ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3846

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-400250-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk vervalsen van betaalpassen en diefstal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte, een Roemeense onderdaan, beschuldigd van het opzettelijk vervalsen van betaalpassen en diefstal. De tenlastelegging omvatte meerdere artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder het opmaken of vervalsen van betaalpassen en het voorhanden hebben van skimapparatuur. De rechtbank heeft op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verdachte voor een van de tenlastegelegde feiten, namelijk het verblijven als ongewenst vreemdeling. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eerdere beschikking niet voldeed aan het gemeenschapsrechtelijke criterium, nu Roemenië sinds 1 januari 2007 lid is van de Europese Unie.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging voor de overige feiten. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie kritisch bekeken en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten 1, 2 en 3. De verdediging had betoogd dat er geen bewijs was dat de inbeslaggenomen goederen daadwerkelijk geschikt waren voor skimmen, en de rechtbank heeft deze argumenten overgenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, waardoor de verdachte op 2 juni 2009 werd vrijgelaten. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/400250-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 2 juni 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1961,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland - het Huis van Bewaring
“Almere Binnen” te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 mei 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.A. Kloos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. B.J.W. Tijkotte
en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2009 te
Heemskerk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of
(een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare
kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van
betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te
maken of te vervalsen door valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens
van (een) originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere
voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare
drager(s) van identiteitsgegevens te kopiëren/laden naar/op (een)
betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek
beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, welke zijn/is voorzien van een magneetstrip (tengevolge
waarvan met die laatstgenoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) en/of
waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en)
en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens
elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die
originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het
publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens mogelijk worden/wordt, zulks met het oogmerk om zichzelf
of een ander te bevoordelen een of meermalen (middels gereedschap) een metalen
strip voorzien van een (telefoon)camera voor het opnemen van pincodes en/of
een voorzetmond voor een kaartlezer voorzien van electronica voor het kopiëren
van magneetstrippen, in elk geval skimmingdevice en/of skimapparatuur, heeft
aangebracht en/of (weer) verwijderd op/van een geldautomaat (van de Fortis
Bank) (aan de [adres]);
(Artikel 45 jo 47 jo 232 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2009 te
Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een stof(fen) en/of voorwerp(en) en/of gegeven(s),
te weten een metalen strip voorzien van een (telefoon)camera voor het opnemen
van pincodes en/of een voorzetmond voor een kaartlezer voorzien van
electronica voor het kopiëren van magneetstrippen, althans skimmingdevice
en/of skimapparatuur, heeft/hebben vervaardigd en/of heeft/hebben ontvangen
en/of zich heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben verkocht en/of
heeft/hebben overgedragen en/of voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan
verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die bestemd was/waren voor het
opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van (een) betaalpas(sen) en/of
(een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare
kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van
betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, zulks met het
oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen;
(Artikel 47 jo 234 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2009 te
Heemskerk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Equens en/of een of meer bank(en) en/of
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of daarbij zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van (een) valse
sleutel(s), (middels gereedschap) een metalen strip voorzien van een
(telefoon)camera voor het opnemen van pincodes en/of een voorzetmond voor een
kaartlezer voorzien van electronica voor het kopiëren van magneetstrippen, in
elk geval skimmingdevice en/of skimapparatuur, heeft aangebracht en/of (weer)
verwijderd op/van een geldautomaat (van de Fortis Bank) (aan de [adres]);
(Artikel 45 jo 311 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2009 te Heemskerk, in elk geval in Nederland,
als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te
vermoeden dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet (thans
strafbaar gesteld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000), in elk geval op
grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
(Artikel 197 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Verdachte, onderdaan van Roemenië, is bij beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 23 oktober 2000 tot ongewenst vreemdeling verklaard.
In zijn arrest van 7 juni 2007 heeft het Hof van Justitie bevestigd dat een onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie slechts tot ongewenst vreemdeling mag worden verklaard indien het persoonlijk gedrag van betrokkene een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Dit gemeenschapsrechtelijke criterium is aanzienlijk strenger dan de algemene regels uit het vreemdelingenrecht ten aanzien van ongewenstverklaring. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de eerder vermelde beschikking niet voldoet aan voornoemd gemeenschapsrechtelijk criterium, nu Roemenie sinds 1 januari 2007 lid is van de Europese Unie.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie meegedeeld dat volgens het beleid van het openbaar ministerie in dergelijke gevallen niet tot vervolging van een verdachte wordt overgegaan. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd hem niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 4.
De rechtbank verklaart de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
3.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich, tezamen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 tenlastelegde feiten, gelet op onder meer de inhoud van:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2009 (waarnemingen van de verbalisanten en de aanhouding van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], p. 06 e.v.);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2009 (onderzoek van de paslezer en de kunststofbalk);
- de aangifte door [persoon 2] namens de Gezamenlijke Nederlandse Banken, opsporingscoördinator van de afdeling Fraud Control van Equens SE, te Utrecht en
- de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd:
? te ontrekken aan het verkeer:
1 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
-
[nr] -> door verdachte gebroken
? verbeurd te verklaren:
2 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 6300
[nr] -> in rechter achterzak.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman – samengevat – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
Ontbreken bewijs medeplegen:
Verdachte heeft geen strafbare betrokkenheid gehad bij de handelingen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en hij heeft noch opzet gehad op het strafbare feit, noch op de samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De stukken van het dossier bevatten geen bewijs dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepoogd te skimmen in Heemskerk.
Absoluut ondeugdelijke poging:
In het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] staat gerelateerd wat zijn onderzoek aan de kunststof balk en de paslezer heeft opgeleverd. Op pagina 2 heeft [verbalisant 1] gerelateerd dat beide voorwerpen in het beeld passen van skimmen, omdat de pasinvoer mogelijk was voorzien van elektronica om de gegevens op de magneetstrip te kopiëren. Voorts merkt [verbalisant 1] op dat de elektronica vermoedelijk afkomstig was van een GSM van Thaise oorsprong. Vreemd genoeg wordt hier geen nader onderzoek naar gedaan. Uit geen enkel onderzoek is komen vast te staan dat de apparatuur, waaraan alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben gezeten, geschikt zou zijn om te kunnen skimmen. Het valt geheel niet uit te sluiten dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in opdracht van anderen bezig waren met een experiment. Het kan dan wel lijken op skimapparatuur, maar als er niets gezegd kan worden over de eventuele werking en voor de hand liggend onderzoek is uitgebleven, is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging, althans in ieder geval geen strafbare poging.
Ten aanzien van feit 2
Er is geen bewijs dat de aangetroffen goederen skimapparatuur zijn, zoals hiervoor onder feit 1 is betoogd. Daarnaast blijkt uit het dossier op geen enkele wijze dat verdachte deze apparatuur voorhanden heeft gehad. Hij heeft het niet vastgehad en hij heeft de rugzak niet gedragen. Verdachte heeft dus geen feitelijke zeggenschap over de spullen gehad. Daarnaast is dit geen delict waarbij de non-distantie al medeplegen oplevert.
Ten aanzien van feit 3
Wat hiervoor is opgemerkt met betrekking tot de apparatuur geldt ook voor dit feit. Mocht de rechtbank toch aannemen dat daadwerkelijk skimapparatuur is geplaatst en verdachte medepleger is, dan geldt het volgende. Het enkel plaatsen van apparatuur levert naar de uiterlijke verschijningsvorm nog geen begin van uitvoering van diefstal op. Indien en voor zover het skimmen zou zijn gelukt, dan zitten er nog zoveel schakels, voordat er daadwerkelijk geld weggenomen kan worden, dat nog niet van een poging kan worden gesproken.
3.2. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie en met de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Door de raadsman is onder meer aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten zoals tenlastegelegd onder 1, 2 en 3 nu - zakelijk weergegeven - niet vast staat dat de inbeslaggenomen:
a. voorzetmond voor een kaartlezer voorzien van elektronica voor het kopiëren van magneetstrippen; en
b. metalen strip voorzien van een (telefoon)camera;
daadwerkelijk geschikt zijn om te “skimmen”.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van het bewijs op dit punt verwezen naar een proces-verbaal van bevindingen van de technische recherche d.d. 18 februari 2009 waarin onder meer is opgenomen dat de paslezer en de kunststof balk passen in het beeld van het skimmen van een gelduitgifte automaat van de Fortis bank doordat ze qua vorm en layout overeenkomen met een dergelijke automaat en dat beide voorwerpen passen bij skimmen in het algemeen, omdat de pasinvoer mogelijk was voorzien van elektronica om de gegevens op de magneetstrip van een betaalpas te kopiëren waarbij de kunststof balk boven het toetsenbord wordt geplakt om zo het intoetsen van de pincode te registreren.
In voornoemd proces-verbaal is tevens opgenomen dat de gebruikte elektronica op de paslezer vermoedelijk afkomstig was van een GSM van Thaise oorsprong en derhalve niet kon worden uitlezen. De elektronica is technisch niet onderzocht.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat noch uit dit rapport noch uit enig ander bewijsmiddel kan worden vastgesteld dat de inbeslaggenomen goederen daadwerkelijk geschikt zijn om te “skimmen”. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 1,2 en 3 tenlastegelegde feiten. Gelet hierop behoeven de overige door de raadsman gevoerde verweren verder geen inhoudelijke bespreking.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
-
[nr] -> door verdachte gebroken
2 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 6300
[nr] -> in rechter achterzak.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 2 juni 2009.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juni 2009.