ECLI:NL:RBAMS:2012:BX5124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EA12-244
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en vergoeding bij KCT

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap KOOPMAN CAR TERMINAL B.V. (KCT) en de werknemer, hierna aangeduid als [verweerster]. KCT heeft op 7 februari 2012 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welke door [verweerster] werd betwist. De werknemer was sinds 1 januari 1991 in dienst bij KCT en vervulde de functie van Stafmedewerker HR en General Affairs. KCT stelde dat de functie van [verweerster] was komen te vervallen door een reorganisatie en de noodzaak om het management te versterken, wat leidde tot de aanstelling van twee nieuwe managers. De werknemer voerde echter aan dat de reorganisatie niet de reden was voor het vervallen van haar functie en dat KCT onvoldoende inspanningen had verricht om haar te herplaatsen in een passende functie.

Tijdens de zitting op 5 maart 2012 is de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goede verstandhouding tussen partijen was verdwenen en dat KCT niet voldoende had onderbouwd dat er een dwingende noodzaak bestond voor het laten vervallen van de functie van [verweerster]. Bovendien heeft KCT niet aangetoond dat er geen passende vervangende functie beschikbaar was. De kantonrechter oordeelde dat KCT tekort was geschoten in haar verplichtingen als werkgever en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, maar dat [verweerster] recht had op een vergoeding van € 150.000,00 bruto.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2012 en KCT veroordeeld tot betaling van de vergoeding aan [verweerster]. Tevens is bepaald dat KCT de mogelijkheid had om het verzoek tot ontbinding in te trekken tot 2 april 2012, anders zou de uitspraak rechtskracht krijgen. De proceskosten werden door de kantonrechter verdeeld, waarbij partijen ieder hun eigen kosten dienden te dragen, tenzij KCT het verzoek introk, in welk geval KCT de kosten van [verweerster] zou moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : EA 12-244
Datum : 19 maart 2012
438
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op een verzoek als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, ingediend door:
de besloten vennootschap KOOPMAN CAR TERMINAL B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen KCT
gemachtigde: mr. L.A. Stormezand (CCM B.V.)
t e g e n:
[verweerster]
wonende te Amsterdam
verweerster
nader te noemen [verweerster]
gemachtigde: mr. M.P. Rohrich
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
KCT heeft op 7 februari 2012 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft op 29 februari 2012 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 5 maart 2012. KCT is verschenen bij [naam] en mr. J.W. Stahl als haar gemachtigde. [verweerster] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1.Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.[verweerster], geboren op [geboortejaar 1964], is sedert 1 januari 1991 in dienst van (de rechtsvoorganger van) KCT, laatstelijk als Stafmedewerker HR en General Affairs, gedurende 36 uur per week. Het brutosalaris bedraagt € 3.315,00 per maand exclusief vakantietoeslag en emolumenten en € 4.043,00 per maand inclusief vakantietoeslag en emolumenten.
1.2.[verweerster] is in dienst getreden bij Nissan Distributiecentrum (hierna: Nissan). De activiteiten daarvan zijn per 1 januari 2004 overgenomen door KCT. Voordien vervulde [verweerster] bij Nissan de functie Coördinator Personeelszaken. Zij volgde een HBO-studie HR Management. Na de overname door KCT is het aantal uren dat zij werkzaam was ten behoeve van personeelszaken drastisch verminderd, als gevolg waarvan zij de HBO-studie na de propadeuse niet heeft kunnen voortzetten.
1.3.KCT kent een Protocol Arbeidsvoorwaardenregeling (hierna: het Protocol). Artikel 19 daarvan bepaalt – kort samengevat – dat een werknemer die anders dan op eigen verzoek wordt teruggeplaatst in een lagere functie, na 13 weken in een lagere loonschaal zal worden geplaatst en dat het verschil met de oude loonschaal wordt omgezet in een persoonlijke toeslag, die wordt afgebouwd met nog toe te kennen treden en/of initiële loonsverhogingen.
1.4.Tijdens een gesprek op 28 juli 2011 heeft KCT haar mondeling en schriftelijk medegedeeld dat haar functie zal worden opgeheven.
1.5.Op 14 oktober 2011 heeft KCT aan [verweerster] een voorstel gedaan, inhoudende dat zij gedurende 24 uur per week ondersteunend administratief werk zou gaan verrichten, waardoor haar jaarsalaris € 21.055,00 zou gaan bedragen, met een vergoeding in verband met het inkomensverlies van € 34.614,00.
1.6.Partijen hebben daarna onderhandeld en ook heeft een mediationgesprek plaatsgevonden. Zij hebben echter geen overeenstemming bereikt.
1.7.Vanaf 17 november 2011 is [verweerster] vrijgesteld van werk.
Verzoek
2.KCT verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Daartoe stelt KCT - kort gezegd - dat KCT vanaf 2008 is getroffen door de economische crisis, dat in verband daarmee de noodzaak bestond om het management te versterken en dat daarom twee extra managers zijn aangetrokken (waarvan één interim tot 1 april 2012). De oude werkzaamheden van [verweerster] op HR-gebied bevatten onvoldoende toegevoegde waarde. Bedoelde managers hebben thans een deel van de werkzaamheden van [verweerster] overgenomen en een ander deel van de werkzaamheden is geautomatiseerd. De functie van [verweerster] is daardoor vervallen. KCT heeft vervangende functies aangeboden, maar deze zijn door [verweerster] niet geaccepteerd. [verweerster] wil ook niet verhuizen naar een andere vestiging van KCT. Het onder 1.5 bedoelde aanbod was passend. Artikel 19 van het Protocol zou na aanvaarding van dat aanbod door [verweerster] daarop niet van toepassing zijn, omdat het dan niet langer zou gaan om het tegen de wil van [verweerster] herplaatsen in een lagere functie. [verweerster] beschikt niet over de opleiding en competenties voor de functie van Supervisor Logistics, aldus KCT. Volgens KCT kan haar geen verwijt worden gemaakt en bestaat er geen grond voor toekenning van een hogere vergoeding dan € 68.000,00 (volgens KCT C=1).
Verweer
3.[verweerster] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door KCT bedoelde zin en verzet zich tegen de door KCT gevorderde ontbinding. [verweerster] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van € 149.591,00 ten laste van KCT toe te kennen (volgens [verweerster] C=2), vermeerderd met € 37.666,00 wegens pensioenschade. [verweerster] voert ter ondersteuning van haar stellingen - kort gezegd - aan dat de crisis er juist toe heeft bijgedragen dat KCT – zijnde een opslagbedrijf – extra winsten heeft behaald. Volgens [verweerster] zijn haar werkzaamheden niet alleen door de nieuwe managers maar ook door andere medewerkers overgenomen, de automatisering betreft slechts een dag werk per week. Het onder 1.5 bedoelde voorstel was niet redelijk, gelet op de aard van het werk, de inkomensachteruitgang en het feit dat niet werd voldaan aan artikel 19 van het Protocol. Andere functies zijn niet aangeboden, terwijl de functie van Supervisor Logistics beschikbaar is en voor haar passend is (eventueel na enige opleiding) omdat zij deze ook bij Nissan heeft vervuld. Mede gelet op haar lange dienstverband is KCT tekortgeschoten als goed werkgever door haar werkzaamheden aan haar te ontnemen en vervolgens geen redelijk voorstel voor een vervangende functie te doen.
Beoordeling
4.Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
5.Op grond van de stukken in het dossier en de verklaringen van partijen wordt vastgesteld dat de goede verstandhouding, noodzakelijk voor een verdere samenwerking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken. De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
6.Dat [verweerster] onvoldoende zou hebben gefunctioneerd is niet gebleken. Voorzover juist zou zijn dat de kwaliteit van haar werkzaamheden op HR-gebied vatbaar was voor verbetering, zou deze omstandigheid aan KCT moeten worden toegerekend. De door KCT in 2004 doorgevoerde reorganisatie heeft immers tot gevolg gehad dat [verweerster] onvoldoende uren HR-werk overhield om haar HBO-opleiding op dat gebied te vervolgen.
7.Dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestond tot het laten vervallen van de functie van [verweerster] en tot het aantrekken van twee managers die haar werkzaamheden (deels) hebben overgenomen, is niet met concrete cijfers of andere gegevens onderbouwd.
8.Het behoort tot de bevoegdheid van KCT als ondernemer om haar organisatie in te richten zoals haar dat juist voorkomt. Zij dient daarbij wel haar verplichtingen als goed werkgever jegens [verweerster] na te komen. Met name bij een langdurig dienstverband als dat van [verweerster] brengt dit mee dat, indien KCT besluit haar werkzaamheden door anderen te laten uitvoeren, althans niet langer door [verweerster], daardoor op KCT de verplichting komt te rusten om zich maximaal in te spannen om de negatieve gevolgen daarvan voor [verweerster] te minimaliseren.
9.Het onder 1.5 bedoelde voorstel dat KCT in dat verband heeft gedaan is verre van passend te achten. Op de eerste plaats verlangde KCT van [verweerster] dat zij werkzaamheden op een veel lager niveau zou gaan verrichten. Het betrof een nieuw te creëren functie en [verweerster] heeft onbetwist aangevoerd dat de medewerkers die de betreffende werkzaamheden uitvoerden reeds minder te doen hadden dan zij aankonden. Enige garantie omtrent de toekomst van de functie heeft KCT niet gegeven. Ook verlangde KCT van [verweerster] dat zij akkoord zou gaan met een aanzienlijke loonsverlaging (naar [verweerster] onbetwist heeft gesteld kwam deze neer op een verlaging van circa € 2.000,00 netto per maand naar circa € 800,00 netto per maand). De in plaats daarvan geboden vergoeding was volstrekt onvoldoende om deze inkomensachteruitgang – zeker op de wat langere termijn – te compenseren. Tenslotte voldeed het voorstel van KCT niet aan het in artikel 19 van haar Protocol bepaalde, zoals hiervoor bedoeld onder 1.3. De stelling van KCT, inhoudende dat artikel 19 Protocol slechts ziet op functiewijzigingen tegen de wil van de werknemer en dat haar voorstel gericht was op het bereiken van wilsovereenstemming over de functiewijziging, doet daar niet aan af. [verweerster] mocht van KCT als werkgever verwachten dat zij met een oplossing kwam die tenminste in overeenstemming was met het eigen Protocol van KCT.
10.Dat [verweerster] niet in staat zou zijn om – eventueel na enige bijscholing – de functie van Supervisor Logistics te vervullen heeft KCT niet aannemelijk gemaakt. Het bij die functie behorende loon ligt (iets) lager dan het loon van [verweerster]. Zeker nu [verweerster] een soortgelijke functie bij Nissan heeft uitgeoefend had het op de weg van KCT gelegen om nader te onderzoeken in hoeverre [verweerster] voldeed aan de voor die functie te stellen eisen en, voor zover zou blijken dat dit niet het geval was, in hoeverre het verschil door bijscholing of op andere wijze kon worden opgeheven. Een dergelijk onderzoek heeft KCT niet verricht. Dat betekent dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een passende vervangende functie voorhanden is, althans was.
11.Tenslotte is niet aannemelijk geworden dat KCT andere (voldoende concrete) voorstellen heeft gedaan gericht op het weder tewerkstellen van [verweerster] in een voor haar passende functie dan wel in een andere functie met voldoende compensatie van de voor haar nadelige gevolgen daarvan. Evenmin is gebleken dat KCT daartoe onderzoek heeft verricht binnen of buiten haar organisatie terwijl evenmin aan [verweerster] steun is geboden in de vorm van een outplacementtraject.
12.Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat KCT de functie van [verweerster] heeft laten vervallen zonder dat zij voldoende heeft onderbouwd dat daarvoor een dwingende noodzaak bestond, terwijl zij volstrekt onvoldoende inspanningen heeft verricht om [verweerster] te herplaatsen. Tevens heeft KCT een voorstel gedaan dat strijdig is met het door haar gehanteerde Protocol Arbeidsvoorwaardenregeling. Verder heeft zij [verweerster] niet in aanmerking laten komen voor een aanwezige passende andere functie. Dat sprake is van een wijziging in de omstandigheden, bestaande uit het verdwijnen van de vertrouwensrelatie tussen partijen, die thans noopt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is toe te rekenen aan ernstige tekortkomingen van KCT in de nakoming van haar verplichtingen als werkgever. Dit rechtvaardigt een sterke verhoging van de correctiefactor zoals door [verweerster] verzocht.
13.Op gronden van billijkheid komt aan [verweerster] ten laste van KCT een vergoeding toe, te stellen op het hieronder toe te kennen bedrag, dat mede is bepaald aan de hand van hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de wijziging in de omstandigheden en de beoordeling van de wederzijdse verwijten. Voorts hebben bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding meegewogen de duur van het dienstverband, de leeftijd van [verweerster] en de hoogte van haar loon. Gelet op de huidige duur van het dienstverband is een afronding naar boven van het door [verweerster] gevraagde bedrag gerechtvaardigd.
14.Ten aanzien van de door [verweerster] gestelde pensioenschade wordt overwogen dat deze geacht kan worden begrepen te zijn in de toegekende vergoeding.
15.Nu aan [verweerster] een hogere vergoeding wordt toegekend dan door KCT is aangeboden, moet aan KCT de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
16.Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat KCT het verzoek intrekt, in welk geval KCT in de kosten aan de zijde van [verweerster] wordt veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I.ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2012;
II.kent aan [verweerster] een vergoeding toe ten laste van KCT ter hoogte van € 150.000,00 bruto, een en ander strekkende tot aanvulling van door [verweerster] te ontvangen uitkeringen dan wel elders verdiend loon;
III.veroordeelt KCT tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
IV.bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door KCT uiterlijk op 2 april 2012 wordt ingetrokken;
V.wijst het meer of anders verzochte af;
VI.bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval KCT het verzoek zal intrekken, in welk geval KCT wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster], die tot op heden worden begroot op € 545,- voor salaris van haar gemachtigde, voorzover verschuldigd, inclusief BTW.
Aldus gegeven door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2012 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter