocate van 6 april 2005 (productie 5 bij de dagvaarding) werd geconfronteerd heeft hij erkend dat in zijn woning hennepteelt heeft plaatsgevonden doch gesteld dat deze beperkt zou zijn gebleven tot één kweek. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat er in de periode van 19 februari 2003 tot 11 januari 2005 meer dan één hennepkweek in zijn woning heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt daarbij dat er sprake is geweest van een sterke stijging van het reguliere elektriciteitsverbruik na februari 2003 waarvoor aan de zijde van A geen afdoende verklaring is gegeven. Die stijging kan evenwel verklaard worden door de ventilator en afzuigers die door A voor de hennepteelt werden gebruikt en waarvan het elektriciteitsverbruik door de meter werd geregistreerd. De rechtbank overweegt daarbij voorts dat vast is komen te staan dat A niet voldaan heeft aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de verklaring van A dat er slechts één kweek heeft plaatsgevonden, niet geloofwaardig is.
4.7. A erkent dat een kweekcyclus van tien weken als norm genoemd wordt in het rapport van het openbaar ministerie inzake de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van april 2005. Deze norm kan bij onvoldoende gemotiveerde betwisting door A derhalve als uitgangspunt dienen voor de berekening van het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik.
4.8. Continuon gaat er in het rapport van uit dat gedurende een periode van (2,69 x tien weken =) 27 weken, maximaal gebruik van de bij de inval aangetroffen apparatuur in beiden ruimten van de woning ten behoeve van de hennepteelt heeft plaatsgevonden. A heeft ter comparitie erkend dat beide ruimten voor de door hem gestelde eenmalige hennepkweek werden gebruikt en de rechtbank maakt hier derhalve uit op dat voor de hennepteelt beide ruimten gelijktijdig werden gebruikt.
4.9. A betwist het maximaal gebruik van de aangetroffen apparatuur. Hij heeft echter niet feitelijk onderbouwd dat in ruimte A alleen 400 Watt lampen werden gebruikt, dat de lampen zo waren ingesteld dat zij om en om brandden en dat de aangetroffen apparatuur te omvangrijk zou zijn in verhouding tot de oppervlakte van de ruimten A en B.
4.10. Nu vaststaat dat A buiten de meter om elektriciteit heeft afgenomen is het – anders dan A meent – aan hem om voldoende feiten en omstandigheden te stellen die, indien bewezen, tot de conclusie leiden dat geen optimaal gebruik van de aangetroffen apparatuur in de bewuste ruimten heeft plaatsgevonden waardoor de omvang van de afgenomen elektriciteit lager moet zijn dan door Continuon berekend. De rechtbank is van oordeel dat A aan die stelplicht niet heeft voldaan en zal derhalve zijn verweer ter zake en zijn bewijsaanbod tot het horen van hemzelf als getuige, verwerpen.
4.11. A heeft voorts nog gesteld dat Continuon van een onjuiste periode, de periode 2001 tot 2003, is uitgegaan voor de berekening van het reguliere elektriciteitsgebruik en dat Continuon een latere periode, waarin een lager regulier elektriciteitsverbruik plaatsvond, als referentieperiode had moeten nemen. Het verweer van A dat het reguliere gebruik hierdoor te laag, en het onrechtmatig gebruik dus te hoog is berekend, wordt door de rechtbank verworpen. De elektriciteitsmeter was bij de opname van de meterstand door Continuon op 19 februari 2003 nog onbeschadigd en het is derhalve redelijk dat Continuon de periode daarvóór als referentieperiode heeft genomen omdat deze periode zoveel mogelijk het reële reguliere elektriciteitsverbruik zal hebben weergeven terwijl Continuon al met het extra reguliere elektriciteitsgebruik van de ventilator en afzuigers heeft rekening gehouden door het aantal kweken op 2,69 te stellen.
4.12. Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de omvang van de door A buiten de meter om afgenomen hoeveelheid elektriciteit in redelijkheid door Continuon in haar rapport is vastgesteld en voldoende aannemelijk moet geacht. De rechtbank zal derhalve ook de vordering van Continuon van € 9.596,16 (inclusief BTW), ter zake van nog te vergoeden elektriciteit, toewijzen.
4.13. De vorderingen van Continuon van € 9.596,16 en € 1.694,48, derhalve in totaal € 11.290,65, evenals, nu daartegen geen verweer is gevoerd, de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2005, zullen worden toegewezen als hierna vermeld.
4.14. De vordering van Continuon ter zake van buitengerechtelijke kosten wordt door de rechtbank afgewezen omdat niet is gebleken dat Continuon andere kosten heeft gemaakt dan die ter instructie van de procedure.
4.15. A zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Continuon worden begroot op:
dagvaarding € 78,32
vast recht € 299,00
salaris procureur € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.281,32
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt A om aan Continuon te betalen een bedrag van € 11.290,65 (elfduizend tweehonderd negentig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2005,
5.2. veroordeelt A in de proceskosten, aan de zijde van Continuon tot op heden begroot op € 1.281,32,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D. Ruizeveld en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2006.?