Trefwoorden: effectenlease/ zorgplicht/categoriemodel
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Rolnummer: 861700 / DX EXPL 07-1181
Vonnis van: 7 november 2007
F.no.: 581
Vonnis van de kantonrechter
1. [eiseres],
nader te noemen [eiseres],
2. [eiser],
nader te noemen [eiser],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
tezamen nader te noemen [eisers],
gemachtigde: mr. M.E. Bosman,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 5 april 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord van 4 juli 2007 van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is bepaald dat er een comparitie zal worden gehouden, welke heeft plaatsgevonden op 7 september 2007.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eisers], bij brief van 22 augustus 2007, en door Dexia, bij faxbericht van 24 augustus 2007, nog aanvullende stukken ingediend.
Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Daarna is vonnis bepaald.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
2. Vorderingen [eisers]
3. Standpunten [eisers]
4. Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de vorderingen.
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. [eiseres] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [eiser].
1.3. Op of omstreeks 5 september 1997 heeft [eiser] een lease-overeenkomst
ondertekend met de naam ‘Feestplan’ (hierna: lease-overeenkomst 1) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 40.560,60 (€ 18.405,60) aandelen leaset en dat hij de eerst 36 maanden termijnen van telkens € fl. 500,23 (€ 226,99) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl 100.587,90 (€ 45.644,80) waarin begrepen € fl. 60.027,60 (€ 27.239,34) aan rente. Deze overeenkomst is op 4 september 2007 door het verstrijken van de looptijd geëindigd.
1.4. De verkoopwaarde van de in lease-overeenkomst 1 genoemde aandelen bedroeg eind augustus 2007 omstreeks € 13.600,-.
1.5. [eiser] heeft ter zake van lease-overeenkomst 1 36 maandelijkse termijnen, voor een totaalbedrag van € 8.171,64, aan Dexia betaald.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op of omstreeks 1 oktober 1997 en is verricht ten laste van een en/of-rekening die op naam van beide eisers stond.
1.6. [eiser] heeft uit hoofde over de gehele looptijd van lease-overeenkomst 1 van Dexia in totaal € 4.711,71 aan dividenden ontvangen.
1.7. Op of omstreeks 13 mei 1998 heeft [eiser] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam ‘Feestplan II’ (hierna: lease-overeenkomst 2) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 40.660,04 (€ 18.450,72) aandelen leaset en dat [eiser] 36 maandelijkse termijnen van telkens fl. 501,46 (€ 227,55) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 100.835,24 (€ 45.757,04) waarin begrepen fl. 60.175,20 (€ 27.306,32) rente. Deze overeenkomst is thans nog niet geëindigd.
1.8. De verkoopwaarde van de in lease-overeenkomst 2 genoemde aandelen bedroeg na 60 maanden € 12.235,26.
1.9. [eiser] heeft ter zake van lease-overeenkomst 2 75 maandelijkse termijnen, voor een totaalbedrag van € 25.258,05, aan Dexia betaald.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op of omstreeks 1 juni 1998 en is verricht ten laste van een en/of-rekening die op naam van beide eisers stond.
1.10. [eiser] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 2 van Dexia tot op heden € 3.600,44 aan dividenden ontvangen, waarvan € 3.545,74 gedurende de eerste 60 maanden.
1.11. Op of omstreeks 27 oktober 2000 heeft [eiser] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam ‘Feestplan’ (hierna: lease-overeenkomst 3) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 57102459. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 40.566,51 (€ 18.408,28) aandelen leaset en dat [eiser] de eerste 36 maandelijkse termijnen telkens fl. 500,31 (€ 227,03) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 100.603,50 (€ 45.651,88) waarin begrepen fl. 60.036,99 (€ 27.243,60) rente. Deze overeenkomst is thans nog niet geëindigd.
1.12. De verkoopwaarde van de in lease-overeenkomst 3 genoemde aandelen bedroeg na 60 maanden € 4.602,07.
1.13. [eiser] heeft ter zake van lease-overeenkomst 3 82 maandelijkse termijnen, voor een totaalbedrag van € 18.616,46, aan Dexia betaald.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op of omstreeks 1 november 2000 en is verricht ten laste van een en/of-rekening die op naam van beide eisers stond.
1.14. [eiser] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 3 tot op heden van Dexia € 1.112,16 aan dividenden ontvangen, waarvan € 1.006,20 gedurende de eerste 60 maanden.
1.15. Op of omstreeks 27 oktober 2000 heeft [eiser] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam ‘WinstVer10Dubbelaar’ (hierna: lease-overeenkomst 4) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 36.862,34 (€ 16.727,40) certificaten leaset en dat [eiser] 120 maandelijkse termijnen van telkens fl. 250,- (€ 113,44) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 66.863,65 (€ 30.341,40) waarin begrepen fl. 30.001,31 (€ 13.614,-) rente. Deze overeenkomst is thans nog niet geëindigd.
1.16. De verkoopwaarde van de in lease-overeenkomst 4 genoemde certificaten bedroeg na 60 maanden € 11.032,54.
1.17. Ten tijde van de comparitie van partijen had [eiser] ter zake van lease-overeenkomst 4 80 maandelijkse termijnen, voor een totaalbedrag van € 9.076,-, aan Dexia betaald.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van het leasecontract vond plaats op of omstreeks 1 november 2000 en is verricht ten laste van een en/of-rekening die op naam van beide eisers stond.
1.18. Op of omstreeks 27 november 2001 heeft [eiser] een lease-overeenkomst
ondertekend met de naam ‘Troefplan’ (hierna: lease-overeenkomst 5) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer] en is mede ondertekend door [eiseres]. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 60 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 9.952,73 (€ 4.516,35) aandelen leaset en dat [eiser] een vooruit te betalen rentetermijn van fl. 4.577,55 (€ 2.077,20) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 14.530,27 (€ 6.593,55) waarin begrepen voornoemde rentetermijn. In november 2006 is deze lease-overeenkomst door het verstrijken van de looptijd geëindigd.
1.19. [eiser] heeft ter zake van lease-overeenkomst 5 aan Dexia betaald.
- een vooruitbetaald bedrag van € 2.077,20;
- ter zake van na te noemen eindafrekening € 320,20.
1.20. Op 27 november 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser], na verrekening van na te noemen opbrengst uit lease-overeenkomst 6, nog verschuldigd was € 320,20 waarvan € 73,39 aan een contractueel nog verschuldigde premie. De restant hoofdsom bedroeg € 4.470,97 en de verkoopwaarde van de effecten € 4.121,70.
1.21. Op of omstreeks 27 november 2001 heeft [eiser] een lease-overeenkomst
ondertekend met de naam ‘Troefplan’ (hierna: overeenkomst 6) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer] en is mede ondertekend door [eiseres]. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 60 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 9.970,64 (€ 4.524,48) aandelen leaset en dat [eiser] een rentetermijn van fl. 4.586,80 (€ 2.081,40) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 14.557,44 (€ 6.505,88) waarin begrepen voornoemde rentetermijn. In november 2006 is deze overeenkomst door het verstrijken van de looptijd geëindigd.
1.22. [eiser] heeft ter zake van lease-overeenkomst 6 aan vooruitbetaalde termijnen een totaalbedrag van € 2.081,41, aan Dexia betaald.
1.23. Op 27 november 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser] een bedrag van € 147,84 had te ontvangen. Dit bedrag is verrekend met lease-overeenkomst 5. De restant hoofdsom bedroeg € 4.524,48 en de verkoopwaarde van de effecten € 4.672,32.
1.24. Op lease-overeenkomsten 1 tot en met 6 (hierna: de lease-overeenkomsten) zijn de betreffende Bijzondere voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
1.25. Ten aanzien van [eisers] zijn de volgende persoonlijke omstandigheden gebleken.
[eiser] is geboren op 11 mei 1942. [eiseres] is geboren op 21 februari 1949.
[eiser] heeft een opleiding gevolgd aan de HTS tot werktuigbouwkundige. Hij was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten van beroep bedrijfsleider.
[eiseres] heeft een opleiding gevolgd aan de huishoudschool. Zij was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten verkoopster in een modezaak.
Het netto jaarinkomen van [eiser] bedroeg in 1997 € 30.293,58, in 1998 € 31.406,99, in 2000 € 31.953,90 en in 2001 € 36.742,35.
Het netto jaarinkomen van [eiseres] bedroeg in 1997 € 5.704,12, in 1998 € 5.697,02, in 2000 €5.532,22 en in 2001 € 5.431,05.
1.26. [eiseres] heeft aan [eiser] geen schriftelijke toestemming verleend voor het
aangaan van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 4.
1.27. Bij brief van 5 november 2004 heeft [eiseres] met en beroep op artikel 1:89 BW de vernietigbaarheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten 3 en 4.
1.28. Bij brief van 30 oktober 2005 heeft [eiseres] met een beroep op art. 1:89 BW de
vernietigbaarheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten 1, 2, 3 en 4 en terugbetaling gevorderd op een termijn van vier weken.
1.29. Naast voornoemde lease-overeenkomsten is [eiser] in 1996 een lease-overeenkomst genaamd ‘WinstVerdubbelaar’ en een lease-overeenkomst genaamd ‘Duolease’ met Dexia aangegaan. Uit hoofde van deze lease-overeenkomsten heeft hij in totaal een bedrag van € 3.184,34 aan dividenden en in totaal een bedrag van € 25.576,96 aan uitkeringen ontvangen.
1.30. [eisers] hebben op 9 maart 2007 aan notaris Kielstra een opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 van het Burgerlijke Wetboek (BW) gezonden, waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring van de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam gebonden te willen zijn.
2. Vorderingen [eisers] in conventie
[eisers] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten nietig, vernietigd of ontbonden zijn, althans deze lease-overeenkomsten te vernietigen dan wel te ontbinden;
- Dexia te veroordelen aan [eiser] de door hem voorafgaand en gedurende de duur van de onderhavige overeenkomsten betaalde bedragen, voor zover deze betalingen zien op betaling van rente en/of aflossing en een kostenvergoeding ter zake van de uitvoering van de onderhavige overeenkomsten, te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, ingaande het tijdstip van betaling ervan alsmede te vermeerderen met de door [eiser] als gevolg van het aangaan en uitvoeren van deze overeenkomsten geleden gevolgschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair:
- te verklaren voor recht dat Dexia ten opzichte van [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de lease-overeenkomsten en dat Dexia deswege aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade jegens [eiser] en dat Dexia deze schade aan [eiser] volledig dient te vergoeden;
meer subsidiair:
- te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eiser] en dat zij deswege aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade jegens [eiser] en dat Dexia deze schade aan [eiser] volledig dient te vergoeden;
subsidiair en meer subsidiair:
- te verklaren voor recht dat deze schadevergoeding als volgt berekend moet worden:
a. kwijtschelding van de restschuld van [eiser], inclusief gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten, zoals die aan het einde van de onderhavige overeenkomsten zal ontstaan;
b. terugbetaling van het totaal van de gedurende de looptijd van de lease-overeenkomsten door [eiser] aan Dexia betaalde maandtermijnen;
c. vergoeding aan [eiser] van de wettelijke rente over het onder b bedoelde bedrag, zulks vanaf de datum van betaling ervan;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
- Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.1. [eisers] stellen dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW, derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [eiseres] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [eiseres] deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[eisers] leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat [eiser] door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat Dexia misbruik heeft gemaakt van omstandigheden, althans dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben [eisers] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de overeenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
3.2. Volgens [eisers] is Dexia aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. De
schade bestaat volgens [eisers] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
3.3. Volgens [eisers] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen, telkens vanaf de momenten van betaling daarvan.
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers] en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat – kort gezegd – artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om [eiser] de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat een huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [eiseres] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de overeenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [eiser] ter zake van de lease-overeenkomsten hebben plaats gevonden van een en/of rekening die ten name van beide eisers stond, zodat [eiseres] in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten.
4.3. Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij misbruik van omstandigheden zou hebben gemaakt, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser] bij het aangaan van de overeenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eiser] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.3. Dexia betwist de schade, althans daarvoor aansprakelijk te zijn. Voor zover zij toch enig bedrag aan [eisers] moet betalen, dient volgens Dexia bij de begroting van dit bedrag rekening te worden gehouden met de bedragen die [eiser] uit hoofde van de onder 1.29 onder de feiten genoemde ‘WinstVerdubbelaar’ en ‘Duolease’ heeft ontvangen.
5. Beoordeling van de vorderingen
5.1. Dexia heeft ter comparitie naar voren gebracht dat zij alsnog een conclusie van eis in reconventie wenst in te dienen. De kantonrechter gaat aan dit verzoek voorbij, omdat een eis in reconventie slechts dadelijk bij het antwoord (in conventie) kan worden ingesteld en Dexia haar conclusie van antwoord reeds geruime tijd voor de comparitie van partijen heeft ingediend.
5.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
5.3. Lease-overeenkomsten als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop, ook de zogenoemde certificaat-producten. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.4. [eisers] hebben een beroep gedaan op de in art. 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid. De kantonrechter stelt voorop dat lease-overeenkomst 5 en 6 mede zijn ondertekend door [eiseres], zodat het beroep van [eisers], voor zover dit tevens ziet op de lease-overeenkomsten 5 en 6, in zoverre faalt. Overigens heeft [eiseres] in de onder de feiten genoemde brieven ook geen beroep gedaan op de vernietiging jegens overeenkomsten 5 en 6.
Ten aanzien van de overige lease-overeenkomsten overweegt de kantonrechter dat Dexia de verjaring van het beroep heeft ingeroepen en dat de verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van art. 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomsten. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomsten (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771).
5.5. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen zoals de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin de afnemer heeft betwist dat dit ook voor de echtgenoot gold.
5.6. In dit geval zijn de (vooruit)betalingen van de termijnen afgeschreven van een bankrekening welke mede op naam van [eiseres] stond. Daaruit volgt dat de huisbank van [eisers] daarvan kennis heeft gegeven middels bankafschriften die mede aan [eiseres] waren gericht. Er mag vanuit worden gegaan dat een echtgenote kennis neemt van (mede) aan haar gerichte post, zeker wanneer het berichten betreft aangaande een zo belangrijk onderwerp als de gezinsfinanciën. De bekendheid van [eiseres] met de lease-overeenkomsten kan daarom worden afgeleid uit betalingen vanaf de en/of-bankrekening, met ingang van de ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
5.7. Ter zitting is gebleken dat [eiseres] ook daadwerkelijk op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomsten. Dat zij nog heeft gesteld dat zij dacht dat het ging om sparen, doet daaraan niet af, nu bekendheid met de juridische kwalificatie van de overeenkomsten niet noodzakelijk is. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] telkens vanaf de maand volgend op de eerste betaling op de hoogte moet zijn geweest van de lease-overeenkomsten en dat, gelet op de datum van de onder de feiten genoemde brieven, het beroep van [eisers] op de vernietigbaarheid wegens strijd met artikel 1:88 BW moet worden afgewezen, omdat de bevoegdheid van [eiseres] was verjaard op het moment waarop zij voor het eerst de vernietigbaarheid inriep.
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
5.9. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eiser], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
5.10. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [eisers] zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
5.11. Uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [eiser] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiser] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eiser] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de overeenkomsten is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomsten wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
Misbruik van omstandigheden
5.12. De kantonrechter verwerpt het beroep van [eisers] op misbruik van omstandigheden. Uit hetgeen gesteld is, blijkt onvoldoende dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [eiser] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
5.13. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
5.14. [eisers] heeft Dexia verweten dat Dexia jegens hem de op haar rustende
zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
5.15. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om
Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover hij beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de overeenkomsten aan te gaan.
5.16. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de
kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers.
5.17. [eiser] heeft ter comparitie gesteld dat op hem categorie 2 van toepassing is.
Dexia heeft naar aanleiding hiervan gesteld dat [eiser] enige beleggingservaring moet worden toegedicht, omdat hij reeds eerder effectenlease-producten had afgesloten. Volgens Dexia is, gelet op de omstandigheden van [eisers], categorie 3 van toepassing.
5.18. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten geen relevante beleggingservaring had, reeds omdat [eiser] nog geen les had kunnen trekken uit de eerder door hem afgesloten effectenlease-overeenkomsten.
5.19. Gelet op de door [eisers] overgelegde belastingaangiften en hun toelichting daarop, gaat de kantonrechter bij de toepassing van voornoemd categoriemodel voorts ervan uit dat het vermogen van [eisers], waarmee tegenvallende resultaten op de lease-overeenkomsten zouden kunnen worden opgevangen, ten tijde van het aangaan van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten niet zodanig was dat hij in categorie 3 valt.
5.20. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.25 bij de feiten zijn vermeld en hetgeen hiervoor is overwogen, is op [eiser] categorie 2 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 55% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterende percentage voor rekening van [eiser] komt. In dit verband merkt de kantonrechter op dat het door [eiser] genoten fiscaal voordeel en de te verrekenen dividendbelasting zijn verdisconteerd in dit percentage.
5.21. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 1 zoals hierboven bedoeld, wordt allereerst verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. In het onderhavige geval komt dit neer op een bedrag van € 8.171,64. Voor de berekening van het in aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 18.405,60 en verminderd met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde € 13.600,- en met een bedrag van € 4.711,71 wegens aan [eiser] uitgekeerde dividenden.
5.22. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 1 bedraagt derhalve € 8.265,53. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 3.719,49 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.23. Door [eiser] is in het kader van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 8.171,64 betaald. Gelet hierop, op het totale bedrag dat [eiser] aan dividend heeft ontvangen en op het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven, is Dexia [eiser] uit hoofde van lease-overeenkomst 1 geen bedrag verschuldigd.
5.24. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 2 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 met LJN-nummer BA3914 gaat de kantonrechter met het oog op gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu – bijzondere omstandigheden daargelaten – een langer termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. In het onderhavige geval komt dit neer op een bedrag van € 13.653,-. Voor de berekening van het in aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 18.450,72 en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 12.235,26 en met een bedrag van € 3.545,74 wegens aan [eiser] in de eerste 60 maanden uitgekeerde dividenden.
5.25. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 2 bedraagt derhalve € 16.322,72. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 7.345,22 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.26. Door [eiser] is in het kader van lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 25.258,05 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht het totaal aan door hem ontvangen dividenden van € 3.600,44 en het hiervoor berekende bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 14.312,39.
5.27. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 3 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, conform hetgeen hiervoor is overwogen beperkt tot 60 maanden, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 13.621,80 te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 18.408,28 en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 4.602,07 en met een bedrag van € 1.006,20 wegens aan [eiser] in de eerste 60 maanden uitgekeerde dividenden.
5.28. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 3 bedraagt derhalve € 26.421,81. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 11.889,81 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.29. Door [eiser] is in het kader van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 18.616,46 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht het totaal aan door hem ontvangen dividenden van € 1.112,16 en het hiervoor berekende bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 5.614,49.
5.30. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 4 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, conform hetgeen hiervoor is overwogen beperkt tot 60 maanden, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 6.806,40 te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 16.727,40 en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 11.032,54.
5.31.Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 4 bedraagt derhalve € 12.501,26. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 5.625,57 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.32. Door [eiser] is in het kader van lease-overeenkomst 4 een bedrag van € 9.076,- betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 3.450,43.
5.33. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 5 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het vooruitbetaalde bedrag van € 2.077,20, te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 4.516,35 en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 4.121,70.
5.34. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 5 bedraagt derhalve € 2.471,85. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 1.112,33 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.35. Door [eiser] zijn in het kader van lease-overeenkomst 5 een bedrag van € 2.077,20 en, op grond van de eindafrekening, een bedrag van 320,20 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 1.285,07.
5.36. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van lease-overeenkomst 6 zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst, hetgeen neerkomt op het vooruitbetaalde bedrag van € 2.081,40, te vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 4.524,48 en te verminderen met de opbrengst van de geleasete effecten, zijnde € 4.672,32.
5.37. Het totale nadeel uit overeenkomst 6 bedraagt derhalve € 1.933,56. Hiervan dient, gelet het in 5.20 genoemde percentage, een bedrag van € 870,10 voor rekening van [eiser] te blijven.
5.38. Door [eiser] is in het kader van overeenkomst 6 een bedrag van € 2.081,40 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven en het bedrag van € 147,84 dat hem blijkens de eindafrekening ten goede is gekomen, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 1.063,46.
5.39. Dexia stelt zich op het standpunt dat de bedragen die [eiser] uit hoofde van de onder 1.29 onder de feiten genoemde ‘WinstVerdubbelaar’ en ‘Duolease’ heeft ontvangen met de hiervoor door haar te betalen bedrag moeten worden verrekend. Deze stelling van Dexia faalt, nu bedoelde uitkeringen niet uit dezelfde rechtsverhouding tussen partijen voortvloeien als vorenbedoeld nadelen.
5.40. De kantonrechter merkt nog op dat bij de berekening van vorenstaande nadelen is uitgegaan van de cijfers zoals die ten tijde van de comparitie van partijen bekend waren. Voor zover [eiser] na de comparitie van partijen nog termijnbetalingen heeft verricht, zijn deze dan ook niet betrokken in het oordeel van de kantonrechter en dienen deze door Dexia te worden gerestitueerd.
5.40. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in
verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [eiser] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA 5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiser] betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiser] ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald.
Ontbinding
5.41. De door [eisers] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eisers] hebben derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.42. De overigens door [eisers] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eisers] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Verklaring voor recht
5.43. De vorderingen van [eisers] gericht op verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat zij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer hebben.
Buitengerechtelijke kosten
5.44. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
5.45. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5.46. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
5.47. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen:
- ter zake van lease-overeenkomst 2: € 14.312,39, vermeerderd met de wettelijke rente over 57% van de betalingen, telkens berekend vanaf het moment van betaling;
- ter zake van lease-overeenkomst 3: € 5.614,49, vermeerderd met de wettelijke rente over 30% van de betalingen, telkens berekend vanaf het moment van betaling;
- ter zake van lease-overeenkomst 4: € 3.450,43, vermeerderd met de wettelijke rente over 38% van de betalingen, telkens berekend vanaf het moment van betaling;
- ter zake van lease-overeenkomst 5: € 1.285,07, vermeerderd met de wettelijke rente over 54% van de betalingen, telkens berekend vanaf het moment van betaling;
- ter zake van lease-overeenkomst 6: € 1.063,46 vermeerderd met de wettelijke rente over 51% van de betalingen, telkens berekend vanaf het moment van betaling;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers]
gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 106,00
voor het exploot van dagvaarding € 84,31
voor salaris van gemachtigde € 600,00
In totaal € 790,31
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007 door mr. A. van Dijk, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter