2. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, zakelijk weergegeven, het tijdstip te bepalen waarop de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde zal eindigen, met veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen.
3. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen, kort samengevat, dat hun dochter [dochter] – nu 15 jaar oud – met beide ouders een goede relatie heeft. Zij woont met haar moeder in de woning op de benedenverdiepingen. [dochter] heeft echter de wens geuit om gedurende langere tijd, en mogelijk permanent, bij haar vader te gaan wonen. [dochter] is in de puberteit en heeft behoefte aan leiding en structuur. Haar moeder wordt in beslag genomen door haar carrière. [dochter] wil bij haar vader wonen en dat houdt meer in dan een regelmatig bezoek. De verwachting van [gedaagde] dat zij het pand na haar schooltijd zal verlaten, is onredelijk. Ook de door [gedaagde] gesuggereerde woningruil tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is onredelijk: [eiser sub 2] zal dan aan [eiser sub 1] een compensatie moeten betalen en daartoe is hij niet in staat.
4. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bedraagt de oppervlakte van de woning van [eiser sub 2] niet meer dan 34 m2 en is hij daarom voor de bewoning door vader en dochter ongeschikt. Als deze woning met het gehuurde wordt samengevoegd en wordt heringedeeld tot een oppervlakte van 65 m2 is hij wel passend. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat de gemeente Amsterdam heeft meegedeeld dat samenvoeging op grond van de Huisvestingsverordening mogelijk is.
5. Tegenover het verweer van [gedaagde] betwisten [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat [eiser sub 2] niet in de woning op de tweede verdieping van het pand woont, maar in een woning boven het door hem geëxploiteerde café [café]. [eiser sub 2] heeft de woningen boven het café verbouwd en werkt in het café, zowel overdag als vaak ’s avonds. Hij verblijft daarom niet veel in de woning op de tweede verdieping, maar woont er wel. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] betwisten voorts dat [eiser sub 2] [gedaagde] heeft willen intimideren.
6. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat hun belangen bij de beëindiging van de huur zwaarder wegen dan die van [gedaagde] bij de voortzetting ervan. [gedaagde] verblijft vrijwel nooit in het gehuurde, maar slaapt er uitsluitend. Kennelijk heeft hij geen relatie en bezoek ontvangt hij niet. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ligt zijn belang in de onwaarschijnlijk lage huurprijs van € 76,07 netto per maand, welk bedrag de kosten van onderhoud en overige lasten niet dekt. [gedaagde] is 55 jaar oud, is bouwkundig ingenieur en zal een inkomen hebben waarvan hij een bij zijn leeftijd en status passende woning zal kunnen huren. Op grond van zijn woonduur moet hij daarvoor in aanmerking komen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen grote investeringen in het pand te hebben gedaan en nog te moeten doen, ook in het gehuurde.
7. [gedaagde] betwist, kort samengevat, dat er sprake is van dringend eigen gebruik. Mogelijk hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de wens om het gehuurde zelf te gaan gebruiken, maar dat rechtvaardigt de beëindiging van de huur niet. [dochter] kan de door haar gewenste gezelligheid en hulp bij haar huiswerk goed in de bestaande situatie vinden: zij kan bij haar vader verblijven en via de trap eenvoudig weer naar haar slaapkamer bij haar moeder gaan. Als [eiser sub 2] en [dochter] al op de samen te voegen woning op de 2e en 3e verdieping willen gaan wonen, is dat hooguit voor de resterende schooltijd van [dochter]. [gedaagde] veronderstelt dat de werkelijke bedoeling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] erin ligt dat [dochter] na haar meerderjarigheid zelf in de samen te voegen woning gaat wonen, zodat moeder en dochter het gehele pand voor zichzelf hebben. De vader kan dan formeel gaan wonen waar hij nu feitelijk verblijft. Volgens [gedaagde] weegt dat belang niet op tegen de zijne bij de voortzetting van de huur. Hij bewoont het gehuurde sedert 30 jaar en doet dat op een normale wijze. De huurprijs is laag omdat het gehuurde nooit naar behoren is onderhouden. Hij heeft daarin steeds zelf de nodige investeringen gedaan.
8. [gedaagde] wijst erop dat [eiser sub 1] volgens haar eigen stelling in beslag wordt genomen door haar carrière en dat [eiser sub 2] zelf stelt overdag en vaak ’s avonds te werken. Kennelijk zijn zij niet bereid om tijd voor hun dochter vrij te maken. Hij ziet niet in waarom [eiser sub 2] wel tijd voor [dochter] zal vrijmaken als hij met haar zou samenwonen, terwijl hij thans niet doet.
9. [gedaagde] betwist voorts dat [eiser sub 2] in de woning op de tweede verdieping woont. [eiser sub 2] heeft hem in 2007 zelf verteld met zijn broer café [café] te zullen kopen en er boven te gaan wonen. Sinds anderhalf jaar heeft [eiser sub 2] geen dag in de woning op de tweede verdieping gewoond of geslapen. Hij komt er af en toe zijn post ophalen. [gedaagde] stelt ook dat [eiser sub 2] herhaalde malen op zijn deur heeft staan bonken en heeft gedreigd om hem met hulp van vrienden uit het gehuurde te zullen ontruimen. Volgens [gedaagde] heeft hij daarover contact opgenomen met de politie, maar zag deze geen aanleiding maatregelen te nemen.
10. Subsidiair, als voorwaardelijke eis in reconventie indien de huur beëindigd zou worden, vordert [gedaagde] veroordeling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot betaling van
€ 5.264,28 ter zake van verhuis- en herinrichtingskosten, zoals standaard door woningbouwverenigingen wordt betaald.
11. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voeren ten verwere in reconventie aan bereid te zijn deze kosten van verhuizing en herinrichting te voldoen.