ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ8558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1448 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functieplaatsing van een ambtenaar na reorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de korpsbeheerder van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, verweerder. Eiser was werkzaam als projectleider en werd na een reorganisatie in een nieuwe functie geplaatst. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep dat eiser had ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin zijn bezwaar tegen de functiewaardering ongegrond werd verklaard. Eiser stelde dat zijn nieuwe functie niet overeenkwam met de werkzaamheden die hij feitelijk verrichtte en dat hij in aanmerking had moeten komen voor een hogere functie, projectleider B, schaal 10.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de functie waarin eiser was geplaatst, kan worden aangemerkt als een voortzetting van zijn oude functie. Dit betekent dat eiser als 'functievolger' moet worden gekwalificeerd, waardoor de vraag naar de passendheid van de nieuwe functie niet ter beoordeling voorligt. De rechtbank heeft begrip voor de onvrede van eiser over de functiebeschrijving, maar oordeelde dat deze discussie niet aan de orde was in het kader van de reorganisatie. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten, omdat het hanteren van het juiste toetsingskader tot dezelfde conclusie zou hebben geleid. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van een juiste functiewaardering en de rol van de rechter in het beoordelen van besluiten van bestuursorganen, vooral in het kader van reorganisaties binnen de publieke sector. De rechtbank heeft verweerder ook aangespoord om de onvrede over functiebeschrijvingen aan te pakken door middel van organisatieonderhoud.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1448 AW
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. G.M. Terlingen,
en
de korpsbeheerder van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. Th. Tanja.
1. Procesverloop
Eiser is werkzaam als inspecteur bij het korps van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (hierna: het korps).
Bij primair besluit van 1 november 2006 heeft verweerder eiser in het kader van een reorganisatie van de Dienst Regionale Recherche geplaatst in de organieke functie van projectleider technische opsporing A, gewaardeerd in salarisschaal 9, bij het Bureau recherche expertise Forensische Opsporing (FO).
Bij besluit van 12 maart 2008 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd (hierna: het bestreden besluit). Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op
20 augustus 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [persoon 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [persoon 2], functiekundige.
2. Overwegingen
2.1. Feiten
Eiser was vanaf 2000 bij het korps werkzaam als projectleider van de groep Ernstige Delicten. Nadat verweerder op 4 juli 2006 de functietypering van projectleider A, schaal 9 heeft vastgesteld, is eiser bij het primaire besluit van 1 november 2006 in deze functie geplaatst.
2.2. Standpunten van partijen
2.2.1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat onvoldoende reden bestaat om de beschrijving van de functie en de daarmee samenhangende waardering voor onjuist te houden. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiser structureel opgedragen werkzaamheden verricht die de typering van de functie van projectleider A te boven gaan. Verweerder heeft uiteengezet dat de leiding van en de verantwoordelijkheid voor het Bureau recherche expertise berust bij de bureauchef, die voor de dagelijkse leiding van FO wordt bijgestaan door een operationeel leidinggevende. Laatstgenoemde leidinggevende wordt voor de dagelijkse operationele leiding bijgestaan door twee projectleiders, schaal 9, waaronder eiser.
2.2.2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit niet door een juiste of volledige motivering wordt gedragen. Volgens eiser had hij in aanmerking moeten komen voor de functie van projectleider B, schaal 10, in hoofdzaak omdat hij samen met zijn collega projectleider en de teamleider leiding geeft aan 75 fte’s. Naar de mening van eiser is sprake van het verrichten van structureel opgedragen werkzaamheden die in substantiële zin de typering van projectleider A te boven gaan. Eiser heeft verder gewezen op het “Rapport benchmark onderzoek”, waarin is gekeken naar de functie van de huidige projectleiders schaal 9 met betrekking tot de toekomstige situatie en het beleid in de andere korpsen. De conclusies en aanbevelingen van dit rapport steunen eiser in zijn opvatting dat de huidige projectleiders A, schaal 9, moeten worden bevorderd naar de functie van projectleider B, schaal 10. Volgens eiser doet de vastgestelde functietypering geen recht aan hetgeen hij presteert. Ook heeft verweerder de typering niet getoetst aan de realiteit en aan de omstandigheden waaronder eiser leiding geeft. Tot slot heeft eiser benadrukt dat aan hem met ingang van 1 januari 2007 een toelage is toegekend ter grootte van het verschil tussen salarisschaal 9 en salarisschaal 10.
2.3. Beoordeling van het bestreden besluit
2.3.1. De rechtbank stelt voorop dat slechts de plaatsing van eiser in de functie van projectleider A in dit geding ter beoordeling voorligt. De vaststelling van een functietypering of functiewaardering valt dan ook buiten de omvang van dit geding. Eiser heeft nimmer bestreden dat zijn oude functietypering niet overeenkwam met de door hem (destijds) feitelijk verrichte werkzaamheden. In het kader van de reorganisatie is zijn oude functie omgezet in zijn nieuwe functie en is hij in die functie geplaatst. Op zichzelf verzet eiser zich daar niet tegen, maar stelt hij aan de orde dat zijn feitelijke werkzaamheden (nog steeds) niet stroken met zijn functietypering. Dat staat echter los van de reorganisatie. Nu eiser in de zin van de reorganisatie als een volger moet worden gekwalificeerd kan vergelijking van de feiten-typering niet nu aan de orde komen, maar alleen in het kader van door hem aangevraagd functieonderhoud.
2.3.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit miskend. Zowel uit het bestreden besluit als uit het verhandelde ter zitting is immers gebleken dat verweerder geen strikt onderscheid heeft gemaakt tussen de vaststelling van de functietypering projectleider A en de plaatsing van eiser in deze functie. Verweerder heeft er geen acht op geslagen dat in deze zaak slechts het besluit tot plaatsing ter beoordeling voorligt. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) overweegt de rechtbank dat het geschil zich toespitst op de vraag of verweerder eiser terecht heeft aangemerkt als een functievolger, wiens oude functie “één-op-één” is teruggekeerd in de nieuwe functie van projectleider A (zie de uitspraak van 6 mei 2004, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AO9317). Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag naar de passendheid van die nieuwe functie niet aan de orde. Evenmin is dan aan de orde of, naar eiser stelt, de nieuwe functie van projectleider B voor hem (meer) passend is en, zo ja, of dit betekent dat hij daarin had moeten worden benoemd.
2.3.3. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder in het bestreden besluit een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Verweerder heeft het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd, zodat dit besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep van eiser zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.3.4. De rechtbank ziet echter aanleiding te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten en overweegt daartoe als volgt.
Niet is in geschil dat de functie waarin eiser bij het primaire besluit is geplaatst kan worden aangemerkt als de voortzetting van zijn oude functie. Eiser moet dan ook als ‘functievolger’ in vorenbedoelde zin worden gekwalificeerd. Nu eiser is teruggekeerd in zijn eigen functie en geen sprake is van herplaatsing, is de vraag naar de passendheid van de functie gelet op de genoemde jurisprudentie van de CRvB niet meer aan de orde. De beroepsgronden die eiser in dat verband naar voren heeft gebracht, zoals weergegeven onder 2.2.2, hebben betrekking op de passendheid van de functie in relatie tot zijn feitelijke werkzaamheden en kunnen dan ook buiten beschouwing blijven.
2.3.5. Nu het hanteren van het juiste toetsingskader tot dezelfde conclusie zou hebben geleid, inhoudende dat het bezwaar van eiser ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
2.3.6. Wellicht ten overvloede stelt de rechtbank vast dat de functie van projectleider B, schaal 10 niet in het organigram van FO voorkomt. Dat brengt de rechtbank tot de opmerking dat eiser kennelijk de wijze waarop verweerder de herindeling heeft ingericht, wil aankaarten. Dit kan eiser doen door een verzoek om functieonderhoud aan zijn chef te richten. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij dit nog niet heeft gedaan.
2.3.7. De rechtbank heeft begrip voor de gevoelens van onvrede bij eiser, gezien de door hem ervaren kloof tussen zijn feitelijke werkzaamheden en hetgeen in zijn functietypering aan hem wordt opgedragen. Deze discussie ligt in deze zaak echter, zoals gezegd, niet ter beoordeling voor.
De rechtbank is verder gebleken dat binnen de organisatie van verweerder veel onvrede bestaat over de vastgestelde functiebeschrijvingen en de indeling van het functiehuis. De aangewezen weg om deze onvrede weg te nemen dan wel aan de orde te stellen is echter het door verweerder te plegen organisatieonderhoud en het door betrokkenen aan te vragen functie-onderhoud.
2.3.8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, die de rechtbank heeft begroot op € 322,00 als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift). De rechtbank ziet geen aanleiding een punt toe te kennen voor het verschijnen ter zitting, aangezien de rechtbank verweerder al in de zaak onder reg.nr. 08/1447 AW ten aanzien van het verschijnen ter zitting in de proceskosten heeft veroordeeld. Tevens dient het door eiser betaalde griffierecht van € 145,00 aan hem te worden vergoed.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderd vijfenveertig euro) aan eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser begroot op € 322,00 (zegge: driehonderd en tweeëntwintig euro), te betalen door verweerder aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter,
en mrs. H.P. Kijlstra en S.E. Reichert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2009.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB