vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 477189 / HA ZA 10-3897
Vonnis van 19 oktober 2011
de stichting
STICHTING HELL'S ANGELS AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. H.F.M. Struycken te Amsterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.R. ter Haar te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de stichting en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 november 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 1 juni 2011, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2011 met het daarin genoemde stuk.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 25 juni 2008 heeft de rechtbank in conventie een vordering van de gemeente tot ontruiming van een door de gemeente aan de stichting in gebruik gegeven terrein aan de H.J.E. Wenckebachweg 13 te Amsterdam toegewezen. In reconventie heeft de rechtbank de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de door de stichting gemaakte kosten voor de oprichting van een voorlopig clubgebouw in juni 2002, nader op te maken bij staat. Het eerdere clubgebouw van de stichting is in 2002 door brand verwoest.
2.2. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bij arrest van 23 maart 2010 bekrachtigd.
2.3. De stichting heeft de kosten van de oprichting van het voorlopige clubgebouw laten taxeren door [A] Compagnons Makelaars en Taxateurs O.G. (hierna: [A]). Het taxatierapport van [A], gedateerd 14 september 2010, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“TAXATIE-BASIS
De waardering van de kosten van de oprichting en opbouw van de omschreven opstallen per juni 2002 alsmede per heden. (…)
Rekening houdend met stand en ligging, bouwaard, constructie en staat van onderhoud, evenals met overige factoren, welke bij de waardebepaling van invloed zouden kunnen zijn, worden de kosten volgens vooromschreven taxatie door de ondergetekende geschat op:
Voor het Portakabin clubhuis:
4 units x € 9.000,- = € 36.000,-
Terrasconstructie € 8.000,-
Voor de Romney loodsen:
2 loodsen x € 3.500,- = € 7.000,-
M.b.t. container met keuken en sanitaire voorzieningen aansluitingen, leidingen en lozingen:
Totaal voor het ensemble:
€ 76.000,-
(…)
Per heden, september 2010:
Voor het Portakabin clubhuis:
4 units x € 12.000,- = € 48.000,-
Terrasconstructie € 10.000,-
Voor de Romney loodsen:
2 loodsen x € 4.500,- = € 9.000,-
M.b.t. container met keuken en sanitaire voorzieningen aansluitingen, leidingen en lozingen:
Totaal voor het ensemble:
€ 102.000,-”
2.4. [A] heeft bij factuur van 14 september 2010 EUR 1.041,25 in rekening gebracht bij de stichting voor het taxatierapport.
2.5. De advocaat van de stichting heeft bij brief van 20 september 2010 het taxatierapport en de factuur van [A] aan de gemeente gezonden en aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van EUR 103.041,25 (EUR 102.000 + EUR 1.041,25). De gemeente heeft geweigerd tot betaling van dit bedrag over te gaan.
3. Het geschil
3.1. De stichting vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de gemeente tot betaling van EUR 102.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeling tot betaling van de aan de taxatie verbonden kosten van EUR 1.041,25, vermeerderd met de buitengerechtelijk incassokosten van
EUR 2.975,00 en de kosten van het geding.
3.2. De stichting legt hieraan ten grondslag dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank heeft bevestigd, waarbij de gemeente is veroordeeld de kosten te betalen van de opbouw van het als tijdelijk bedoelde clubgebouw van de stichting aan de Wenckebachweg te Amsterdam, op te maken bij staat.
3.3. De gemeente voert gemotiveerd verweer en betwist – kort gezegd – de omvang van de door de stichting gestelde kosten.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de gemeente op grond van het onder 3.2 bedoelde arrest van het hof gehouden is tot betaling van de kosten die met de opbouw van het tijdelijke clubgebouw van de stichting gemoeid zijn geweest. In geschil is wat de omvang van de betreffende kosten is.
4.2. De stichting heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde kosten het taxatierapport van [A] in het geding gebracht (zie hiervoor onder 2.3).
De gemeente stelt zich op het standpunt dat de vaststelling van de verschuldigde vergoeding gebaseerd moet zijn op de kosten die de stichting in juni 2002 bij de oprichting van het tijdelijk clubgebouw daadwerkelijk heeft gemaakt en niet op een taxatie. Het is immers niet zeker dat de stichting het in 2010 getaxeerde bedrag destijds ook werkelijk heeft uitgegeven, aldus de gemeente.
4.3. Ter comparitie heeft de stichting gemotiveerd gesteld dat zij heeft gekozen voor een taxatie omdat zij niet in staat is de destijds gemaakte kosten te onderbouwen met facturen, nu haar gehele administatie in 2005 in beslag is genomen en zij hier nauwelijks iets van terug heeft gezien. Computers zijn stuk gegaan en administratie is verloren gegaan. Hier lopen procedures over. De gemeente heeft dit alles niet weersproken. Gelet daarop, alsmede gelet op het feit dat de gemeente de betrouwbaarheid van het taxatierapport van [A] niet heeft weersproken, zal de rechtbank bij het vaststellen van de omvang van gemaakte kosten uitgaan van dit rapport.
4.4. [A] heeft de kosten van de opbouw van het tijdelijke clubgebouw in opdracht van de stichting gewaardeerd per juni 2002 en per september 2010. Ter comparitie heeft de stichting aangevoerd dat bij de taxatie (eveneens) is aangesloten bij de waarde naar het moment van taxateren in 2010 omdat anders de wettelijke rente had moeten worden gevorderd over het bedrag dat naar 2002 zou zijn begroot, hetgeen tot een hoger totaal bedrag zou hebben geleid.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van de opbouw van het tijdelijke clubgebouw in juni 2002 het uitgangspunt dienen te zijn bij de vaststelling van het door de gemeente aan de stichting te betalen bedrag en ziet geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij de waardering per september 2010. Had de stichting de wettelijke rente willen vorderen, dan had zij dat moeten doen. Zij heeft dat niet gedaan. De vordering die thans voorligt ziet op de kosten van de opbouw van het tijdelijke clubgebouw, zodat de rechtbank de waardering per juni 2020 als uitgangspunt zal nemen.
4.6. Nu de taxatie van [A] per juni 2002 als zodanig, met uitzondering van het voor de Romney loodsen gerekende bedrag, niet is weersproken door de gemeente, zal de rechtbank deze taxatie tot uitgangspunt nemen. Dit betekent dat voor het clubhuis (bestaande uit vier units), met terrasconstructie een bedrag van EUR 44.000,00 toewijsbaar is en voor de container met keuken en sanitaire voorzieningen een bedrag van EUR 25.000,00. Ten aanzien van de Romney loodsen heeft de stichting ter comparitie aangevoerd dat deze dienen ter vervanging van de garage die was geschakeld aan het oude clubhuis en dat de totale vloeroppervlakte van voor de brand ongeveer gelijk is aan de vloeroppervlakte van het huidige clubhuis, inclusief Romney loodsen. Aangezien de gemeente dit niet heeft betwist, zal de rechtbank eveneens het voor de Romney loodsen per juni 2002 getaxeerde bedrag van EUR 7.000,00 toewijzen. In totaal zullen de kosten voor de opbouw van het tijdelijke clubgebouw van de stichting conform de taxatie van [A] per juni 2002 derhalve worden vastgesteld op EUR 76.000,00. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de – onweersproken – wettelijke rente vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.7. Aangezien de gemeente geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde veroordeling tot betaling van de taxatiekosten van EUR 1.041,25, zal deze vordering eveneens worden toegewezen.
4.8. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II – worden afgewezen. Uit de door de stichting gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de stichting vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.9. De gemeente zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op:
Dagvaarding EUR 73,89
Griffierecht 3.490,00
Salaris advocaat 1.788,00 (2 punten x tarief IV)
Totaal EUR 5.351,89.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de gemeente tot betaling van EUR 77.041,25, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van EUR 76.000,00 vanaf 20 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op EUR 5.351,89;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer op anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Straalen en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.?