ECLI:NL:RBAMS:2008:BD5995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/4642 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bouwaanvraag wegens het niet verlenen van vrijstelling voor een dakterras op een plat dak

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het oprichten van een dakterras. De aanvraag werd afgewezen door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid, dat het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaarde. De rechtbank Amsterdam heeft op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende gemotiveerd had waarom de NEN-norm voor natuurlijke afwatering doorslaggevend zou zijn bij de invulling van het begrip 'plat dak'. Verweerder had in zijn besluit niet voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht, aangezien hij was afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie. De rechtbank benadrukte dat de ratio van de Beleidsregels het behoud van architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten is, en dat aansluiting bij de afschotnorm voor natuurlijke afwatering niet voor de hand ligt. Bovendien had verweerder eiser niet in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden door de welstandscommissie, wat een schending van de vereiste zorgvuldigheid inhield. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de gemeente Amsterdam veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/4642 WW44
van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
vertegenwoordigd door mr. F.G. Horsting,
tegen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. N.G. Engering en S.M.I.L. Leegwater.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft een beroepschrift ontvangen gericht tegen een besluit van verweerder van 1 augustus 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het vooronderzoek na schorsing ter zitting van 3 augustus 2007 hervat. Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder nadere behandeling ter zitting uitspraak te doen is het onderzoek gesloten.
2. OVERWEGINGEN
Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het oprichten van een dakterras.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard. Hiertoe heeft verweerder onder meer overwogen dat in beginsel alleen medewerking wordt verleend aan bouwplannen die voorzien in dakterrassen die worden geprojecteerd op een plat dak. Het dak van eiser heeft een afschot van 8,3% waarmee het maximum afschot voor natuurlijke afwatering van 3% wordt overschreden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Vondelpark-/Concertgebouwbuurt". De gronden waarop het pand staat hebben de bestemming woningen.
Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan nu het bouwplan de maximum toegestane bouwhoogte van 14 meter met 3,5 meter overschrijdt.
Voor de beantwoording van de vraag of vrijstelling kan worden verleend voor bouwplannen als hier aan de orde, heeft verweerder beleid geformuleerd. Dat beleid is neergelegd in de Beleidsregels voor de toepassing van artikel 19, lid 3 WRO (hierna: de Beleidsregels).
Blijkens beleidsregel 2, onder A, van de Beleidsregels wordt vrijstelling slechts verleend indien het dakterrass wordt gerealiseerd op de platte (delen van) daken van de hoofdbebouwing.
Verweerder heeft eerst in het bestreden besluit kenbaar gemaakt dat hij bij de invulling van het begrip “plat dak” aansluiting zoekt bij de NEN-norm voor het afschot van natuurlijke afwatering. Hij is daarbij afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Op verweerder rust een verzwaarde motiveringsplicht in het geval hij afwijkt van het advies van zijn eigen bezwaarschriftencommissie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit niet voldaan aan deze verzwaarde motiveringsplicht. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de afschotnorm doorslaggevend dient te zijn bij de invulling van het begrip “plat dak” en waarom niet veeleer aansluiting is gezocht bij het dagelijkse spraakgebruik zoals dat door de bezwaarschriftencommissie is voorgestaan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, zoals verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht, de ratio van de Beleidsregels het behoud van architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten is. Aansluiting bij de afschotnorm voor natuurlijke afwatering ligt tegen deze achtergrond niet voor de hand.
Met eiser is de rechtbank verder van oordeel dat verweerder de vereiste zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen. Zoals verweerder ter zitting heeft erkend heeft hij eiser hangende de bezwaarprocedure ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de welstandscommissie. Dit geldt temeer nu verweerder eerst na het nemen van het primaire besluit de welstandscommissie om advies heeft verzocht.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in
deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan eiser het griffierecht ad € 141,-
(zegge: honderdéénenveertig euro) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 644,- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente
Amsterdam aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 19 november 2007 door mr. H.P. Kijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.Y. van Arnhem-Chau, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
Coll.
DOC: B