ECLI:NL:RBAMS:2013:7810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
13/708007-12 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en witwassen in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die getrouwd is met de prostituee [betrokkene A], niet heeft gehandeld in strijd met de wet. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwijt dat de verdachte [betrokkene A] zou hebben uitgebuit en dat hij voordeel zou hebben getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel. De verklaringen van [betrokkene A] en de verdachte wezen erop dat er geen sprake was van uitbuiting, en de rechtbank concludeerde dat de enkele aanmoediging van de verdachte niet voldeed aan de criteria voor mensenhandel zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 Sv, waardoor een deel van de tenlastelegging nietig werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zowel mensenhandel als witwassen, en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak van een duidelijke tenlastelegging in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/708007-12 (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1974,
volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
opgegeven woonadres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11, 15 en 16 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Grüschke en van wat verdachte en zijn raadsman mr. V.G. Kraal naar voren hebben gebracht.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte A] (parketnummer 13/708005-12), [medeverdachte B] (parketnummer 13/708033-12) en [medeverdachte C] (parketnummer 13/708032-12).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich op tijdstippen in de periode van 1 december 2011 tot en met 17 juli 2012 tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [betrokkene A].
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van verdiensten uit de door [betrokkene A] verrichte prostitutiewerkzaamheden.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de enkele vermelding dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van “een of meer andere vrouwen”, zonder opgave op welke specifieke vrouwen de tenlastelegging doelt en zonder een nadere omschrijving van de feitelijke handelingen die verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht, niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Vanwege het grote aantal handelingen, gedragingen en vrouwen die voorkomen in het dossier heeft de rechtbank de inhoud van de tenlastelegging niet kunnen vaststellen.
De rechtbank verklaart de tenlastelegging voor wat betreft het onderdeel “een of meer andere vrouwen” dan ook nietig.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

4.1.
Inleiding
De centrale vraag in deze zaak is of verdachte [betrokkene A] heeft uitgebuit als prostituee. Vaststaat dat [betrokkene A] als prostituee in Amsterdam werkt en dat verdachte sinds 2003 met haar getrouwd is. Samen hebben zij twee kinderen.
Verdachte ontkent dat hij [betrokkene A] heeft uitgebuit. [betrokkene A] ontkent dat ook.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Algemene overwegingen
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de bestrijding van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid.
Een aangifte is voor de vervolging en de veroordeling voor mensenhandel niet noodzakelijk, maar tegenover een stellige ontkennende verklaring van een vermeend slachtoffer van mensenhandel dient voldoende redengevend bewijsmateriaal inzake de gebruikte middelen, gedragingen en doelen als bedoeld in artikel 273f Sr voorhanden te zijn. Het bestaan van een huwelijk maakt niet dat mensenhandel zonder meer is uitgesloten.
Zoals gezegd heeft [betrokkene A] verklaard niet te zijn uitgebuit door verdachte. Een aangifte van mensenhandel ontbreekt dan ook. Het dossier bevat voornamelijk verslagen van de inhoud van getapte en vertaalde telefoongesprekken. Het is de taak van de rechter, en niet van de politie om in de feiten die in het opsporingsonderzoek zijn vastgesteld, te interpreteren en daaraan conclusies te verbinden. De rechtbank heeft haar oordeel dan ook gebaseerd op het zich in het strafdossier bevindende tapgesprekken zelf en heeft geen acht geslagen op interpretaties en conclusies van de verbalisanten.
Of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f eerste lid Sr wordt – kort gezegd – bepaald aan de hand van drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Niet alle elementen spelen in alle subleden van artikel 273f eerste lid Sr een rol.
Toegepast op onderhavige zaak overweegt de rechtbank over de verschillende onderdelen van de ten laste gelegde mensenhandel het volgende.
4.4.2.
Sub 1, 4 en 9
Artikel 273f, eerste lid, Sr bepaalt onder sub 1, 4 en 9, kort gezegd, dat strafbaar is hij die door, onder meer, dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie, kort gezegd met een dwangmiddel, ervoor zorgt dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel wordt belet zich aan een uitbuitingsituatie te onttrekken of met een dwangmiddel er voor zorgt dat hij profiteert van de prostitutiewerkzaamheden van een ander.
De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de dwangmiddelen is gebruikt. [1] Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie of van de bevoordeling uit prostitutie aan te nemen, maar er is geen sprake van dwang als het slachtoffer het dwangmiddel niet heeft opgemerkt of niet als dwang heeft ervaren. [2]
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de enkele inhoud van de getapte telefoongesprekken in het dossier niet voldoende is om te bewijzen dat [betrokkene A] werd gedwongen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden of dat er sprake is van uitbuiting. Het enkele aanmoedigend toespreken door verdachte van [betrokkene A] is ontoereikend om te spreken van een dwangmiddel zoals bedoeld in artikel 273f Sr. Bovendien kan de relatie tussen verdachte en [betrokkene A] het frequente telefonische contact verklaren en ook de overige inhoud van de gesprekken is, gelet op die relatie, voor verschillende uitleg vatbaar.
Verdachte lijkt te zijn onderhouden door [betrokkene A], nu niet gebleken is dat hij beschikt over eigen inkomsten. De rechtbank overweegt evenwel dat het mogelijk is dat binnen een huwelijk dergelijke afspraken met betrekking tot de verdeling van werkzaamheden en inkomsten worden gemaakt zonder dat dit leidt tot een strafrechtelijke vorm van uitbuiting.
Evenmin zijn er aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte enige handeling heeft ondernomen die tot gevolg had dat [betrokkene A] zich beschikbaar (bleef) stellen voor prostitutiewerkzaamheden, zoals bedoeld in het tweede deel van sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
4.4.3.
Sub 6
Dit onderdeel stelt strafbaar het opzettelijk voordeel trekken van de uitbuiting van een ander.
Niet gebleken is dat jegens [betrokkene A] een dwangmiddel in de zin van artikel 273f Sr is aangewend door verdachte of een ander. Van gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is dan ook niet gebleken. De uitbuiting van [betrokkene A] kan dus niet worden bewezen en daarmee het voordeel trekken uit die uitbuiting door verdachte ook niet.
4.4.4.
Sub 3 Sr
Dit onderdeel stelt strafbaar het aanwerven, medenemen of ontvoeren van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Zowel [betrokkene A] als verdachte hebben verklaard dat [betrokkene A] zelf het initiatief heeft genomen om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Verdachte en [betrokkene A] zijn vervolgens samen van Bulgarije naar Nederland gereisd. Het dossier bevat geen andere informatie over de omstandigheden waaronder of de wijze waarop [betrokkene B] naar Nederland is gereisd.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte en [betrokkene A] samen naar Nederland zijn gereisd, mede gelet op hun relatie, op zichzelf niet voldoende is voor het bewijs dat verdachte [betrokkene A] heeft meegenomen met het oogmerk haar ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden.
4.4.5.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de dwangmiddelen zoals bedoeld in sub 1, 4 en 9 en de uitbuiting zoals bedoeld in sub 6 van artikel 273f, eerste lid, Sr niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Evenmin acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan internationale mensenhandel zoals bedoeld in sub 3 van het artikel.

5.Vrijspraak ten aanzien van het onder 2

Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van uitbuiting van [betrokkene A] en daarmee ook van het voordeel trekken of bevoordeling uit de opbrengst van seksuele handelingen, acht de rechtbank evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde heeft begaan ten aanzien van andere misdrijven dan mensenhandel biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.

6.Beslissing

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. de Jager, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2013.
Bijlage
TENLASTELEGGING
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 30 september
2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten [betrokkene A] en/of een of meer
andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden
en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die [betrokkene A] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
voornoemde [betrokkene A] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven
en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene A] en/of één of meer andere
vrouwen in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling
en/of
voornoemde [betrokkene A] en/of een of meer andere vrouwen(telkens) met één van
de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten:
prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van)
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [betrokkene A] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar
stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten:
prostitutiewerkzaamheden)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [betrokkene A]
en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [betrokkene A] en/of een of meer andere vrouwen met één of meer van de
voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de
opbrengst van de seksuele handelingen van die [betrokkene A] en/of een of meer
andere vrouwen met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
(ten aanzien van die [betrokkene A])
- ( terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die
[betrokkene A] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen
vrienden had en/of de taal niet sprak) die [betrokkene A] ertoe aangezet (een
gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan
verdachte en/of zijn mededader(s) te laten afstaan en/of
- een (seksuele) relatie met die [betrokkene A] aangegaan en/of gekregen en/of
onderhouden en/of in stand gehouden en/of
- die [betrokkene A] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe
aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken
en/of
- die [betrokkene A] (telkens) te vragen hoeveel geld zij verdiend had en/of
- die [betrokkene A] gedwongen en/of aangemoedigd nog langer te werken en/of nog
meer geld te verdienen en/of
- die [betrokkene A] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe
aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld
bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
- de werktijden voor die [betrokkene A] bepaald en/of
- die [betrokkene A] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks
steken van onderen en/of pijn aan haar benen en/of vermoeidheid en/of
- voor die [betrokkene A] medicijnen en/of antibiotica geregeld en/of gekocht
en/of betaald
Artikel 273f Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 30 september
2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte
heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of
meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [betrokkene A]
en/of een of meer andere vrouwen, verrichte
prostitutiewerkzaamheden en/of
- een of meer andere geldbedragen en/of voorwerpen
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens)
wist dat die/dat voorwerp(en) en of geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
Artikel 420bis/420ter jo 47 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 18 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1281.
2.HR 13 juni 1995,