RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 932301 DX EXPL 08-1311
Vonnis van: 7 juli 2010
F.no.: 632
Vonnis van de kantonrechter
de stichting STICHTING BEURSKLACHT,
te dezen handelend namens [naam 1] en [naam 2],
nader te noemen Beursklacht,
gevestigd te Zeist,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Burggraeve,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.P. Roth.
De procedure
Bij dagvaarding van 19 juni 2007, met producties, heeft Beursklacht in de zaak tussen partijen met rolnummer DX 07-1333 gevorderd zoals daarin omschreven. Vervolgens is de onderhavige zaak afgesplitst van deze zaak.
Op 2 augustus 2007 is een regiezitting gehouden. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens heeft Beursklacht een akte uitlating producties, wijziging van eis ingediend.
Bij vonnis van 23 april 2008 is de zaak verwezen naar de rol van 17 december 2008 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop beide partijen hebben verzocht om aanhouding.
Bij rolmededeling van 7 januari 2009 is de onderhavige zaak aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord heeft gegeven.
Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop Beursklacht te kennen heeft gegeven te willen voortprocederen.
Vervolgens zijn ingediend:
- de nadere conclusie naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad, met producties, van Beursklacht;
- de nadere conclusie, met één productie, van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. De volgende lease-overeenkomsten, met als wederpartij Dexia, zijn op naam van [naam 1] gesteld:
Nr Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1. [nr] 4 juni 1998 Spaarleasen € 8.095,35 180 mnd. € 44,97
2. [nr] 4 juni 1998 Spaarleasen € 4.048,08 180 mnd. € 22,49
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
1.3. [naam 2] heeft [naam 1] geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
1.4. Op 21 februari 2006 heeft Beursklacht een brief gestuurd aan Dexia waarin (onder meer) met een beroep op artikel 1:88 en 1:89 BW de lease-overeenkomsten worden vernietigd.
2. Het geschil
2.1. Beursklacht vordert, na wijziging van eis, op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
A. Dexia gelast om gegevens over te leggen met betrekking tot de aan- en verkoopkoersen en – data van de in het geding zijnde effecten, voor zover zij dat niet reeds gedaan heeft;
B. 1. voor recht verklaart dat de lease-overeenkomsten door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk zijn vernietigd;
2. Dexia te veroordelen tot terugbetaling van de terzake van de lease-overeenkomsten betaalde bedragen, te vermeerderen met de gevolgschade en de wettelijke rente vanaf het tijdstip van betaling;
C. 1. voor zover de vernietigingsbrief niet leidt tot buitengerechtelijke vernietiging, primair voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van de schriftelijke toestemming van [naam 2], dan wel deze te vernietigen of ontbinden;
2. Dexia te veroordelen tot terugbetaling van de terzake van de lease-overeenkomsten betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van betaling, te vermeerderen met de gevolgschade bestaande uit de kosten van de verlenging van de overeenkomsten dan wel de kosten van de financiering;
3. subsidiair, voor recht te verklaren dat Dexia jegens [naam 1] en [naam 2] tekort is geschoten in de uitvoering van de lease-overeenkomsten en daarom aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade en dat Dexia deze schade aan [naam 1] en [naam 2] volledig dient te vergoeden;
4. meer subsidiair, voor recht te verklaren dat Dexia jegens [naam 1] en [naam 2] onrechtmatig heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade en dat Dexia deze schade aan [naam 1] en [naam 2] volledig dient te vergoeden;
5. nog meer subsidiair, voor recht te verklaren dat de schadevergoeding als volgt berekend moet worden:
a. alsnog kwijtschelding van de restschuld van [naam 1] en [naam 2] (zijnde het verschil tussen de hoogte van de gesloten lening en de waarde van de geleasete aandelen bij verkoop ervan na het expireren van de onderhavige overeenkomsten) alsmede van hem gevorderde contractuele en/of wettelijke rente en contractuele kosten en/of buitengerechtelijke kosten, zoals die aan het einde van de onderhavige overeenkomsten zijn ontstaan;
b. terugbetaling van het totaal van de gedurende de looptijd van de lease-overeenkomsten door [naam 1] en [naam 2] aan Dexia betaalde inleg;
c. betaling aan [naam 1] en [naam 2] door Dexia van de als gevolg van het aangaan en uitvoeren van de onderhavige effectenlease-overeenkomsten bij [naam 1] en [naam 2] opgekomen gevolgschade, zoals deze bij [naam 1] en [naam 2] is opgenomen dan wel voor [naam 1] en [naam 2] afzonderlijk nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, welke gevolgschade is veroorzaakt door verlenging van de overeenkomst dan wel, indien van toepassing, de kosten die de financiering van de eenmalige inleg met zich brengen;
d. vergoeding van [naam 1] en [naam 2] van de wettelijke rente over het onder 5b bedoelde bedrag, zulks vanaf de datum van betaling ervan.
6. Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
D. Dexia veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten.
Beursklacht heeft de vordering tot schadevergoeding nader gespecificeerd zoals weergegeven in productie 1 van haar nadere conclusie. De schade met betrekking tot overeenkomst 1 bedraagt € 6.115,92, de schade met betrekking tot overeenkomst 2 bedraagt € 3.058,64, derhalve in totaal € 9.174,56.
2.2. Beursklacht heeft aan deze vorderingen – voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Beursklacht stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming van [naam 2] behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. Voorts stelt Beursklacht dat Dexia de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden en dat Dexia aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade.
2.3. Dexia heeft de vorderingen en de grondslagen daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
3. De beoordeling
Nietigheid dagvaarding
3.1. Dexia heeft aangevoerd dat de dagvaarding op de voet van artikel 120 Rv nietig is omdat een volmacht van [naam 2] aan Beursklacht ontbreekt.
3.2. Artikel 120 Rv schrijft voor aan welke vereisten de dagvaarding op straffe van nietigheid moet voldoen. Een van die vereisten is dat indien de eiser bij gemachtigde procedeert, de naam en het adres van de gemachtigde worden vermeld. Aan dit vereiste is voldaan. De wet vereist niet dat uit de dagvaarding blijkt dat de in de dagvaarding vermelde gemachtigde ook daadwerkelijk gemachtigd is. De stelling van Dexia dat de dagvaarding om deze reden nietig is, vindt dan ook geen steun in het recht. Evenmin kan deze stelling tot de conclusie leiden dat [naam 2] niet-ontvankelijk is, zoals Dexia ook heeft betoogd.
3.3. Bij nadere conclusie heeft Beursklacht als productie 3 een zogenaamd ‘Enquêteformulier Dexia-Procedures’ overgelegd. Onder punt 16. van dit formulier heeft [naam 1] het volgende vermeld:
“Het kontrakt is afgesloten op mijn naam, t.w.[naam 1], maar is afgesloten door mijn toenmalige vrouw (inmiddels mijn ex-vrouw). Het is door mijn ex-vrouw ondertekend, mijn handtekening staat dus niet op het kontrakt. Ik kwam na mijn scheiding +- 2001 achter dit kontrakt gekomen, mijn ex-vrouw verzorgde alle administratie en werd door mij niet gezien. Ondanks dat het kontrakt op mijn naam staat is het door mij nooit ondertekend en goed gekeurd.”
3.4. Overwogen wordt als volgt. In de procedure tot nu toe heeft Beursklacht zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] de contractuele wederpartij is van Dexia. Ook in haar nadere conclusie is Beursklacht niet van een andere situatie uitgegaan. Weliswaar is als productie bovengenoemde verklaring in het geding gebracht, maar Beursklacht heeft nagelaten de inhoud van deze verklaring – die er op neer komt dat niet [naam 1] maar [naam 2] de contractuele wederpartij van Dexia is – in haar stellingen te betrekken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat aan de verklaring van [naam 1] moet worden voorbij gegaan nu Beursklacht haar stellingen op dit punt niet heeft aangepast. Dit betekent dat [naam 1] moet worden aangemerkt als contractuele wederpartij van Dexia.
Beroep op artikel 1:88 jo 1:89 BW
3.5. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) worden de onderhavige overeenkomsten aangemerkt als huurkoop.
3.6. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [naam 1] voor het aangaan van de lease-overeenkomsten de toestemming van [naam 2] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [naam 2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
3.7. Dexia heeft aangevoerd dat [naam 1] en [naam 2] niet waren gehuwd ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten zodat [naam 2] geen beroep op artikel 1:88 jo 1:89 BW toekomt. De beantwoording van deze vraag kan in het midden blijven om redenen als hierna weergegeven.
3.8. Beursklacht heeft bij brief van 21 februari 2006 een beroep gedaan op de vernietiging van de lease-overeenkomsten. De aanhef van deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Tot mij wendde zich de heer [naam 1], wonende te [adres].”
3.9. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hieruit niet anders worden afgeleid dan dat Beursklacht in deze brief optreedt namens [naam 1]. De mogelijkheid de lease-overeenkomsten te vernietigen wegens het ontbreken van schriftelijke toestemming is echter niet gegeven om de handelende echtgenoot, [naam 1], de gelegenheid te geven aan de door hemzelf aangegane verplichtingen te ontkomen. Het standpunt van Beursklacht dat de brief mede is geschreven namens [naam 2] kan niet worden gevolgd. Overwogen wordt dat het voor Dexia duidelijk moet zijn wie op welke gronden de rechtsgeldigheid van de lease-overeenkomst wil aantasten, zodat zij zich hiertegen adequaat kan verweren. Daar past niet bij dat initieel alleen door [naam 1] ingenomen standpunten in een later stadium door [naam 2] alsnog worden overgenomen zonder Dexia hiervan in kennis te stellen. Ook de door Beursklacht als productie 12 bij akte uitlating producties, wijziging van eis overgelegde ‘Machtiging tot klachtbemiddeling’ maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat het hier een kennelijk intern document tussen Beursklacht en haar aangeslotenen betreft en Dexia hiermee niets van doen heeft, is het onderhavige document alleen ondertekend door [naam 1]. Geoordeeld wordt dan ook dat met de brief van 21 februari 2006 de lease-overeenkomsten niet rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd wegens het ontbreken van schriftelijke toestemming van [naam 2].
3.10. Voor zover [naam 2] haar beroep op de vernietiging van de lease-overeenkomsten bij dagvaarding heeft gedaan, heeft Dexia aangevoerd dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [naam 2] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
3.11. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
3.12. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat in maart 1999 en juli 2002 enige malen telefonisch contact is geweest met [naam 2] en [naam 1]. Dexia leidt hieruit af dat [naam 2] eerder dan drie jaar voor het vernietigingsberoep van het bestaan van de lease-overeenkomsten op de hoogte was.
3.13. Beursklacht heeft nagelaten in te gaan op de stelling van Dexia dat het recht om de lease-overeenkomsten te vernietigen is verjaard. Het enige wat daaromtrent door Beursklacht aan de processtukken is toegevoegd, is het in rechtsoverweging 3.3. genoemde Enquêteformulier. Overwogen wordt dat uit dit Enquêteformulier volgt dat [naam 1] zich op het standpunt stelt dat de lease-overeenkomsten door [naam 2] op zijn naam zijn afgesloten. Zonder nadere toelichting van Beursklacht, die ontbreekt, moet het ervoor worden gehouden dat [naam 2] van het begin af aan op de hoogte was van de overeenkomsten. De overeenkomsten zijn in 1998 aangegaan zodat er meer dan drie jaren zijn verstrekken tussen het moment van wetenschap bij [naam 2] in 1998, en het beroep op vernietiging, gedaan bij dagvaarding van 19 juni 2007. Het beroep van Dexia op verjaring slaagt derhalve.
3.14. Uit al het voorgaande volgt dat de vorderingen van Beursklacht voor zover gebaseerd op artikel 1:88 jo 1:89 BW dienen te worden afgewezen.
Beroep op nietigheid wegens ontbreken schriftelijke toestemming
3.15. In het geval de brief van 21 februari 2006 niet leidt tot vernietiging van de lease-overeenkomsten, heeft Beursklacht gevorderd de lease-overeenkomsten nietig te verklaren wegens het ontbreken van de schriftelijke toestemming van [naam 2].
3.16. Deze vordering kan niet worden toegewezen. Artikel 1:89 lid 1 BW bepaalt immers dat een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met artikel 1:88 BW heeft verricht, vernietigbaar is en niet nietig.
3.17. Uit het voorgaande volgt dat de overige door Beursklacht aangevoerde grondslagen van de vordering moeten worden beoordeeld.
3.18. Voor de maatstaven en beoordelingskaders verwijst de kantonrechter naar de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en 5 juni 2009 (LJN BH 2815) en van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983), welke als leidraad worden genomen. Door partijen zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die in het onderhavige geval een afwijking daarvan rechtvaardigen. Toepassing van die maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
A. er is sprake van huurkoop;
B. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden;
C. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
D. [naam 1] heeft schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
De kantonrechter verwijst naar het vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 (LJN BL0912), in het bijzonder de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.3 daarvan, welke hier worden overgenomen.
3.19. In het onderhavige geval dient op de schade eerst in mindering te worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW en vervolgens (op het restant) het deel van de schade dat [naam 1] wegens eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW zelf dient te dragen. De wijze waarop dit gebeurt wordt hierna uiteengezet.
3.20. Ingevolge artikel 6:100 BW dient in mindering te worden gebracht al het voordeel dat [naam 1] ingevolge de lease-overeenkomsten heeft genoten, zoals aan [naam 1] betaalde of toekomende dividenden. De kantonrechter zal dit voordeel in eerste instantie in mindering brengen op de schade bestaande uit de verschuldigde rente en eventuele periodieke aflossingen en vervolgens, voor zover dan nog een deel van het voordeel resteert, op de restschuld. Dit ligt het meest voor de hand, omdat deze betalingsverplichtingen zich eerder hebben voorgedaan dan dat de restschuld zich openbaarde.
3.21. Nadat het (eventuele) voordeel op de schade in mindering is gebracht, moet vervolgens worden beoordeeld in hoeverre de resterende door [naam 1] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door hemzelf veroorzaakt voor zijn rekening moet blijven. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de termijnen en de restschuld. Verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen 3.6 en 3.7 van eerdergenoemd vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 welke hier worden overgenomen. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging ‘verschuldigde’ termijnen en niet slechts van de ‘betaalde’ termijnen, omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.
3.22. In het geval nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [naam 1] werd gelegd, had Dexia het aangaan van de lease-overeenkomst behoren te ontraden. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat in dat geval van de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit termijnen in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [naam 1] behoort te blijven.
3.23. In het geval nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht hebben uitgewezen dat naar redelijke verwachting niet een onaanvaardbaar zware financiële last op [naam 1] werd gelegd, had Dexia het aangaan van de lease-overeenkomst niet behoren te ontraden In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter in dat geval van oordeel dat deze (na verrekening van voordeel resterende) schade aan termijnen geheel voor rekening van [naam 1] behoort te blijven.
3.24. De kantonrechter zal voor deze berekening uitgaan van hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter zal daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking nemen de zogenoemde “Nibud-basisnorm” (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [naam 1] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten (voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar : www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+en+woonlastnormen.htm).
3.25. De voor deze berekening benodigde gegevens ontbreken. Onder verwijzing naar genoemde arresten van 1 december 2009 van het hof te Amsterdam, alsmede naar de door deze rechtbank op 27 januari 2010 uitgesproken vonnissen (LJN BL0909, BL0911, BL0912, BL0913, BL0915, BL0916, BL1157), draagt de kantonrechter partijen op bij akte de in de aan dit vonnis gehechte bijlage genoemde gegevens te verstrekken, zoveel mogelijk onderbouwd met schriftelijke stukken waaruit de juistheid van deze gegevens blijkt, eventueel nog aangevuld met een toelichting. Tevens wordt aan partijen opgedragen een berekening over te leggen met betrekking tot de vraag of wel of geen sprake is van een zogenoemde onaanvaardbaar zware financiële last, zoals omschreven door het hof in zijn voormelde arresten. In dit kader wijst de kantonrechter erop dat het hof in voormelde arresten heeft overwogen dat de inkomens- en vermogenspositie van de afnemer kan worden bewezen door een van de belastingdienst te verkrijgen ‘biljet van een proces’ dat betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de betrokken lease-overeenkomsten zijn aangegaan, behoudens door Dexia te leveren tegenbewijs. Indien deze stukken reeds als productie zijn overgelegd, kan worden volstaan met een verwijzing daarnaar. Indien feiten of omstandigheden onduidelijk blijven terwijl deze zouden zijn gebleken uit stukken die een partij redelijkerwijs had kunnen overleggen, kan dat in het nadeel van die partij werken.
3.26. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
I. verwijst de zaak naar de rol van 11 augustus 2010 voor een akte aan de zijde van Beursklacht zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.25.;
II. draagt partijen op ter gelegenheid van de door hen nog in te dienen processtukken de in de aan dit vonnis gehechte bijlage genoemde gegevens, gestaafd met schriftelijke stukken en zo nodig voorzien van een toelichting, over te leggen.
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. M.D. Ruizeveld, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
De in het vonnis bedoelde over te leggen gegevens en schriftelijke stukken betreffen in elk geval het volgende. Voor zover een stuk reeds is overgelegd kan worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende productie.
Door eisende partij dienen, voor zover van toepassing, de volgende gegevens te worden overgelegd:
a. Een afschrift van de in artikel 7:908 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde mededeling aan de notaris (“opt-outverklaring”);
Door eisende partij dienen voorts nadere gegevens (zoveel mogelijk onderbouwd met bewijsstukken) omtrent zijn/haar/hun financiële situatie ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en)) te worden overgelegd, waaronder in elk geval:
b. Nadere informatie over het inkomen (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
c. Nadere informatie over het vermogen van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
d. Nadere informatie over de woonlasten (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
e. Nadere informatie over eventuele schulden en daarbij behorende maandelijkse verplichtingen (aflossing en rente) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
f. Nadere informatie over de leeftijd en gezinssamenstelling van afnemer ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
g. Nadere gegevens over eventuele overige bijzondere lasten (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en)), zoals bijvoorbeeld alimentatie.
Door gedaagde partij en eisende partij dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:
h. Een specificatie van de daadwerkelijk door afnemer aan gedaagde partij betaalde lease-termijnen (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag), al dan niet uit een vooraf gestort depot of als vooruitbetaling van toekomstige termijnen, en de daadwerkelijk betaalde restschuld (betaaldatum en bedrag);
i. Een specificatie (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag) van verrekende en/of door afnemer partij ontvangen dividenden dan wel andere voordelen uit de bij de lease-overeenkomst(en) betrokken effecten.
In geval van eerder en/of gelijktijdig afgesloten (en niet in het geding zijnde) lease-overeenkomsten:
Door eisende partij en gedaagde partij dienen ten slotte ten aanzien van tussen eisende partij en gedaagde partij eerder en/of gelijktijdig afgesloten (en niet in het geding zijnde) lease-overeenkomsten de volgende gegevens te worden overgelegd:
j. De hoogte van de leasesom, de looptijd en de datum van de beëindiging van de lease-overeenkomst;
k. Een specificatie van de daadwerkelijk door afnemer aan gedaagde partij betaalde lease-termijnen (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag), al dan niet uit een vooraf gestort depot of als vooruitbetaling van toekomstige termijnen, en de daadwerkelijk betaalde restschuld (betaaldatum en bedrag);
l. Een specificatie (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag) van verrekende en/of door afnemer partij ontvangen dividenden dan wel andere voordelen uit de bij de lease-overeenkomst(en) betrokken effecten, waaronder een eventueel positief resultaat.