ECLI:NL:RBAMS:2006:BD2934

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.450.2006
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering in verband met criminele organisatie en toestemming voor overlevering voor georganiseerde of gewapende diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd op 19 juli 2006 door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen. De opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal. Tijdens de zitting op 3 oktober 2006 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door een advocaat en een tolk in de Arabische taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor de beschuldiging van georganiseerde of gewapende diefstal kon worden toegestaan, omdat dit feit ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank oordeelde dat de Belgische autoriteiten de vereiste garanties hadden gegeven voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland na een eventuele veroordeling. Echter, voor de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie kon de rechtbank de overlevering niet toestaan, omdat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor deze beschuldiging. De rechtbank concludeerde dat de Belgische autoriteiten niet in redelijkheid dit feit op het EAB konden aankruisen.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de inbeslagname van voorwerpen die bij de aanhouding van de opgeëiste persoon waren aangetroffen. De rechtbank heeft bevolen dat deze voorwerpen, waaronder een mobiele telefoon en documenten, aan de Belgische autoriteiten moeten worden afgegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de Overleveringswet, waarbij de rechtbank de relevante artikelen heeft toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.450.2006
RK nummer: 06/3416
Datum uitspraak: 17 oktober 2006
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 augustus 2006 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 19 juli 2006 door de justitiële autoriteit, de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen (België). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Almere Binnen" te Almere,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 oktober 2006. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. C.F. van Drumpt, namens mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft op die zitting de termijn genoemd in artikel 22, lid 1 Overleveringswet op grond van het bepaalde in artikel 22, lid 3 van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd. De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat het zittingsrooster van de rechtbank dusdanig vol is dat zij niet binnen de termijn van 60 dagen uitspraak zal kunnen doen.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een aanhoudingsmandaat bij verstek (notitie nr. 30.LB.41689/06) van 19 juli 2006 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid kunnen komen tot de aankruising van
georganiseerde of gewapende diefstal.
Het feit valt onder nummer 18 op bijlage 1 bij de OLW.
Op dit feit is bovendien naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Ten aanzien van het aangekruiste feit deelneming aan een criminele organisatie, te weten nummer 1 op bijlage 1 bij de OLW, ter zake waarvan de uitvaardigende justitiële autoriteit tevens de overlevering heeft gevraagd, komt de rechtbank tot het oordeel dat de overlevering hiervoor niet kan worden toegestaan. Uit de feitenomschrijving in het EAB en de brief van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen van 4 september 2006 komt geen enkele feitelijkheid naar voren die de stelling rechtvaardigt dat er sprake is van deelneming aan een criminele organisatie. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft dan ook niet in redelijkheid voornoemd feit op bijlage 1 bij de OLW kunnen aankruisen.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
6. Terugkeergarantie
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de OLW bedoelde garantie geeft.
De procureur des Konings bij het parket van de procureur des konings te Antwerpen heeft bij brief van 1 september 2006 de volgende garantie gegeven:
Gelet op de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon ga ik hierbij akkoord om de uit te leveren persoon, in geval van een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of in dien er een maatregel welke vrijheidsbeneming met zich brengt, wordt opgelegd in België, naar Nederland over te brengen op basis van het Verdrag inzake de overbrenging vann gevonniste personen (terugkeergarantie)
Ik deel U eveneens mede dat mijn ambt tevens instemt met de omzetting in Nederland van de in België op te leggen vrijheidsstraf zoals bedoeld in artikel 11 van het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen d.d. 21 maart 1983 (omzetgarantie).
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Aan deze voorwaarde is voldaan. Het onder 4 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet.
7. Beslag
De officier van justitie heeft voorts op 11 september 2006 gevorderd dat de rechtbank tevens zal beslissen op het verzoek van de uitvaardigende autoriteit met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerpen. Door de Belgische autoriteiten is bij brief van 4 september 2006 verzocht voorwerpen die de opgeëiste persoon bij zijn aanhouding in bezit had en die tot bewijs van strafbare feiten kunnen dienen, aan de uitvaardigende autoriteit af te geven. Nu bedoelde voorwerpen, te weten een Nokia mobiele telefoon en fotokopieën van in de portemonnaie van de opgeëiste persoon aangetroffen papiertjes met daarop namen en telefoonnummers, zijn in beslaggenomen bij de aanhouding van de opgeëiste persoon in verband met het onderhavige EAB, zal de rechtbank daarover in deze uitspraak beslissen. De opgeëiste persoon is door deze gang van zaken niet in zijn belangen geschaad.
8. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.
9. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 van de OLW.
10. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit zoals aangekruist op bijlage 1 bij de Overleveringswet, te weten georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit dat betrekking heeft op het feit zoals aangekruist op bijlage 1 bij de Overleveringswet, te weten deelneming aan een criminele organisatie, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
BEVEELT de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een Nokia mobiele telefoon en fotokopieën van in de portemonnaie van de opgeëiste persoon aangetroffen papiertjes met daarop namen en telefoonnummers aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2006.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.