RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10/5209 WWB, AWB 10/5211 WWB, AWB 10/5213 WWB en AWB 10/5437 WWB
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op 21 december 2010 in de zaken tussen
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. M.F. Vermaat,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M. Mulders.
Zitting hebben:
mr. H.P. Kijlstra, voorzieningenrechter,
mr. S.P.M. van Boheemen, griffier.
Partijen zijn ter zitting op 1 december en 21 december 2010 verschenen.
in de voorlopige voorziening (AWB 10/5437 WWB):
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 7 oktober 2010 tot de resultaten van het nader onderzoek door verweerder bekend zijn gemaakt aan verzoekster of zoveel eerder als op het bezwaar van verzoekster is beslist;
- bepaalt dat verweerder verzoekster met ingang van 1 januari 2011 bijstand verleent in de vorm van een geldlening totdat de resultaten van het nader onderzoek door verweerder bekend zijn gemaakt of zoveel eerder als op het bezwaar van verzoekster is beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan verzoekster;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
in de voorlopige voorziening (AWB 10/5211 WWB):
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst de besluiten van 27 oktober 2010 en 23 juni 2010 voorzover die betrekking hebben op de terugvordering van ten onrechte betaalde bijstand tot de resultaten van het nader onderzoek door verweerder bekend zijn gemaakt aan verzoekster of zoveel eerder als op de beroepen van verzoekster is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 437,00, te betalen aan verzoekster;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
in de voorlopige voorziening (AWB 10/5213 WWB):
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst de besluiten van 27 oktober 2010 en 9 juni 2010 voorzover die betrekking hebben op de terugvordering van ten onrechte betaalde bijstand tot de resultaten van het nader onderzoek door verweerder bekend zijn gemaakt aan verzoekster of zoveel eerder als op de beroepen van verzoekster is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 437,00, te betalen aan verzoekster;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
in de voorlopige voorziening (AWB 10/5209 WWB):
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Verweerder heeft het recht op bijstand van verzoekster opgeschort en vervolgens ingetrokken met ingang van 3 januari 2007 en de ten onrechte betaalde bijstand teruggevorderd. Verweerder heeft bij besluiten van 19 en 27 oktober 2010 de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft bij besluit van 7 oktober 2010 de aanvraag van verzoekster om bijstand afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder verwijt verzoekster dat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden doordat zij niet heeft gemeld dat zij medeverkoopster was van onroerend goed in Marokko. Verzoekster heeft in het kader van de opschortings-, intrekking- en terugvorderingbesluiten aangegeven dat zij niet op de hoogte was van deze transactie en dat zij geen geld heeft ontvangen. Verzoekster is verder van mening dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd om de ontbrekende pagina’s van de betreffende Marokkaanse notariële akte boven water te krijgen. Het is haar niet te verwijten dat haar dat niet is gelukt tot nu toe.
De voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) is van oordeel dat de afwijzing van de aanvraag van verzoekster onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft de afwijzing gebaseerd op het standpunt dat verzoekster redelijkerwijs kon beschikken over vermogen uit een onroerend goed transactie. Verweerder had dit standpunt, nu hij bekend was met hetgeen verzoekster tegen de opschortings-, intrekking- en terugvorderingbesluiten heeft aangevoerd, nader moeten onderbouwen. Wat verzoekster tegen die besluiten heeft aangevoerd komt er immers op neer dat zij zich, gemotiveerd, op het standpunt stelt dat zij niet kan beschikken over geld uit de transactie.
De rechter stelt vast dat verweerder alleen beschikt over een onvolledige kopie van de notariële akte. Deze kopie roept vragen op over de betrokkenheid van verzoekster. Partijen zijn het er over eens dat op zijn minst een kopie van de volledige akte nodig is om deze vragen te beantwoorden.
De rechter is verder van oordeel dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij inspanningen heeft verricht om een kopie van de volledige akte boven water te krijgen. Zo heeft de gemachtigde van verzoekster zich gewend tot de betrokken notaris in Marokko. Deze inspanningen zijn al in februari 2010 begonnen met het bevragen van familie en het doorzoeken van het huis van verzoekster.
De rechter stelt vast dat verweerder de beschikking heeft over mogelijkheden om onderzoek te doen naar de akte door middel van de inschakeling van de eigen dienst of van het Internationaal Bureau Fraudebestrijding.
De rechter is van oordeel dat, nu hij het niet onwaarschijnlijk acht dat verzoekster in bewijsnood verkeert, verweerder nu het onderzoek naar de akte ter hand moet nemen.
Gelet op de ontoereikende motivering van de afwijzing van de aanvraag, haar inspanningen om de volledige akte boven tafel te krijgen en de onderzoeksmogelijkheden die verweerder ter beschikking staan is de rechter van oordeel dat op dit moment de financiële nood van verzoekster zwaarder weegt dan het belang van verweerder om pas tot bijstandsverlening over te gaan op basis van de uitkomsten van nader onderzoek naar de notariële akte.
De rechter houdt bij het treffen van een voorziening rekening met de volgende omstandigheden. Het is niet uitgesloten dat nader onderzoek leidt tot de conclusie dat verzoekster geen recht heeft op bijstand. Verzoekster heeft zelf verklaard dat haar financiële situatie in januari van het komend jaar acuut wordt.
De voorziening houdt dan ook in dat verweerder voorlopig bijstand moet verlenen in de vorm van een geldlening met ingang van 1 januari 2011.
De rechter ziet in het voorgaande ook aanleiding om een voorziening te treffen die voorkomt dat verweerder tot terugvordering van verleende bijstand kan overgaan.
De rechter wijst de verzoeken die samenhangen met de opschorting en intrekking van de uitkering af nu verzoekster daarbij geen spoedeisend belang meer heeft.
De rechter doet geen uitspraak in de beroepen die verzoekster heeft ingediend tegen de beslissingen op bezwaar.
de griffier de voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB