RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/6161 ANW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [plaats] (Marokko),
eiseres,
gemachtigde mr. C. Arslaner,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde mr. M.C. Werner en mr. G.J.A. Oudenes.
Bij besluit van 22 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) afgewezen.
Bij besluit van 16 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2012. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden. Daarnaast zijn verschenen de heer en mevrouw [A], zoon van de echtgenoot van eiseres en zijn echtgenote.
1.1. Eiseres woont in Marokko. Op 17 juni 2004 zijn eiseres en haar echtgenoot in Marokko getrouwd. Op 19 september 2005 is daar hun dochter ([dochter]) geboren. De echtgenoot van eiseres is op 9 augustus 2010 in Marokko overleden. Ten tijde van zijn overlijden ontving hij een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en een aanvullend pensioen uit Nederland. De echtgenoot van eiseres had de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en was in het bezit van een Nederlands sofinummer. Volgens de Gemeentelijke basisadministratie was hij sinds 14 oktober 1975 in Nederland gevestigd. Tussen 1975 en 1995 heeft de echtgenoot van eiseres in Nederland gewerkt.
1.2. De echtgenoot van eiseres verbleef jaarlijks meerdere weken in Marokko.
Uit zijn paspoortgegevens blijkt dat hij in 2006 26 weken in Marokko verbleef, in 2007 31,5 weken, in 2008 39 weken, in 2009 38,5 weken en in 2010 14 weken tot aan het moment van overlijden.
1.3. Eiseres heeft op 30 september 2011 een aanvraag op grond van de Anw ingediend voor een nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van eiseres op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw.
2.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de echtgenoot van eiseres niet verzekerd was op grond van de Anw, omdat alle omstandigheden in aanmerking genomen de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden geen persoonlijke band van duurzame aard met Nederland had. Daarbij is van belang dat de echtgenoot van eiseres de afgelopen jaren langdurig in Marokko heeft verbleven, hij geen eigen woning in Nederland had en hij in 2004 in Marokko met eiseres is gehuwd, terwijl zijn huwelijksleven met eiseres zich volledig in Marokko afspeelde. De echtgenoot van eiseres heeft wel verklaard dat hij eiseres en hun dochter naar Nederland wilde laten komen, maar heeft geen begin gemaakt met de uitvoering daarvan. Dat de echtgenoot van eiseres in het verleden aanspraak kon maken op kinderbijslag doet er niet aan af dat hij op het moment van overlijden niet langer ingezetene was van Nederland. Daarbij is van belang dat bij de behandeling van de onderhavige aanvraag duidelijk is geworden dat de echtgenoot steeds langer in Marokko verbleef dan hij in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet had aangegeven, aldus verweerder. Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een dubbele woonplaats, aangezien de aard van het sociale zekerheidsrecht zich daartegen verzet.
2.2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat tussen haar echtgenoot en Nederland ten tijde van zijn overlijden een persoonlijke band van duurzame aard bestond. Naast de bij rechtsoverweging 1.1. genoemde feiten heeft eiseres daartoe aangevoerd dat haar echtgenoot in Nederland woonde bij zijn zoon, in wiens huis hij een eigen kamer had die altijd voor hem beschikbaar was. Eiseres wijst er op dat het in de Marokkaanse cultuur gebruikelijk is dat ouders bij hun kinderen inwonen; in Marokko woonden eiseres en haar echtgenoot dan ook bij de ouders van eiseres. Als de echtgenoot van eiseres in Nederland was betaalde hij kostgeld aan zijn zoon. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het nooit de intentie was van haar echtgenoot om zich in Marokko te vestigen. Hij wilde juist eiseres en hun dochter in het kader van gezinshereniging naar Nederland halen, maar heeft geen gezinshereniging aangevraagd omdat bij voorbaat duidelijk was dat zijn inkomen daarvoor nog te laag was. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de andere kinderen van haar echtgenoot en zijn kleinkinderen allemaal in Nederland wonen, evenals de kinderen van zijn broer met hun gezinnen.
3.1. In artikel 1, aanhef en onder d, van de Anw is bepaald dat onder nabestaande wordt verstaan de echtgenoot van degene die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van de Anw.
3.2. In artikel 13, eerste lid, van de Anw is bepaald dat verzekerd is degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
3.3. Op grond van artikel 6 van de Anw is ingezetene in de zin van de wet degene die in Nederland woont. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Anw wordt de vraag waar iemand woont naar de omstandigheden beoordeeld.
3.4. Gelet op de arresten van de Hoge Raad van 21 januari 2011 en 4 maart 2011 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder respectievelijk LJN BP1466 en LJN BP6285) moeten bij de beoordeling van de vraag waar iemand woont alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval betrokken worden. Het komt er volgens vaste rechtspraak op aan of deze omstandigheden van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Uit de jurisprudentie blijkt voorts dat de wil van een betrokkene om in Nederland te wonen van belang kan zijn. Die intentie dient echter te worden beoordeeld aan de hand van het gedrag en te blijken uit de feiten en omstandigheden.
4.1. In geschil is de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. De vraag die daarvoor moet worden beantwoord is of de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden kan worden aangemerkt als ingezetene van Nederland.
4.2. Niet in geschil is dat de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden als ingezetene van Marokko kon worden aangemerkt. Daarom is allereerst van belang of het standpunt van verweerder dat een dubbele woonplaats is uitgesloten in verband met de aard van de sociale zekerheidswetgeving, stand kan houden. Nu verweerder desgevraagd ter zitting niet heeft kunnen aangeven waar, gelet op de feitelijk omstandigheden van dit geval, bij de uitvoering van de Anw een dubbele woonplaats haaks op het verdragsrecht zou kunnen staan of anderszins tot ongewenste resultaten kan leiden, kan de rechtbank verweerder in dit standpunt niet volgen. In navolging van de bij rechtsoverweging 3.5. genoemde arresten van de Hoge Raad en de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 mei 2012, LJN BW3523 en BW5759 dient daarom aan de hand van alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval beoordeeld te worden of de echtgenoot van eiseres ten tijd van zijn overlijden ook woonplaats in Nederland had.
4.3. De rechtbank is anders dan verweerder van oordeel dat de echtgenoot van eiseres zijn ingezetenschap van Nederland niet heeft verloren. De rechtbank overweegt daartoe dat de echtgenoot van eiseres in 2004 met eiseres is getrouwd en ook steeds langdurig bij haar in Marokko verbleef. Daarnaast verbleef hij echter naar het oordeel van de rechtbank ook steeds langdurig in Nederland. In dat verband is van belang dat de rechtbank niet kan inzien waarom verweerder enerzijds in haar beleid (zie SVB Beleidsregels SB1028) aangeeft dat aan de eis van langdurig verblijf in het land van herkomst wordt voldaan indien betrokkene jaarlijks langer dan drie maanden in dat land van herkomst verblijft, maar aan langdurig verblijf in Nederland kennelijk andere eisen worden gesteld. Vaststaat dat de echtgenoot van eiseres vanaf 2006 jaarlijks steeds tenminste 3 maanden in Nederland verbleef en in het jaar van zijn overlijden de helft van dat jaar in Nederland was. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een duurzame woning in Nederland, nu niet is weersproken dat de echtgenoot van eiseres doorlopend kon beschikken over een kamer in het huis van zijn zoon. Het stond hem daarmee altijd vrij om naar Nederland te komen en bij zijn zoon in zijn eigen kamer te verblijven. De rechtbank kan eiseres volgen in haar stelling dat verblijf van ouders bij hun kinderen in de Marokkaanse cultuur gebruikelijk is, zodat de omstandigheid dat de woning niet op zijn naam stond van minder belang is. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet alleen deze zoon, maar ook een dochter van de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden in Nederland woonde, evenals de kinderen van zijn broer, al deze familieleden ook met hun gezinnen. Daarmee is aannemelijk dat sprake was een sociaal familieleven in Nederland. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de echtgenoot op het moment van overlijden nog steeds een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Dat de echtgenoot van eiser geen feitelijk vervolg heeft gegeven aan zijn voornemen om ook eiseres en hun dochter naar Nederland te halen is daarnaast niet van belang. Verweerder heeft daarom de echtgenoot van eiseres ten tijde van zijn overlijden ten onrechte niet als ingezetene aangemerkt.
4.4. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres gegrond zal verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4.5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten worden begroot op € 874,00 in beroep (één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting x wegingsfactor 1 x € 437,00 per punt). De rechtbank zal verweerder voorts opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. Kolkman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB