ECLI:NL:RBAMS:2007:BA4649
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.G. Schoots
- T. van Muijden
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Recht op langdurigheidstoeslag en hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, en het College van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door drs. A.A. Brouwer. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om zijn aanvraag voor een langdurigheidstoeslag op grond van artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) af te wijzen. Eiser stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn bezwaarschrift mondeling toe te lichten, wat volgens hem leidde tot een onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd besluit.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder verplicht was om eiser te horen voordat op het bezwaarschrift werd beslist. De rechtbank benadrukte dat de uitzonderingen op de hoorplicht restrictief moeten worden toegepast en dat in dit geval niet was voldaan aan de voorwaarden om af te zien van het horen van eiser. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat eiser niet de kans had gekregen om zijn bezwaren toe te lichten.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de resterende verdiencapaciteit van eiser, wat ook een schending van de zorgvuldigheidseisen inhield. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de zorgvuldigheidseisen in bestuursrechtelijke procedures.