Parketnummer: 13/409119-06
PROMIS
Datum uitspraak: 3 november 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 oktober 2008 en 20 oktober 2008.
Aan verdachte is telastegelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 9 maart 2006, te Diemen en/te Amsterdam en/of te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) (onder meer):
- een of meer voertuigen, te weten (onder meer) een Volkswagen Golf voorzien van kenteken [nummer 1], en/of de (maandelijkse) huurpenningen van (telkens) een geldbedrag van 875 EURO (exl.BTW), in elk geval (telkens) een geldbedrag, en/of
- de huurpenningen voor de woning [adres 2] te Diemen van (telkens) een geldbedrag van 4.500 EURO (voor een totaalbedrag van 13.500 EURO), in elk geval (telkens) geldbedrag, en/of
- een of meer salarisbetalingen van Smart Vastgoed BV van 1100 EURO per maand (in elk geval een totaalbedrag van 2200 EURO), in elk geval (telkens) een geldbedrag, voorhanden gehad, terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voertuig(en) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
420ter/bis Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 mei 2006 te Amstelveen en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Smart Vastgoed BV [verdachte] zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers
heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) in strijd met de waarheid (onder meer) voornoemde arbeidsovereenkomst ondertekend, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen Smart Vastgoed BV en verdachte, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2003 tot en met 9 maart 2006 te Diemen en te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en haar mededader
- een voertuig, te weten een Volkswagen Golf voorzien van kenteken [nummer 1] en maandelijkse huurpenningen van 875 euro (excl. BTW) en
- de huurpenningen voor de woning [adres 2] te Diemen van telkens een geldbedrag van 4.500 euro en
- salarisbetalingen van Smart Vastgoed BV van 1100 euro per maand,
voorhanden gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat dat voertuig en die geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
in de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 mei 2006 te Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Smart Vastgoed BV en [verdachte] zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte en haar mededaders in strijd met de waarheid voornoemde arbeidsovereenkomst ondertekend, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen Smart Vastgoed BV en verdachte, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
Voor zover ten aanzien van de bewijsmiddelen in een voetnoot wordt verwezen naar de rubrieken, worden voor het bewijs de zich in de rubrieken bevindende ambtsedig opgemaakte processen-verbaal en geschriften gebruikt.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Bij zijn requisitoir heeft de officier van justitie het medeplegen van gewoontewitwassen door het voorhanden hebben van een Volkswagen Golf, de huurpenningen voor de woning [adres 2] te Diemen en salarisbetalingen van Smart Vastgoed BV wettig en overtuigend bewezen geacht. Voorts heeft de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen geacht het medeplegen van valsheid in geschrift door het valselijk opmaken van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Smart Vastgoed BV en verdachte. Naar het oordeel van de officier van justitie was sprake van voorwaardelijke opzet bij verdachte, waarbij zij het risico dat de Volkswagen Golf en de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf bewust heeft genomen en waarvan zij ten volle heeft geprofiteerd. Als bewijs hiervoor baseert de officier van justitie zich onder meer op de feiten dat het ging om grote bedragen die in contanten betaald werden en dat verdachte instemde met een fictief dienstverband bij Smart Vastgoed BV.
B. Het standpunt van de verdachte en haar verdediging.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het eerste telastegelegde feit nu er geen bewijs voorhanden is dat verdachte heeft geweten dat de Volkswagen Golf en de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. Er hebben zich ook geen omstandigheden voorgedaan waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze wetenschap wel had. Ten aanzien van het tweede telastegelegde feit heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Ten slotte heeft de raadsman verklaard dat hij in het bezit is gesteld van het persoonsdossier van verdachte en van zaaksdossier 10.1.0.
C. De redengevende feiten en omstandigheden en de beoordeling van de standpunten
1. Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen kan het volgende als vaststaand worden aangenomen.
Op 9 maart 2006 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres 2] te Diemen. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer 13 stuks administratie en 60 stuks administratie in beslag genomen.
Voorts heeft [persoon 1], werkzaam bij Smart Vastgoed BV, een schriftelijk autoverhuurcontract van Smart Vastgoed BV aan de politie overhandigd ten aanzien van een personenauto, merk Volkswagen Golf met kenteken [nummer 1], welke overeenkomst medeverdachte [medeverdachte 1] als huurder vermeldt. Tevens staat op de overeenkomst vermeld dat de overeenkomst ingaat op 1 november 2005 en eindigt op 1 november 2006 en dat de maandelijkse huurprijs € 875,- exclusief BTW bedraagt. [persoon 1] heeft verklaard, dat hij een Volkswagen Golf heeft verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 1] en dat hij wist dat deze auto uiteindelijk bestemd was voor verdachte. De huurtermijnen werden door medeverdachte [medeverdachte 1] in contanten betaald, aldus [persoon 1]. Verdachte heeft verklaard dat zij ongeveer het laatste jaar in een huurauto, een Volkswagen Golf, rijdt en dat medeverdachte [medeverdachte 1] dit voor haar heeft geregeld via Smart Vastgoed.
Voorts is onderzoek verricht naar de huur van de woning aan de [adres 2] te Diemen. Op 9 maart 2006 is [persoon 2] gehoord, die heeft verklaard dat hij eigenaar is van de woning en dat hij de woning via Smart Vastgoed BV verhuurt, waarbij de woning sinds oktober 2005 wordt verhuurd aan het bedrijf [(horeca)bedrijf 1]. Voorts heeft hij verklaard “Ik heb een huurcontract afgesloten met de huurder. Dit is een man, genaamd [medeverdachte 1]. Ik weet zijn achternaam niet. De maandelijkse huur bedraagt 4.500 euro. Dit wordt iedere maand contant betaald aan mij. [verdachte], [medeverdachte 1] en twee kinderen wonen hier.” [persoon 1] heeft eveneens verklaard dat de woning via Smart Vastgoed BV wordt verhuurd en dat deze wordt gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 1], waarbij de maandelijkse huur van € 4.500,- contant door medeverdachte [medeverdachte 1] wordt betaald. In het dossier is een kopie van het huurcontract gevoegd. In het huurcontract staat als huurder [(horeca)bedrijf 1] en als tekenbevoeg[persoon 5] vermeld. [persoon 5] heeft verklaard, dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem heeft gevraagd de woning op zijn naam te zetten en dat hij daar geld voor heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat zij met haar twee kinderen (onder wie de dochter van medeverdachte [medeverdachte 1]) sinds drie maanden aan de [adres 2] in Diemen woont. Voorts heeft zij verklaard: “De huur was 4500 euro per maand. Ik heb 1 keer dit bedrag aan [persoon 2] betaald, het geld lag toen op de keukentafel. Iemand die een sleutel heeft heeft dit geld op de keukentafel neergelegd. De mensen die een sleutel van de woning hebben zijn mijn zoon en dochter, en [medeverdachte 1].”
Uit onderzoek van de tijdens genoemde doorzoeking van de woning van verdachte in beslag genomen documenten bleek dat twee salarisspecificaties in beslag waren genomen. Het betrof salarisspecificaties van Smart Vastgoed BV ten name van verdachte over de maanden januari en februari 2006. Voorts werd op 20 april 2006 in het in beslag genomen voertuig BMW met kenteken [nummer 2] (welke medeverdachte [medeverdachte 1] in gebruik had) een witte envelop aangetroffen, welke envelop zeven salarisspecificaties bevatte van Smart Vastgoed BV op naam van verdachte betreffende de maanden mei 2005 tot en met november 2005. [persoon 1] heeft in dit verband verklaard: “[medeverdachte 1] had mij benaderd met de vraag of [verdachte] vaste inkomsten zou kunnen krijgen via Smart Vastgoed BV. Ik ben daar vervolgens mee akkoord gegaan en heb [persoon 4] de opdracht gegeven om [verdachte] aan te melden bij het UWV alsmede bij de salarisadministratie ACA. [medeverdachte 1] overhandigde vervolgens contant geld aan mij ter waarde van het bruto salaris van [verdachte] en deze werd via de salarisbetaling netto uitgekeerd aan [verdachte].” Uit onderzoek naar de Rabo-bankrekening van verdachte is gebleken dat zij op deze rekening twee maal een salarisbetaling van € 1.045,39 heeft ontvangen in de maanden september en oktober 2005. Voorts heeft [persoon 5], loonadministrateur bij ACA, een kopie van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Smart Vastgoed BV enerzijds en verdachte anderzijds aan de politie overhandigd, welke overeenkomst is gedagtekend op 1 mei 2005.
Verdachte heeft verklaard, dat het klopt dat zij niet bij Smart Vastgoed BV werkt en dat slechts sprake is van een constructie en dat het klopt dat het is om een geregeld inkomen te ontvangen terwijl zij er niet echt werkt.
Op de vraag wat voor werk medeverdachte [medeverdachte 1] doet heeft verdachte verklaard:“Ik heb geen idee, maar ik heb niet het idee dat hij in loondienst is bij iemand. Ik houd me niet bezig met wat hij doet, ik vertrouw hem niet.” Op de vraag hoe medeverdachte [medeverdachte 1] aan zo veel geld komt, heeft verdachte geantwoord:“Weet ik niet. Ik weet wel dat hij veel geld heeft want hij rijdt in dure auto’s en anders zou hij niet zoveel meiden achter hem aan hebben. Ik zie ook wel dat hij dure kleding draagt.”
2. Ten aanzien van feit 1 trekt de rechtbank uit het voorgaande de volgende conclusies.
Gelet op de verklaringen van [persoon 1] en verdachte - in combinatie met het zich in het dossier bevindende autoverhuurcontract - staat vast dat verdachte een Volkswagen Golf voorhanden heeft gehad, waarvan de huurpenningen door medeverdachte [medeverdachte 1] in contanten aan Smart Vastgoed BV werden voldaan. Gelet op de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 1] enerzijds en de verklaring van verdachte anderzijds staat voorts vast dat verdachte heeft gewoond op de [adres 2] te Diemen en dat de maandelijkse huur daarvan van € 4.500,- contant door medeverdachte [medeverdachte 1] werd betaald. Verdachte heeft zelf verklaard dat zij éénmaal de huur contant heeft betaald aan de verhuurder, nadat dit bedrag op haar keukentafel was gelegd. Vast staat dus dat medeverdachte [medeverdachte 1] maandelijks hoge bedragen aan huurtermijnen voor de Volkswagen Golf en de woning in contanten voor verdachte betaalde en dat verdachte hiervan wetenschap had. Voorts volgt uit de door [persoon 1] en verdachte afgelegde verklaringen in combinatie met genoemde salarisstroken en Rabobankafschriften dat verdachte via een fictief dienstverband met Smart Vastgoed BV gelden (in ieder geval twee salarisbetalingen) ontving van medeverdachte [medeverdachte 1].
Niet alleen leidt de rechtbank hieruit af dat het geld waarover de medeverdachte [medeverdachte 1] beschikte afkomstig was van misdrijf, maar ook dat verdachte moet hebben begrepen dat deze constructie tot doel had de werkelijke herkomst van de gelden te verhullen.
Verdachte moet immers hebben geweten – nu niets er op wees dat [medeverdachte 1] een bonafide ondernemer was en er ook geen voor haar kenbare aanwijzingen bestonden dat het geld waarover hij kon beschikken afkomstig was van volkomen, althans gedeeltelijk legale zakelijke activiteiten – dat het fictieve dienstverband alleen diende om de illegale herkomst van het geld te verhullen met het doel om de gelden uiteindelijk een legaal aanzien te geven. Datzelfde geldt voor de constructie die gevolgd werd als het gaat om de huurpenningen voor het huis en de leasekosten voor de auto. Ook verdachte moet daarom hebben geweten dat het vele contante geld dat [medeverdachte 1] fourneerde om de huur van haar huis en auto en om haar fictieve loon te betalen, ten minste gedeeltelijk van misdrijf afkomstig was.
Zij moet op zijn minst hebben gedacht dat het hier om voor de fiscus verzwegen inkomsten ging. Als dat al niet zo was, dan moet haar voorwaardelijk opzet worden verweten, gelet op haar verklaring dat zij niet weet wat medeverdachte [medeverdachte 1] doet en hoe hij aan zijn geld komt. Door zich onder genoemde omstandigheden niet te bekommeren om de herkomst van het geld, terwijl er wel concrete omstandigheden waren die een nader onderzoek door verdachte vergden en zij wel ten volle heeft geprofiteerd van het geld, heeft verdachte in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de gelden afkomstig waren uit enig misdrijf.
3. Ten aanzien van feit 2 zijn de conclusies van de rechtbank de volgende.
Gelet op de verklaringen van [persoon 1] en verdachte waaruit volgt dat sprake was van een vals dienstverband tussen verdachte en Smart Vastgoed BV, geïnitieerd door medeverdachte [medeverdachte 1], in combinatie met het in het dossier gevoegde schriftelijke arbeidscontract acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [persoon 1] ter zake deze arbeidsovereenkomst valsheid in geschrift heeft gepleegd.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten, telastegelegd onder 1 en 2, zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak voor feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Waar het de straftoemeting betreft komt de raadsman tot de slotsom dat een rechterlijk pardon (artikel 9a Sr) de juiste sanctie is.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze van de op te leggen sancties in het bijzonder ten nadele van verdachte het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende langere tijd geprofiteerd van gelden en goederen die haar door haar mededader ter beschikking werden gesteld, zonder zich ook maar in eniger mate de vraag te stellen op welke wijze haar mededader in het bezit kwam van de middelen om de uitgaven te bekostigen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte het verwijt worden gemaakt dat zij klakkeloos - terwijl onderzoek in de rede had gelegen - de goederen en de ontvangen gelden (waaronder huurpenningen van € 4500,- per maand) ten behoeve van haar zelf heeft gebruikt. Daarmee heeft zij zich begeven in het terrein van het witwassen. Daarnaast heeft verdachte niet geschroomd om actief mee te werken aan het opstellen van een valse arbeidsovereenkomst. Daarmee heeft zij het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in dergelijke documenten geschaad.
Onder die omstandigheden is er voor de door de raadsman bepleite wijze van strafafdoening geen plaats.
De rechtbank volgt daarmee de eis van de officier van justitie die recht doet aan de ernst van de feiten. De opgelegde voorwaardelijke straf heeft – behalve om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen – in het bijzonder nog als strafdoel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst zich wederom aan strafbare gedragingen schuldig te maken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van gewoontewitwassen;
medeplegen van valsheid in geschrift.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die haar in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Gelast de officier van justitie de teruggave te bevorderen van het Rolex-horloge van verdachte voor zover dit onder haar in beslag is genomen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en C. Kraak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2008.