RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/4367 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Infotrans B.V.,
statutair gevestigd te Delft,
eiseres,
gemachtigde mr. P.W.M. Huisman,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.E. Panneman.
Bij besluit van 17 juli 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder medegedeeld geen aanleiding te zien voor het nemen van een verkeersbesluit.
Bij besluit van 29 juli 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2011.
Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres heeft een perceel aan de Noordzeeweg 21 in Amsterdam in erfpacht. Dit perceel bestaat uit een winkelpand en een parkeerterrein. Eiseres verhuurt het perceel aan Praxis Vastgoed B.V., die het ter beschikking stelt aan Praxis Doe-het-Zelf Center B.V.
1.2. Het Praxis-pand en het bijbehorende parkeerterrein waren bereikbaar via een westelijke inrit vanaf de openbare weg Luvernes (hierna: de westelijke inrit).
1.3. Op 20 december 2006 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het Stedenbouwkundig Plan Sloterdijk III vastgesteld. Ter uitvoering hiervan is de westelijke inrit afgesloten en het parkeerterrein van het perceel aan de Noordzeeweg 21 ontsloten via een nieuwe inrit aan de Diepen (hierna: de zuidelijke inrit).
1.4. In een uitspraak van deze rechtbank van 30 september 2010 is geoordeeld dat voor de afsluiting van de westelijke inrit geen verkeersbesluit nodig was. De verkeerssituatie om en nabij de zuidelijke inrit is in deze uitspraak niet aan de orde geweest. Deze uitspraak staat in rechte vast.
1.5. Bij brief van 9 juli 2009 heeft eiseres verweerder verzocht een verkeersbesluit te nemen dat het verkeer op het Praxis-terrein regelt en ook de concrete maatregelen die daarbij horen, aangezien het terrein in de nieuwe situatie aanzienlijk intensiever wordt gebruikt dan voorheen.
1.6. Bij primair besluit heeft verweerder medegedeeld geen aanleiding te zien een verkeersbesluit te nemen omdat het Praxis-terrein een privé-terrein is en verweerder daarom niet bevoegd is voor wat betreft de Wegenverkeerswet.
1.7. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het parkeerterrein van de Praxis beperkte toegang heeft. Het toegangshek is gesloten buiten de openingstijden. Alleen het consumentenverkeer van de Praxis maakt gebruik van het parkeerterrein. Er is dan ook geen sprake van een voor het openbaar verkeer openstaande weg, zodat voor het nemen van verkeersbesluiten of andere maatregelen geen plaats is.
1.8. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat door het gebruik van de zuidelijke inritten de verkeersdruk op het terrein is geïntensiveerd. Eiseres vreest als bezitter van het erfpachtrecht aansprakelijk te zijn voor de gevolgen van verkeersongelukken. Het terrein is een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Verweerder dient een verkeersbesluit te nemen vanwege de veiligheid op de weg.
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet (WVW) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
2.2. In artikel 2, eerste lid, van de WVW is bepaald dat de krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2.3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
2.4. Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de WVW geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
2.5. In artikel 18, eerste lid, van de WVW is bepaald dat verkeersbesluiten worden genomen:
a. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
c. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. In geschil is of het parkeerterrein van de Praxis een voor het openbaar verkeer openstaande weg is. Indien dit het geval zou zijn, is verweerder bevoegd een verkeersbesluit te nemen.
3.2. Eiseres stelt dat haar belang bij het nemen van een verkeersbesluit is gelegen in haar mogelijke aansprakelijkheid als erfpachter van het parkeerterrein. Verweerder heeft deze aansprakelijkheid niet weersproken. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat zij als belanghebbende bij het besluit is aan te merken.
3.3. Volgens rechtspraak van de Afdeling rechtspraak en van de Hoge Raad in strafzaken, waar deze vraag eveneens aan de orde is, is voor het bepalen of een weg voor openbaar verkeer openstaat als bedoeld in artikel 1 van de WVW 1994 de feitelijke situatie ter plaatse bepalend. De rechtbank is met partijen van oordeel dat ook in deze zaak de feitelijke situatie bepalend is.
3.4. De rechtbank acht de volgende punten van belang bij de beoordeling of sprake is van een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Het parkeerterrein van de Praxis is vrij toegankelijk van 9.00 tot 21.00 uur en op zaterdag tot 18.00. Op zon- en feestdagen is het parkeerterrein gesloten. Praxis heeft zelf de volgende borden geplaatst: “parkeren uitsluitend voor Praxis-klanten” en “gesloten in beide richtingen voor voertuigen”. Voorts is er een toegangshek dat buiten deze openingstijden is gesloten.
3.5. De rechtbank is van oordeel dat het terrein zolang het hek open is, vrij toegankelijk is voor alle weggebruikers. De omstandigheid dat Praxis zelf borden heeft geplaatst om het parkeren te reguleren maakt dat niet anders, dat zegt immers niets over de toegang tot het terrein. Van enige controle dat alleen Praxisklanten toegang hebben tot het terrein is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is het parkeerterrein om die reden dan ook aan te merken als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. De omstandigheid dat de rechthebbende in eigen hand heeft of het hek open dan wel gesloten is, sluit het openbare karakter gedurende de (ruime) openingstijden van het hek niet uit.
3.6 Verweerder heeft niet weersproken dat het gebruik van het terrein door de toegang via de zuidelijke inritten is geïntensiveerd. Voorts is ter zitting afdoende aangetoond dat de verkeersstromen minder overzichtelijk zijn geworden doordat men om het winkelpand heen moet rijden. Het is daarom mogelijk dat voorzieningen ter regeling van het verkeer - en daarmee een verkeersbesluit - nodig zijn.
3.7. Verweerder heeft ten slotte aangevoerd dat de gevolgen van het moeten nemen van een verkeersbesluit onevenredig zullen zijn, aangezien zij dan verkeersbesluiten moet nemen voor alle privéparkeerterreinen, ook indien de eigenaren van de terreinen dat niet wensen.
In een tijd waarin deregulering voorop staat is dat niet wenselijk.
De rechtbank kan dit argument in het kader van de Wegenverkeerswet niet volgen. Het is immers aan verweerder om voor alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, ook indien dit een privéparkeerterrein is, te beoordelen of de situatie ter plaatse voldoende veilig is. Indien voor de veiligheid noodzakelijk dient verweerder een verkeersbesluit te nemen, ook indien de eigenaar van dat terrein dat niet wenst. Dat neemt niet weg dat een eigenaar zelf maatregelen kan treffen om de verkeerssituatie zodanig veilig te maken dat geen verkeersbesluit nodig is.
3.8. Gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond. Verweerder dient binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. Voorts dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 298,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2011.
de griffier de rechter
is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.