ECLI:NL:RBAMS:2009:BI6354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1011111 DX EXPL 08-2747
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit effectenleaseovereenkomst en geschil over tijdige keuze voor verlenging

In deze zaak vordert Varde Investments (Ireland) Limited, eiser, betaling van een restschuld van € 13.183,82 van gedaagde, voortvloeiend uit een effectenleaseovereenkomst met Dexia. De overeenkomst, genaamd WinstVerDriedubbelaar, werd op 18 mei 2000 gesloten en eindigde op 19 mei 2003. Gedaagde heeft een 'Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod' ondertekend, waarin zij de mogelijkheid kreeg om te kiezen tussen verkoop, overname of verlenging van de effectenlease-overeenkomst. Gedaagde stelt dat zij tijdig heeft gekozen voor verlenging, maar Dexia heeft de effecten verkocht zonder haar keuze te honoreren, wat volgens gedaagde een tekortkoming van Dexia is. Varde, als rechtsopvolger van Dexia, stelt dat gedaagde haar verplichtingen niet is nagekomen en vordert betaling van de restschuld.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De kern van het geschil is of gedaagde haar keuze voor verlenging tijdig aan Dexia heeft kenbaar gemaakt. De kantonrechter concludeert dat Dexia onterecht tot verkoop van de effecten is overgegaan, aangezien gedaagde haar keuze voor verlenging tijdig heeft gemaakt. De rechter oordeelt dat, hoewel de exacte schade nog niet is vastgesteld, de vordering van Varde toewijsbaar is, zij het voor een lager bedrag dan gevorderd. Varde wordt in de gelegenheid gesteld om een berekening van de restschuld te overleggen, waarna gedaagde kan reageren. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor de rolzitting van 6 mei 2009, waar Varde haar berekening kan indienen en gedaagde daarop kan reageren. De verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak en rolnummer: 1011111 DX EXPL 08-2747
Vonnis van 8 april 2009
F.no.: 596
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eiser,
nader te noemen Varde,
gemachtigde: [gemachtigde],
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.H. Horst.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 13 juni 2008, met producties.
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties.
Bij tussenvonnis van 7 januari 2009 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 12 maart 2009. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
Voorafgaand aan de comparitie zijn van de zijde van Varde bij faxbericht van 4 maart 2009 stukken ontvangen. Van de zijde van [gedaagde] is bij faxbericht van 5 maart 2009 een productie ontvangen. Voorts heeft [gedaagde] ter comparitie afschriften van de brief van Dexia aan [gedaagde] van 12 mei 2003 en van de brief van [gedaagde] aan Dexia van 12 augustus 2007 overgelegd. Deze stukken behoren tot de processtukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
1.1. Dexia Bank Nederland N.V. is rechtsopvolgster onder algemene titel van de te
Leiden gevestigde Bank Legio Lease B.V. Uit dien hoofde is Dexia met betrekking tot de hierna vermelde overeenkomsten in alle rechten en verplichtingen van Legio-Lease B.V. getreden. Dexia en haar rechtsvoorganger worden hierna samen aangeduid als Dexia.
1.2. [gedaagde] heeft met Dexia op of omstreeks 18 mei 2000 voor de duur van 36 maanden een effectenlease-overeenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar en contractnummer [nr] gesloten (hierna: de overeenkomst).
1.3. Op 27 maart 2003 heeft [gedaagde] het "Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod" (hierna: het Dexia Aanbod of het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod) ondertekend. Door die ondertekening is [gedaagde] de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan. Daarin is onder meer bepaald dat [gedaagde] na de reguliere looptijd van de overeenkomst kan kiezen tussen de verkoop van de effecten, de overname van de effecten of verlenging van de overeenkomst. Voorts is daarin overeengekomen dat [gedaagde] haar keuze kenbaar dient te maken door een keuzeformulier en dat Dexia op de afloopdatum van de overeenkomst zal overgaan tot verkoop van de effecten indien Dexia het keuzeformulier niet tijdig heeft ontvangen.
1.4. In april 2003 heeft Dexia het keuzeformulier aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft dit keuzeformulier eerst niet geretourneerd. Bij brief van 12 mei 2003 heeft Dexia [gedaagde] nogmaals op de hoogte gesteld dat de overeenkomst op 19 mei 2003 afloopt en dat [gedaagde] tot dat moment nog niet kenbaar heeft gemaakt op welke wijze de overeenkomst dient te worden afgehandeld. Voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang, luidt de inhoud van de brief als volgt:
(… …)
"Wij verzoeken u dringend om uw keuze direct middels het bijgevoegde Keuzeformulier aan ons kenbaar te maken. Indien uw keuze niet tijdig bij ons bekend is, zullen wij overgaan tot verkoop van de effecten. (… …) Indien de afloopdatum 19 mei 2003 geen beursdag is, vindt de verkoop van de effecten plaats op de eerstvolgende beursdag.
Tot slot wijzen wij u erop dat u uw keuze uitsluitend middels het bijgevoegde Keuzeformulier kenbaar kunt maken en dat het niet mogelijk is uw keuze telefonisch door te geven of later te wijzigen.”
1.5. Het keuzeformulier als hiervoor bedoeld is op 13 mei 2003 door [gedaagde] ondertekend. Op dit formulier heeft zij keuzemogelijkheid 3 aangekruist, welke als volgt luidt:
"Keuze 3: Verlengen van de effectenlease-overeenkomst
Ik wil mijn WinstVerDriedubbelaar met contractnummer [nr] verlengen overeenkomstig de voorwaarden van de Overeenkomst Dexia Aanbod. Ik ben de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan toen ik mij voor het Dexia Aanbod aanmeldde.
(… …)
Binnen vijf dagen na 19 mei 2003 verstuurt Dexia mij een bevestiging van de verlenging."
(… …)
1.6. Na verloop van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst op 19 mei 2003 geëindigd en heeft Dexia de effecten verkocht. Dexia heeft op voornoemde datum een eindafrekening opgesteld volgens welke [gedaagde] een restschuld van € 11.065,60 aan Dexia diende te voldoen. [gedaagde] heeft deze restschuld onbetaald gelaten.
1.7. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft de door Dexia en belangenorganisaties gesloten
overeenkomst (hierna de WCAM-overeenkomst) algemeen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. De WCAM-overeenkomst bevat een regeling met betrekking tot afwikkeling van de schade ontstaan uit effectenlease-overeenkomsten. Deze regeling wordt ook wel aangeduid als de "Duisenberg-regeling".
1.8. [gedaagde] heeft niet vóór 31 juli 2007 een schriftelijke verklaring als bedoeld
in artikel 7:908 lid 2 BW (een zogenaamde opt-outverklaring) ingediend.
1.9. Dexia heeft haar vordering op [gedaagde] bij akte van cessie d.d. 18 december
2007 overgedragen aan Varde. Bij brief van 10 januari 2008 is hiervan mededeling gedaan aan [gedaagde].
2. Vordering Varde
2.1. Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Varde tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 13.183,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.838,30 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening, alsmede haar te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder salaris van de gemachtigde en de nakosten.
2.2. Varde legt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aan haar vordering ten
grondslag. Er is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen waaraan [gedaagde] gebonden is door dat [gedaagde] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ondertekend. Indien dit niet het geval zou zijn is [gedaagde] gebonden aan de WCAM-beschikking en heeft de daarbij verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst ingevolge artikel 7:908 BW te gelden als een vaststellingsovereenkomst tussen Dexia en [gedaagde], nu [gedaagde] geen opt-outverklaring heeft gedeponeerd. [gedaagde] is daarom aan Dexia nog het bedrag van de eindafrekening verschuldigd. Ondanks aanmaning en sommatie is [gedaagde] in gebreke gebleven met de voldoening, waardoor zij tevens aansprakelijk is voor de kosten van de volgens Varde verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de rente.
3. Verweer [gedaagde]
in conventie
3.1. [gedaagde] legt - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar verweer ten grondslag. [gedaagde] stelt dat zij ingevolge het Dexia Aanbod heeft gekozen voor verlenging van de overeenkomst. In strijd met deze keuze heeft Dexia de aandelenportefeuille verkocht op 19 mei 2003, waardoor Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde] uit het Dexia Aanbod. [gedaagde] heeft immers haar keuze voor het verlengen van de overeenkomst tijdig kenbaar gemaakt. Zij heeft zich daarbij gehouden aan de instructies zoals door Dexia aangegeven in de brief van 12 mei 2003 en het keuzeformulier direct teruggestuurd.
Volgens de berekening van [gedaagde] zou de waarde van de aandelen bij het einde van de door haar beoogde verlenging van de overeenkomst € 15.428,58 hebben bedragen, terwijl deze bij eindafrekening op 19 mei 2003 slechts € 8.614,74 bedroeg. Nu het verzoek tot verlenging van de overeenkomst door Dexia is genegeerd, is [gedaagde] niets aan Dexia en daarmee aan Varde verschuldigd. [gedaagde] concludeert in conventie dan ook tot niet-ontvankelijk verklaring van Varde dan wel tot afwijzing van haar vordering.
in reconventie
3.2. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat Dexia, doordat zij in plaats van de door [gedaagde] verzochte verlenging van de overeenkomst tot verkoop van de aandelen is overgegaan, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het Dexia aanbod. Als gevolg hiervan heeft [gedaagde] schade geleden, welke schade zij – nader op te maken bij staat – in reconventie van Varde vordert.
4. Beoordeling
In conventie
4.1. Kern van het onderhavige geschil tussen partijen is of de door [gedaagde] ingevolge het Dexia Aanbod gemaakte keuze voor verlenging van de overeenkomst, tijdig aan Dexia kenbaar is gemaakt. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2. Dexia heeft [gedaagde] met de brief van 12 mei 2003 een laatste kans gegeven om haar keuze ingevolge het Dexia Aanbod kenbaar te maken. Zoals hiervoor weergegeven onder punt 1.4. diende [gedaagde] het keuzeformulier direct middels de bij de brief gevoegde antwoordenveloppe aan Dexia te verzenden. [gedaagde] heeft ter comparitie gemotiveerd aangevoerd dat zij het keuzeformulier direct na ontvangst van voornoemde brief aan Dexia retour heeft gezonden met gebruik van de antwoordenveloppe. [gedaagde] heeft derhalve conform de instructies van Dexia gehandeld. Hier heeft Varde slechts tegenover gesteld dat het formulier eerst op 19 mei 2003 door Dexia is ontvangen, zodat van tijdige verzending geen sprake kan zijn geweest. Voorts heeft Varde aangevoerd dat [gedaagde] in een brief van 12 augustus 2007 (derhalve meer dan vier jaar na verzending van het keuzeformulier) heeft aangegeven dat zij het keuzeformulier aangetekend zou hebben verzonden, waar zij thans geen bewijzen van overlegt.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt evenwel niet uit te sluiten dat - hoewel het formulier eerst op 19 mei 2003 bij Dexia op de daarvoor bestemde afdeling is ontvangen - [gedaagde] het formulier toch direct aan Dexia retour heeft gezonden en dus heeft gehandeld conform de instructies van Dexia. Nu in de brief van 12 mei 2003 enkel wordt aangegeven dat het formulier direct dient te worden geretourneerd en niet dat het keuzeformulier in ieder geval vóór 19 mei 2003 door Dexia moet zijn ontvangen, dient het risico voor de niet tijdige ontvangst van het keuzeformulier, na tijdige verzending daarvan, voor rekening van Dexia te komen.
4.3. Geconcludeerd wordt dan ook dat Dexia op 19 mei 2003 ten onrechte tot verkoop van de aandelen is overgegaan nu zij – conform het verzoek van [gedaagde] – de overeenkomst had moeten verlengen.
4.4. Hoewel een exacte berekening vooralsnog ontbreekt, kan reeds aan de hand van de door [gedaagde] berekende en niet door Varde betwiste waarde van de aandelen vastgesteld worden dat, ook indien de overeenkomst na 19 mei 2003 was verlengd (met de daarbij behorende doorlopende betalingsverplichtingen van [gedaagde]) en eerst na verlenging per 19 mei 2006 was beëindigd, [gedaagde] een restschuld aan Dexia had moeten betalen. De vordering van Varde zal derhalve toewijsbaar zijn, zij het voor een lager bedrag dan gevorderd.
4.5. Varde wordt daarom in de gelegenheid gesteld om op rolzitting van 6 mei 2009 bij akte een berekening te overleggen van de restschuld zoals deze zou zijn ontstaan indien de overeenkomst conform het verzoek van [gedaagde] was verlengd en derhalve eerst op 19 mei 2006 was geëindigd en haar vordering op dit punt aan te passen. Vervolgens zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij akte te reageren.
In reconventie
4.6. Nu ten onrechte geen verlenging van de overeenkomst heeft plaatsgehad moet het er in deze procedure voor worden gehouden dat Dexia tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde] voortvloeiend uit het Dexia Aanbod. [gedaagde] heeft als gevolg van deze tekortkoming door Dexia schade geleden. Deze schade kan [gedaagde] echter niet op Varde - immers een andere procespartij - verhalen. Ten overvloede wordt overwogen dat de schade ongedaan wordt gemaakt indien alsnog wordt afgerekend op grond van wat partijen elkaar bij beëindiging van de overeenkomst per 19 mei 2006 verschuldigd zouden zijn, zoals in conventie omschreven.
In conventie en in reconventie
4.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
I. verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 6 mei 2009 te 10.00 uur ter fine van hetgeen hierboven onder 4.5. is overwogen;
II. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.M.I. van der Does, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter