ECLI:NL:RBAMS:2010:BM1670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-410879-09 (promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.M. van den Bergh
  • C. Kraak
  • A.C. Schaafsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanranding en mishandeling in een relatiecontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding en mishandeling van zijn ex-vriendin. De officier van justitie kwalificeerde de handeling van de verdachte, een 'zuigzoen' in de halsstreek, als aanranding, gezien de seksuele aard van de handeling en de afwijzing van de aangeefster. De rechtbank onderschreef dit standpunt en oordeelde dat de handeling een onaanvaardbare aantasting van de lichamelijke integriteit van de aangeefster vormde. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 13 oktober 2009 door geweld de aangeefster had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen en haar had mishandeld. De rechtbank weigerde de lezing van de verdachte, die stelde dat het slechts om een 'kleine' zuigzoen ging, en oordeelde dat het letsel dat de aangeefster had opgelopen overeenkwam met haar verklaring. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 40 uren opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die eerder was gediagnosticeerd met een gedragsstoornis door hersenbeschadiging. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldingsgebod en behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/410879-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 16 maart 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Horzinek en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.M. Hilhorst en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Amsterdam door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [persoon 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [persoon 1] door die [persoon 1]
een of (meer)ma(a)l(en) (met kracht) bij de nek en/of bij het lichaam vast te
pakken en/of vast te houden en/of door zijn, verdachtes, hand op de mond van
die [persoon 1] te duwen en/of te houden en/of door die [persoon 1] te duwen en/of door aan
die [persoon 1] te trekken gedwongen te dulden dat die [persoon 1] in de hals/nek werd
gezoend en/of een of meer zuigzoen(en) in de hals/nek kreeg;
en/of
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1] een of (meer)ma(a)l(en) (met kracht) bij de nek en/of bij het lichaam
heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of zijn, verdachtes, hand op de mond
van die [persoon 1] heeft geduwd en/of gehouden en/of die [persoon 1] heeft geduwd en/of aan
die [persoon 1] heeft getrokken en/of die [persoon 1] een of meer zuigzoen(en) in de
nek/hals heeft gegeven, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1] een of (meer)ma(a)l(en) (met gebalde vuist) tegen de mond en/of tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op 13 oktober 2009 te Amsterdam door geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [persoon 1] door die [persoon 1] met kracht bij haar nek en bij het lichaam vast te pakken en vast te houden gedwongen te dulden dat die [persoon 1] zuigzoenen in de nek kreeg.
en
op 13 oktober 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1] zuigzoenen in de nek heeft gegeven, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen.
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
op 14 september 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1] met gebalde vuist tegen de mond heeft gestompt, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, primair, en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De (raadsvrouw van) verdachte heeft ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit, omdat met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde het volgens verdachte slechts een “kleine” zuigzoen betrof. De lezing van verdachte wordt ondersteund door de foto’s van het letsel van aangeefster waarop slechts kleine plekjes te zien zijn. Op de foto’s heeft de aangeefster voorts plekken aan beide kanten van haar nek, terwijl uit de verklaringen blijkt dat verdachte haar slechts aan één kant heeft gezoend. Hierdoor blijft er ruimte voor de lezing van verdachte, aldus de raadsvrouw. Voorts is niet gebleken dat er sprake is geweest van dwang.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde merkt de raadsvrouw op dat verdachte dit feit ontkent, dat het objectief zo gegaan zou kunnen zijn zoals hij stelt. Van het tegendeel is naast de aangifte van het slachtoffer geen bewijs. De zwager van het slachtoffer heeft de worsteling niet gezien. Ook de latere intrekking van de aangifte geeft aan dat het slachtoffer daarin de waarheid niet hoeft te hebben verteld, aldus de raadsvrouw. Wegens gebrek aan bewijs verzoekt zij dan ook om vrijspraak voor verdachte.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 bewezen geachte heeft begaan op de hierna weergegeven feiten en omstandigheden in de (als voetnoten) weergegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
In de vroege ochtend van 13 oktober 2009 werd [persoon 1] afgezet voor de woning van haar zus aan de [adres 2]. Toen zij de voordeur van de woning wilde openen, kwam haar ex-vriend [verdachte] (verder: verdachte) aangelopen en duwde direct met kracht zijn platte hand tegen haar mond zodat zij niet kon praten of schreeuwen. Tevens voelde en zag [persoon 1] dat hij met kracht zijn arm om haar nek heen deed en haar nek stevig vast hield. [persoon 1] voelde dat verdachte haar optilde naar de overkant van de straat. [persoon 1] kon zich loswurmen door te bewegen en voelde dat verdachte haar weer los moest laten. Hij bleef haar echter wel telkens bij een van de armen vasthouden, zodat zij niet weg kon. Plotseling pakte verdachte haar stevig en dwingend vast. [persoon 1] vond het vies dat hij haar aanraakte en riep “nee, nee laat me los”. Zij zag en voelde dat verdachte met zijn mond richting haar nek ging en probeerde zich los te maken uit de greep. Verdachte hield zijn armen nog steeds stevig om haar middel. [persoon 1] voelde dat verdachte haar in haar nek zoende. Zij voelde dat hij ook hard begon te zuigen in haar nek en voelde dat hij haar meerdere zuigzoenen gaf.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Op 14 september 2009 werd [persoon 1] op de [adres 2] opgewacht door haar toenmalige vriend [verdachte]. (verder: verdachte). [persoon 1] had tegen verdachte gelogen over waar ze precies was geweest. Verdachte was hier boos over, pakte haar stevig vast en trok zich tegen haar aan. Om zichzelf los te rukken gaf [persoon 1] hem een duw tegen zijn borst. Direct hierna gaf verdachte haar met gebalde vuist kennelijk opzettelijk en met kracht een klap op haar mond. Hierdoor voelde [persoon 1] direct hevige pijn in haar mond en in haar hoofd. Ze was duizelig en voelde dat haar boventanden in haar bovenlip waren gekomen.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de mogelijkheid bestaat dat de lezing van verdachte juist is en er naast de aangifte geen objectief bewijs voorhanden is.
Beoordeling.
Het verweer van de raadsvrouw miskent dat het slachtoffer daags na mishandeling aangifte heeft gedaan en dat het op de dag van het incident door de op de Afdeling Spoedeisende Hulp van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis werkzame arts geconstateerde letsel met de verklaring van aangeefster in haar aangifte overeen komt: het geconstateerde letsel past bij de verklaring zoals door de aangeefster is afgelegd. Het verweer van verdachte dat het ook door hem waargenomen letsel is veroorzaakt doordat hij het hoofd van aangeefster vasthad, zij vervolgens ging draaien met haar hoofd waardoor zij met haar lip tegen zijn ijzeren horloge aankwam en vervolgens in haar lip beet, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het verweer wordt verworpen.
5. De strafbaarheid van de feiten
De officier van justitie heeft in het requisitoir betoogd dat de aan verdachte verweten “zuigzoen” moet worden gekwalificeerd als aanranding, gezien de seksuele aard van de handeling, die zou zijn verricht in strijd met de sociaal-ethische norm. Dit standpunt kan in het onderhavige geval worden onderschreven. Een kus in de halsstreek heeft in de man/vrouw verhouding tussen volwassenen die een relatie met elkaar hebben (gehad) een erotische gevoelswaarde. Gezien het feit dat aangeefster op het bewuste moment kennelijk niet van de lichamelijkheid die verdachte zocht gediend was – zij weerde hem immers af – was er sprake van een onaanvaardbare aantasting van de lichamelijke integriteit van aangeefster die, naast mishandeling, als aanranding moet worden gekwalificeerd.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, primair, en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte een meldingsgebod krijgt opgelegd en zich laat behandelen bij “De Waag” of een soortgelijke instelling, almede tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft, voor het geval niettegenstaande haar pleidooi voor vrijspraak aan verdachte straf zou moeten worden opgelegd, verzocht rekening te houden met de ten behoeve van cliënt opgestelde rapportage, waaruit blijkt dat cliënt zwakbegaafd is en hersenletsel heeft opgelopen waardoor hij moeite heeft met agressiebeheersing.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tot twee keer toe inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster. Eenmaal heeft hij agressief gedrag vertoond en haar tot bloedens toe geslagen en een andere keer heeft hij haar door aanranding op seksueel getinte wijze vernederd. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke vormen van geweld daar nog langere tijd psychische problemen van ondervinden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2009 heeft verdachte zich in het recente verleden eerder schuldig gemaakt aan mishandeling. Deze veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgestelde reclasseringsadvies d.d. 14 december 2009, waarin wordt opgemerkt dat verdachte in 2004 - kort weergegeven - werd gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsverandering door hersenbeschadiging. Verdachte werd toentertijd als verminderd toerekeningvatbaar aangemerkt. Kennelijk ondervond verdachte ten tijde van de thans bewezen geachte feiten nog steeds op dezelfde wijze hinder van zijn alstoen gediagnosticeerde gedragsstoornis. Om die reden is er aanleiding hem het bewezen geachte ook nu weer in verminderde mate toe te rekenen.
De reclassering heeft geadviseerd verdachte, naast het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en behandelverplichting op te leggen. De rechtbank zal dit advies overnemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard serieus te willen meewerken aan een behandeling om “zo te laten zien dat het hem goed gaat”.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in enige mate ten gunste van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, primair, en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Eendaadse samenloop van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Dat veroordeelde zich onverwijld stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt een meldingsgebod bij die instelling en/of een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke door de Reclassering aan te wijzen instelling.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. C. Kraak en A.C. Schaafsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2010.