ECLI:NL:RBAMS:2010:BP1887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-4832 BESLU
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) aan taxichauffeur na overtredingen luchthavenreglement Schiphol

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.S. Pols, had een verzoek ingediend tegen de weigering van de Minister van Veiligheid en Justitie om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) af te geven. Deze weigering was gebaseerd op meerdere overtredingen van het luchthavenreglement van Schiphol, waarbij de verzoeker als taxichauffeur zonder toestemming van de exploitant bedrijfsactiviteiten had uitgeoefend.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 2 november 2010 en betwijfelde of de overtredingen daadwerkelijk een veiligheidsrisico met zich meebrachten. De rechter oordeelde dat de overtredingen, hoewel ze concurrentievervalsing konden veroorzaken, niet zonder meer een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormden. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en bepaalde dat de verzoeker behandeld moest worden alsof hij in het bezit was van een VOG, totdat er een uitspraak was gedaan op het beroep.

Daarnaast werd de Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 150 en de proceskosten van verzoeker, die werden vastgesteld op € 874. De voorzieningenrechter benadrukte dat het screeningsprofiel voor taxichauffeurs niet limitatief was en dat de bodemrechter uiteindelijk zou moeten oordelen over de weigering van de VOG. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/4832 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
gemachtigde mr. J.S. Pols,
en
de Minister van Veiligheid en Justitie (rechtsopvolger van de Minister van Justitie),
verweerder,
gemachtigde mr. R.G.J. Wildemors.
Procesverloop
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoeker ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 27 mei 2010 (het bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 november 2010.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Inleidende bepalingen
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
1.2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb is de voorzieningenrechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2. Feiten en standpunten
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 maart 2010, waarbij verweerder heeft geweigerd een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) aan eiser af te geven, ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat verzoeker binnen de terugkijktermijn meerdere keren is veroordeeld wegens overtredingen van het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol (hierna: het luchthavenreglement), zijnde het uitoefenen van bedrijfsactiviteit op luchtvaartterrein zonder toestemming van de exploitant. Verweerder is van mening dat de overtredingen van het luchthavenreglement, indien herhaald in de functie van taxichauffeur, een risico opleveren voor de samenleving, doordat concurrentievervalsing ontstaat. Ook zouden volgens verweerder de openbare orde en de veiligheid hierdoor kunnen worden verstoord.
2.2. In beroep en in het kader van het onderhavige verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft verzoeker aangevoerd dat de overtredingen voortkomen uit protest tegen het taxibeleid rondom Schiphol. Deze overtredingen leveren volgens verzoeker geen belemmering op voor afgifte van een VOG, nu volgens het toepasselijke screeningsprofiel getoetst moet worden of het welzijn en de veiligheid van personen en goederen in gevaar kan komen. Hiervan is volgens verzoeker geen sprake.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder, om vast te stellen of aangetroffen antecedenten een belemmering vormen voor de afgifte van een VOG, een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen hanteert die zijn neergelegd in een bijlage bij de beleidsregels. Volgens het specifieke screeningsprofiel voor een taxichauffeur is deze belast met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen. Verder staat in dit screeningsprofiel het volgende: “Chauffeurs, werkzaam op schoolbusjes en het vervoer van gehandicapten, zijn ook belast met de zorg voor minderjarigen en/of de zorg voor personen die in een afhankelijkheidsituatie verkeren. In hun functie komt het vaak voor dat er een één op één relatie is, waarbij er sprake is van een al dan niet tijdelijke afhankelijkheid. Chauffeurs in het taxivervoer gaan daarnaast met contante en andere waarden om. Een van de risico’s in de taxibranche is het in gevaar brengen van de veiligheid van personen en goederen. Denk bijvoorbeeld aan dronken achter het stuur zitten, agressief rijgedrag enz. Daarnaast bestaat ook het gevaar van machtsmisbruik (zedendelicten), afpersing, afdreiging, diefstal of verduistering en vervalsing van bijvoorbeeld taxipassen.”
3.2. De voorzieningenrechter betwijfelt of de door verzoeker begane overtredingen van het luchthavenreglement, indien herhaald in de uitoefening van zijn functie, een gevaar opleveren als bedoeld in het screeningsprofiel. Door deze overtredingen ontstaat volgens verweerder immers (met name) concurrentievervalsing. Ook het risico op verstoring van de openbare orde en veiligheid door overtreding van het luchthavenreglement ziet de voorzieningenrechter niet direct terug in het screeningsprofiel. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat geen VOG aan verzoeker kon worden verleend. Verweerder heeft hier naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het bestreden besluit onvoldoende aandacht aan besteed.
3.3. De voorzieningenrechter acht het echter niet uitgesloten dat het besluit tot weigering van een VOG aan verzoeker desondanks in stand kan blijven, mede gelet op het feit dat het screeningsprofiel niet bedoeld is als limitatieve opsomming van risico’s op grond waarvan een VOG geweigerd dient te worden. De voorzieningenrechter laat het aan de bodemrechter over om hierover te oordelen en zal geen gebruik maken van zijn bevoegdheid om uitspraak te doen in de hoofdzaak.
3.4. Gelet op de hiervoor uitgesproken twijfel, gelet op het ontbreken van een acuut veiligheidsrisico en gelet op het belang van verzoeker om zijn werkzaamheden voort te zetten in afwachting van de uitspraak van de bodemrechter, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat verzoeker totdat uitspraak is gedaan op het beroep wordt behandeld als ware hij in het bezit van een VOG.
3.5. Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat het door verzoeker betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoedt en verweerder veroordelen in de proceskosten van verzoeker, die forfaitair worden begroot op € 874 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor de zitting).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker zal worden behandeld als ware hij in het bezit van een VOG, tot uitspraak is gedaan op het beroep;
- bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 150 aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 874, te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2010.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB