ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706788-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Duitsland op grond van verjaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2012 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Hoofdofficier van Justitie te Düsseldorf. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, zouden hebben plaatsgevonden in de periode van augustus tot september 1996. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland rechtsmacht heeft over de feiten, aangezien de opgeëiste persoon zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft en de feiten zich ook in Zwolle hebben afgespeeld.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering niet kon plaatsvinden vanwege verjaring. Volgens het Nederlandse recht, zoals vastgelegd in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, is het recht tot strafvervolging voor misdrijven waarop een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld, na twaalf jaar verjaard. Aangezien de feiten in deze zaak meer dan twaalf jaar geleden hebben plaatsgevonden, kon er geen vervolging meer plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f van de Overleveringswet van toepassing was, waardoor de overlevering werd geweigerd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon in de gelegenheid gesteld om zich te laten bijstaan door een raadsman en een tolk. De beslissing om de overlevering te weigeren werd unaniem genomen, en de rechtbank heeft tevens de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706788-12
RK nummer: 12/7898
Datum uitspraak: 28 december 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 november 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2012 door de Hoofdofficier van Justitie bij het Openbaar Ministerie te Düsseldorf, Duitsland, en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats], Turkije, op [1955],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres], [postcode] [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 december 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oskamp.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Turkse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, gedateerd 12 april 2012 en uitgevaardigd door de arrondissementsrechtbank Düsseldorf.
Dossiernummer: 012 KLs-614 Js 147/97 – 39/11.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f OLW
De rechtbank stelt het volgende vast.
De overlevering wordt verzocht terzake van feiten die volgens de in het EAB onder e) verstrekte informatie gepleegd zijn in de periode van begin augustus 1996 tot 21 september 1996 in de plaatsen Düsseldorf (Duitsland) en Zwolle (Nederland).
Deze feiten hebben, naar Nederlands recht, betrekking op de verdenking van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Naar Nederlands recht vervalt, ingevolge de bepalingen van artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging door verjaring in twaalf jaar voor misdrijven waarop een tijdelijke gevangenisstraf is gesteld van meer dan drie jaren, maar minder dan tien jaren, zoals uit hetgeen onder 4e van dit artikel is opgenomen, valt af te leiden.
Aanwijzingen dat de overlevering wordt gevraagd wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aanwezig.
Zowel op grond van de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon als op grond van de pleegplaats Zwolle komt Nederland rechtsmacht toe over de feiten.
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie concludeert de rechtbank dat de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid aanhef, en onder f OLW aan de overlevering in de weg staat, immers over de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd kan naar Nederlands recht rechtsmacht worden uitgeoefend, maar wegens verjaring kan geen vervolging meer plaatshebben. De overlevering zal worden geweigerd.
5. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 47 en 70 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 7 en 9 Overleveringswet.
6. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Hoofdofficier van Justitie bij het Openbaar Ministerie te Düsseldorf, Duitsland, ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OP de geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzit¬ter,
mrs. M.E.B. Nyman en P. Rodenburg, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]