ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ8761
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor overlevering aan Polen op basis van Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2007 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 29 november 2005 was uitgevaardigd door de Judge of the Circuit Court in Olsztyn, Olgierd Dabrowski-Zegalski. De opgeëiste persoon, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwersluis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De Poolse autoriteiten hebben een duidelijke omschrijving gegeven van het strafbare feit, dat betrekking heeft op het aanbieden van 19 valse cheques. De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen, die betoogde dat er onvoldoende informatie was om de opgeëiste persoon in staat te stellen zich te verweren. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de opgeëiste persoon schuldig is aan het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, uitsluitend door de Poolse rechter moet worden beoordeeld.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsvrouw over de schending van artikel 6 EVRM en de redelijke termijn overwogen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de opgeëiste persoon sinds 1998 onder de dreiging van strafvervolging heeft geleefd. De rechtbank oordeelde dat de overlevering moest worden toegestaan, omdat aan alle eisen van de OLW was voldaan. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.