ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2757 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor vergroting van een balkon in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een bouwvergunning voor het vergroten van een balkon op de tweede verdieping van een gebouw in Amsterdam. Eiseres, die de aanvraag had ingediend, kreeg te maken met een afwijzing van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum. Dit besluit was gebaseerd op het advies van de welstandscommissie, die oordeelde dat het bouwplan in strijd was met de objectcriteria van de Welstandsnota 2006. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende had aangetoond dat het advies van de welstandscommissie onterecht was. De rechtbank benadrukte dat de objectcriteria ook betrekking hebben op de achtergevel en dat de loketcriteria, die een beperkte toets mogelijk maken, niet van toepassing zijn op balkons. Eiseres had geen deskundig tegenadvies ingebracht en had ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een afwijking van het welstandsbeleid rechtvaardigden.

De rechtbank ging verder in op het beroep van eiseres op schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er geen vergelijkbare gevallen waren die de afwijzing van de bouwaanvraag in twijfel konden trekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en verklaarde de afwijzing van de bouwaanvraag terecht. De uitspraak werd gedaan door rechter H.P. Kijlstra, in aanwezigheid van griffier S.M.P. Mulder, en werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: 08/2757 WW44
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. H.D. Hosper.
1. Procesverloop
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een bouwvergunning voor het vergroten van het balkon op de tweede verdieping van het gebouw [adres] afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2008 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2009. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam 1]. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de bouwaanvraag gehandhaafd wegens strijd met redelijke eisen van welstand. Verweerder heeft daartoe verwezen naar het advies van de welstandscommissie van 6 februari 2008. In dit advies heeft de welstandscommissie het bouwplan in strijd geacht met de artikelen 4.1.3 en 4.1.18. van de Welstandsnota 2006 (hierna: de welstandsnota). Uit deze zogenoemde objectcriteria volgt dat toegevoegde elementen ondergeschikt moeten zijn aan het geheel (artikel 4.1.3, onder f) en dat een erker of balkon deel moet uitmaken van de gevelcompositie en het materiaal en de kleur moeten aansluiten bij de hoofdbebouwing (artikel 4.1.18, onder a).
2.2. De rechtbank is van oordeel dat de welstandscommissie terecht heeft getoetst aan de objectcriteria van de welstandsnota en een juiste uitleg heeft gegeven aan deze criteria. Eiseres heeft aangevoerd dat de welstandscommissie zich had moeten beperken tot de detaillering en materiaal- en kleurgebruik. De loketcriteria op grond waarvan deze beperkte toets plaatsvindt zijn echter niet van toepassing op balkons. Bovendien hebben de objectcriteria die wel van toepassing zijn, anders dan eiseres stelt, ook betrekking op de achtergevel. Het standpunt van verweerder dat het bouwplan niet voldoet aan deze objectcriteria heeft eiseres onvoldoende bestreden en zij heeft ook geen deskundig tegenadvies ingebracht. Eiseres heeft verder geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder in dit geval in redelijkheid had moeten afwijken van zijn welstandsbeleid dan wel ondanks een negatief welstandsadvies toch tot verlening van de vergunning had moeten overgaan.
2.3. Nu verweerder de afwijzing van de bouwaanvraag terecht heeft gehandhaafd op grond van artikel 44, eerste lid, onder d, van de Woningwet, laat de rechtbank in het midden of verweerder in redelijkheid gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid tot (binnenplanse) vrijstelling op grond van artikel 12 van het bestemmingsplan “Jordaan”.
2.4. Ten aanzien van het beroep van eiseres op schending van het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit en ter zitting voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van met het balkon van eiseres vergelijkbare gevallen. Ten aanzien van Westerstraat 146 en [adres]-1e verdieping heeft verweerder gesteld dat de bouwvergunning is verleend vóór de inwerkingtreding van de welstandsnota. Ten aanzien van Laurierstraat 50 en Westerstraat 146 heeft verweerder gesteld dat het in dat geval gaat om tussenwoningen met balkons over de gehele breedte die niet vergelijkbaar zijn met de situatie van een binnenhoek van een bouwblok. De situatie van [adres]-4e verdieping heeft betrekking op een dakterras. Ten aanzien van Herenstraat 4E heeft verweerder ter zitting gesteld dat de binnenhoek in die situatie al was aangetast. Ten aanzien van Elandsgracht 57 heeft verweerder ter zitting gesteld dat in die situatie geen sprake is van een hoekopstelling. Nu het voorgaande door eiseres niet gemotiveerd is weerlegd, kan het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel naar het oordeel van de rechtbank niet slagen.
2.5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.P. Mulder, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2009.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van de uitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB