ECLI:NL:RBAMS:2013:8449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
C/13/534011 / HA ZA 13-69
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de uiterste wil van erflater en de geldigheid van testamenten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, staat de geldigheid van het testament van erflater centraal. Erflater heeft in 1997 een testament opgesteld waarin zijn nalatenschap is geregeld. Eisers, bestaande uit de broers en zussen van erflater, stellen dat de uiterste wil van erflater in de loop der jaren is gewijzigd en dat deze wijziging is vastgelegd in een gespreksverslag en een concepttestament uit 2011. De eisers beargumenteren dat de gedaagden, bestaande uit twee stichtingen, geen rechten kunnen ontlenen aan het testament van 1997 op basis van de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank oordeelt dat de notaris geen contact heeft gehad met erflater over een wijziging van het testament en dat er geen bewijs is dat de wil van erflater ten tijde van zijn overlijden afweek van het testament van 1997. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en bevestigt dat de nalatenschap volgens het testament van 1997 moet worden afgewikkeld. Tevens worden de eisers veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/534011 / HA ZA 13-69
Vonnis van 11 december 2013
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats] ([land]),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ([land]),
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6.
[eiser 6],
wonende te [woonplaats] ([land]),
7.
[eiser 7],
wonende te [woonplaats] ([land]),
8.
[eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9.
[eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10.
[eiser 10],
wonende te [woonplaats] ([land]),
11.
[eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12.
[eiser 12],
wonende te [woonplaats]([land]),
13.
[eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14.
[eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. de stichting
[naam stichting],
gevestigd te [plaats],
eisers,
advocaat mr. W.P.G.M. Schellens-Stoks te Nijmegen,
tegen
1. de stichting
STICHTING HONIG-LAANFONDS,
gevestigd te Zaandijk,
2. de vereniging
VERENIGING TOT AANWENDING DER FONDSEN VAN DE VOORMALIGE ‘SPAARBANK TE WORMERVEER’ GENAAMD GERRIT BLAAUW,
gevestigd te Wormer,
gedaagden,
advocaat mr. P. Wanders te Amsterdam.
Eisers tezamen zullen hierna [eisers] worden genoemd, gedaagde sub 1 de Stichting en gedaagde sub 2 VGB. Gedaagden tezamen zullen hierna worden aangeduid als de Stichting c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 5 juni 2013 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 oktober 2013 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vanaf de zeventiger jaren tot aan oktober 1997 beheerde [naam 1] (hierna: [naam 1]) het vermogen van [erflater] (hierna: erflater). In oktober 2007 heeft [naam 1] het vermogensbeheer overgedragen aan [eiser 5], eiser sub 5 (hierna: [eiser 5]).
2.2.
Op 14 maart 1997 heeft [naam 1] aan notaris E.J.M. Horst (hierna: notaris Horst) geschreven, voor zover van belang:
“ Vertrouwelijke notitie voor Notaris Horst, betreffende [erflater] [erflater, rechtbank].
(…)
Testament
Een exemplaar van zijn huidige testament heb ik niet kunnen vinden. Het behoeft echter wijzigingen, zoals:
(…)
• (…) Eventueel zou ik [eiser 5] nog willen gedenken als hij lang genoeg de belangen van [erflater] heeft behartigd met bv ½ - 1%. Ik heb voorgesteld om de rest te schenken aan 2 Zaanse particuliere fondsen met sociale doelstellingen: Stichting Honig-Laan Fonds te Koog-Zaandijk en de Vereniging tot Aanwending der Fondsen van de voormalige “Spaarbank te Wormerveer”, genaamd Gerrit Blaauw. De familie heeft jarenlang attaches gehad met beide fondsen.“
2.3.
Erflater heeft bij testament van 2 juli 1997 (hierna: het testament van 1997) over zijn nalatenschap beschikt. Ingevolge het testament van 1997 zijn eisers sub 1 tot en met 4, de zus en broers van erflater, legataris voor een bedrag in contanten van 2% van het zuivere saldo van de nalatenschap vóór aftrek van de legaten. Tot enig erfgenamen zijn voor gelijke delen de Stichting en VGB benoemd. Voorts staat, voor zover van belang, in het testament:
“(…)
Legaten
Ik legateer vrij van rechten en kosten (…):
2. [eiser 5] (…) een bedrag in kontanten overeenkomende met een half procent (1/2%) van het zuiver saldo van mijn nalatenschap (…)
Dit legaat aan [eiser 5] geldt alleen indien en voor zolang hij het beheer voert over
mijn portefeuille thans lopende bij de Generale Bank (…)
Het gemelde legaat van een half procent (1/2%) aan [eiser 5] wordt verhoogd tot één procent (1%) zodra en alleen voor zolang voornoemde [eiser 5] het beheer over mijn effectenportefeuille tien jaar of langer uitoefent (…)”
2.4.
Bij ‘overeenkomst effectendienstverlening’ van 7 februari 2003 heeft erflater het beheer van zijn effectenportefeuille opgedragen aan [bedrijf] (hierna: [bedrijf]).
2.5.
Bij de gedingstukken bevindt zich een door [eiser 5] opgesteld gespreksverslag (hierna: het gespreksverslag) dat – voor zover thans van belang – de volgende inhoud heeft: “(…)
Vervolg bespreking d.d. 1 juli 2009
Doel: Bespreking testament (d.d. 2 juli 1997 (…))
(…)
Nieuwe wensen:
◦ Erfgenamen:
◦ Broers en zus (…), ieder 10% bruto, met uitsluitingsclausule (koude).(…)
◦ Legaten:
◦ Neven en nichten [eisers sub 6 tot en met 14, rechtbank], zijnde kinderen van broers en zus, wederom met koude uitsluiting. Ieder voor een percentage van bruto 3%. (…)
◦ [eiser 5] 3% bruto (indien langer dan 10 jaar beheer gevoerd)
◦ Restant in nieuwe stichting onder beheer bij [eiser 5] waarbij jaarlijks rendements uitkering aan de navolgende instellingen voor ieder een gelijk deel:
◦ Stg Honig Laan Fonds
◦ Stg Gerrit Blaauw
◦ KWF
◦ Stg. Blinde geleide Hond
◦ Stg Nebas gehandicapten sport
(…)
Op 28 september verzoekt [erflater] aan [eiser 5] vorenstaande wensen met notaris E.J.M. Horst te bespreken en hiervoor een nieuw concept testament op te laten maken welk verzoek door [eiser 5] wordt geaccepteerd.
Getekend te Hilversum
De dato 28 september 2011
[erflater] [eiser 5]”
Het gespreksverslag is voorzien van twee handtekeningen.
2.6.
[eiser 5] heeft op[datum] tijdens een bespreking met notaris Horst het gespreksverslag aan notaris Horst overhandigd. Notaris Horst heeft niet met erflater zelf gesproken over het herroepen c.q. wijzigen van het testament van 1997.
2.7.
Notaris Horst heeft vervolgens een concepttestament de dato 12 oktober 2011 opgesteld, waarin onder meer staat:
“(…)
C. LEGATEN
Ik legateer (…):
1. ieder van mijn drie broers en zussen, te weten:
(…)
een bedrag ik contanten overeenkomende met tien procent (10%) van het zuiver saldo van mijn nalatenschap (…)
2. [eiser 5] (…) een bedrag in contanten overeenkomende met drie procent (3%) van het zuiver saldo van mijn nalatenschap (…)
3. ieder van mijn negen neven en nichten, te weten:
(…)
ieder een bedrag in contanten overeenkomende met drie procent (3%) van het zuiver saldo van mijn nalatenschap (…)
D. ERFGENAMENMet inachtneming van gemelde legaten benoem ik tot mijn enige en algehele erfgenaam, de bij mijn overlijden in het leven te roepen stichting: Stichting [onleesbaar, rechtbank] (…)
DOEL
Artikel 2.
1.
De stichting heeft ten doel: een jaarlijkse rendements uitkering te voldoen aan de navolgende instellingen, ieder voor een gelijk deel:
a.
Stichting Honig Laan Fonds;
b.
Stichting Gerrit Blaauw;
c.
Koningin Wilhelmina Fonds;
d.
Stichting Blinde Geleide Hond, en
e.
Stichting Nebas Gehandicapten Sport.
(…)”
2.8.
In het concepttestament staan keuzemogelijkheden vermeld. Voorts heeft notaris Horst in de zijlijn van het concepttestament schriftelijke aantekeningen gemaakt. Erflater heeft het concepttestament niet ingezien.
2.9.
Erflater is op [sterfdatum] te Hilversum overleden.
2.10.
Bij notariële akte van 19 december 2012 is de stichting [naam stichting] (eiseres sub 15) opgericht. Bestuurders van deze stichting zijn blijkens de notariële akte van oprichting van een stichting [eiser 5] en eisers sub 3 en 4.
2.11.
Ter uitvoering van het testament van 1997 is door notaris Horst, als executeur van de nalatenschap van erflater, op 6 februari 2012 aan VGB een voorschot uitgekeerd van € 1.192.912,18 en nadien aan de Stichting een effectenportefeuille van (destijds) gelijke waarde overgedragen. Aan eisers sub 1 tot en met 4 is een legaat uitgekeerd. Aan [eiser 5] is een legaat uitgekeerd van 0,5% van het saldo van de zuivere nalatenschap.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de Stichting c.s. geen rechten kunnen ontlenen aan het testament van 1997;
2. voor recht te verklaren dat de nalatenschap van erflater moet worden afgewikkeld volgens het gestelde in het gespreksverslag en het daarop gebaseerde concepttestament, hetgeen leidt tot een afrekening zoals vermeld in 3.9 van de dagvaarding;
3. voor recht te verklaren dat aan [eiser 5] een legaat toekomt van 3% als de nalatenschap moet worden afgewikkeld volgens het gespreksverslag en het daarop gebaseerde concepttestament en van 1% als de nalatenschap moet worden afgewikkeld volgens het testament van 1997;
4. de Stichting c.s. te veroordelen de door hen ontvangen voorschotten ad ieder € 1.200.00,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012, terug te storten op de kwaliteitsrekening bij de ING met nummer [rekeningnummer] van Horst en Van de Graaff notarissen;
5. de Stichting c.s. in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
De Stichting c.s. voeren verweer, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Uiterste wil erflater

4.1.
Het geschil van partijen ziet op de vraag of de nalatenschap van erflater volgens het testament van 1997 of volgens het gespreksverslag en het concepttestament moet worden afgewikkeld.
4.2.
[eisers] stellen dat de Stichting c.s. geen rechten kunnen ontlenen aan het testament van 1997 en beroepen zich daartoe op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. De wil van erflater omtrent zijn nalatenschap is, aldus [eisers], na de totstandkoming van het testament van 1997 veranderd. In 2009 alsook op 21 september 2011 heeft erflater met [eiser 5] gesproken over het wijzigen van zijn testament. Erflater leefde in de veronderstelling en het was zijn wens dat aan zijn familieleden een groter legaat zou toekomen na zijn overlijden dan zoals zou volgen uit het testament van 1997. Voorts wenste erflater dat er een stichting zou worden opgericht die met het beheer van het restant vermogen zou worden belast. Met de Stichting c.s. was erflater niet bekend en hij had geen affiniteit met hen of hun doelstellingen. [eisers] vermoeden dat op initiatief van [naam 1], bestuurder van de Stichting en adviseur van VGB, de Stichting c.s. in het testament van 1997 tot erfgenamen zijn benoemd, maar dat deze benoemingen niet waren ingegeven door de werkelijke wil van erflater. [naam 1] heeft hierin onzorgvuldig gehandeld en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat erflater in hem had.
De uiterste wil van erflater is neergelegd in het gespreksverslag en in het daarop gebaseerde concepttestament. Dat het concepttestament niet is verworden tot een - van het testament van 1997 afwijkende - uiterste wilsbeschikking, is enkel gelegen in de omstandigheid dat erflater op 19 oktober 2011 onverwacht is overleden.
Er bestaat, aldus nog steeds [eisers], voldoende legitimatie om af te wijken van de formaliteitsleer. De taak van de notaris te waarborgen dat de uiterste wil correct wordt verwoord in een testament alsmede de vormvoorschriften die gelden voor de totstandkoming van een rechtsgeldig testament zijn relatief en strekken ertoe de belangen van de erflater te beschermen. De rechtszekerheid is in dit geval niet in het geding, althans deze is, zo blijkt uit de rechtspraak, ondergeschikt aan het belang dat recht wordt gedaan aan de uiterste wil van erflater. [eisers] verwijzen ter onderbouwing van hun stellingen naar onder meer een advies van [naam 2] van 5 april 2012.
4.3.
Het betoog van de Stichting c.s. strekt ertoe dat op basis van het – geldige – testament van 1997 de nalatenschap van erflater dient te worden afgewikkeld. Het gespreksverslag en het concepttestament geven niet de uiterste wil van erflater weer. De voor de totstandkoming van een testament wettelijk voorgeschreven vormvereisten zijn niet in acht genomen. De rechtszekerheid en de zorgvuldigheid zijn daarnaast niet gewaarborgd nu de uiterste wil van erflater niet in een notariële akte is vastgelegd. Aan een concepttestament kan geen rechtsgevolg worden verbonden. [eiser 5] is degene die de notaris heeft verzocht het gespreksverslag te verwerken tot een concepttestament. De notaris heeft geen contact gehad met erflater. Voorts bevat het concepttestament keuzemogelijkheden en wijkt de inhoud ervan op sommige punten af van hetgeen in het gespreksverslag is opgenomen. De wijze waarop [eisers] de uiterste wil uitleggen, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het testament van 1997 geeft, aldus nog steeds de Stichting c.s., de uiterste wil van erflater weer.
4.4.
De rechtbank overweegt dat op terughoudende wijze toepassing moet worden gegeven aan de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Slechts indien en voor zover een bepaald rechtsgevolg in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dient dit buiten toepassing te blijven.
4.5.
Vaststaat dat bij de totstandkoming van het testament van 1997 de in de wet vastgelegde vormvoorschriften in acht zijn genomen en dat dit testament op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen. Voor de geldigheid van een testament staat centraal artikel 4:109 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waaruit volgt dat een uiterste wil nietig is indien de vereiste ondertekening door erflater ontbreekt of indien een uiterste wil die ten overstaan van een notaris moet worden getekend de ondertekening van de notaris mist. Het niet in achtnemen van andere door de wet voor de geldigheid van de uiterste wil gestelde vormvereisten maken de uiterste wil vernietigbaar (artikel 4:109 lid 4 BW). Op basis van artikel 127 van de Overgangswet NBW is dit artikel van toepassing op nalatenschappen die zijn opengevallen na 1 januari 2003. Met het geven van bepaalde vormvoorschriften wordt de duurzaamheid van de verklaring van erflater gewaarborgd en wordt onzekerheid over de geldigheid van testamenten voorkomen. De rechtszekerheid komt in het gedrang ingeval afwijkingen van de vormvoorschriften worden toegelaten. In de wetsgeschiedenis bij artikel 4:46 BW, welk artikel op basis van artikel 68a Overgangswet NBW van toepassing is nu het overlijden van erflater heeft plaatsgehad na 1 januari 2003 (MvA II, Parlementaire Geschiedenis Vaststellingswet Erfrecht, p. 279), is benadrukt dat het voor testamenten geldende vormvereiste zich ertegen verzet om iedere willekeurige wilsuiting van de erflater op één lijn te stellen met verklaringen die erflater in de vereiste vorm heeft afgelegd.
4.6.
Het beroep van [eisers] op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid faalt. Daartoe wordt overwogen dat vaststaat dat notaris Horst niet met erflater heeft gesproken over het concepttestament, noch op andere wijze rechtstreeks met erflater contact heeft gehad omtrent een wijziging of herroeping van het testament van 1997. Hetgeen in het gespreksverslag is vastgelegd, is volgens [eisers] de uitkomst van een bespreking tussen [eiser 5] en erflater. Over de inhoud van het concepttestament heeft notaris Horst alleen gesproken met [eiser 5]. Onder deze omstandigheden heeft notaris Horst niet de op hem rustende voorlichtende taak kunnen uitoefenen richting erflater, noch heeft hij kunnen verifiëren of in het concepttestament de uiterste wil van erflater is vastgelegd. Dat [eiser 5] gevolmachtigde van erflater was, impliceert niet dat hetgeen hij aan notaris Horst heeft verklaard omtrent de uiterste wil van erflater, heeft te gelden als een verklaring van erflater. Dit zou afbreuk doen aan de voorgeschreven vormvereisten die waarborgen dat hetgeen in een uiterste wilsbeschikking is opgenomen daadwerkelijk strookt met de uiterste wil van erflater. Aldus kan niet als vaststaand worden aangenomen dat de wil van erflater ten tijde van zijn overlijden afwijkend was aan de inhoud van het testament van 1997, laat staan dat er ruimte is voor toepassing van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Voorgaande klemt temeer nu het gespreksverslag en het concepttestament op bepaalde punten niet met elkaar in overeenstemming zijn. Zo is onder 3C van het concepttestament, anders dan in het gespreksverslag, niet opgenomen dat aan [eiser 5] een legaat van 3% toekomt ingeval hij het beheer voor een periode van tien jaren heeft uitgeoefend. Voorts zijn in (de zijlijn van) het concepttestament door notaris Horst schriftelijke opmerkingen en keuzeopties genoteerd. Er kan niet worden vastgesteld voor welke opties erflater uiteindelijk had willen kiezen. Uit het gespreksverslag en/of het concepttestament blijkt dan ook niet van een eenduidige verklaring van erflater omtrent zijn uiterste wil.
4.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de afwikkeling van de nalatenschap conform het testament van 1997 dient plaats te hebben en dat de vorderingen onder 1, 2 en 4 voor afwijzing gereed liggen.
Legaat [eiser 5]
4.8.
De vraag welk legaat aan [eiser 5] toekomt dient gelet op het voorgaande te worden beantwoord aan de hand van het testament van 1997.
4.9.
[eisers] stellen dat aan [eiser 5] op basis van het testament van 1997 een legaat van 1% van het zuivere saldo van de nalatenschap toekomt, daar [eiser 5] langer dan tien jaar het beheer over het vermogen van erflater heeft gevoerd. Hij heeft het vermogensbeheer, ook persoonlijk, voortgezet toen [bedrijf] een deel van het vermogensbeheer overnam. De bepaling in het testament van 1997 dat een verhoogd legaat wordt toegekend, zodra en alleen voor zolang [eiser 5] het beheer over de effectenportefeuille tien jaar of langer uitoefent, behoeft een ruime interpretatie. Hiermee is de belangenbehartiging bedoeld en niet enkel het beheer van de effectenportefeuille. Kennelijk heeft de notaris die het testament van 1997 heeft opgesteld de term ‘belangenbehartiging’ vertaald naar het begrip ‘het beheer van de effectenportefeuille’. De brief van [naam 1] van 14 maart 1997 aan notaris Horst (onder 2.2.) onderschrijft deze interpretatie. Nu [eiser 5]feitelijk de belangen van erflater is blijven behartigen, heeft hij recht op een legaat van 1%. Aldus [eisers]
4.10.
De Stichting c.s. betwisten dat [eiser 5] aanspraak heeft op een legaat van 1%. Het testament van 1997 is duidelijk op dit punt. Vanaf 2004 werd het beheer over de effectenportefeuille gevoerd door [bedrijf]. Niet is gebleken dat (daarnaast) ook [eiser 5] het beheer voerde over deze portefeuille, zodat aan het in het testament van 1997 opgenomen vereiste dat hij tien jaar het beheer moet hebben gevoerd, niet is voldaan. Bovendien heeft [bedrijf] een vergoeding uitgekeerd gekregen voor het door haar gevoerde beheer, aldus de Stichting c.s.
4.11.
De rechtbank overweegt dat er op grond van artikel 4:46 BW slechts dan plaats is voor uitleg van een testament, indien de bewoordingen daarvan, gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt, onduidelijk zijn of geen goede zin (meer) hebben. Daarvan is in dit geval geen sprake. De bewoordingen in het testament van 1997 aangaande het legaat aan [eiser 5] zijn naar het oordeel van de rechtbank duidelijk en slechts voor één uitleg vatbaar, namelijk dat [eiser 5] tien jaar of langer het beheer over de effectenportefeuille van erflater moet hebben gevoerd. De enkele omstandigheid dat [eiser 5] niet aan die voorwaarde voldoet, maakt niet dat de desbetreffende bepaling in het testament van 1997 geen ‘duidelijke zin’ heeft. Aan uitleg op de voet van artikel 4:46 lid 2 BW wordt daarom niet toegekomen. [eisers] hebben betoogd dat de omstandigheden ná de totstandkoming van het testament van 1997 zijn gewijzigd, maar dit kan niet tot een ander oordeel leiden. Deze omstandigheden deden zich immers ten tijde van het opstellen van het testament van 1997 nog niet voor, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom de uiterste wil die verhoudingen wenste te regelen en evenmin kan daaruit de conclusie worden getrokken dat de bepaling in het testament geen duidelijke zin (meer) heeft.
Dat erflater heeft beoogd aan [eiser 5] een hoger legaat toe te kennen, omdat hij het oog heeft gehad op belangenbehartiging in ruime zin dan wel dat erflater [eiser 5] ook wilde belonen met een legaat van 1% ingeval [eiser 5] zijn taak middellijk via een onderneming zou uitoefenen, is bovendien onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. De brief van 14 maart 1997 aan notaris Horst waarop [eisers] zich in dit kader beroepen rechtvaardigt die conclusie niet, aangezien niet vaststaat dat hierin de wil van erflater is vastgelegd en het rechtsgeldige testament van 1997, voor zover de inhoud daarvan afwijkt van de brief van 14 maart 1997, nadien wel door erflater is ondertekend. In het licht van de gemotiveerde betwisting van de Stichting c.s. hebben [eisers] voorts onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die onderbouwen dat (ook) [eiser 5], feitelijk of naast [bedrijf], het beheer over de effectenportefeuille in persoon uit is blijven oefenen. Zou derhalve al plaats zijn voor uitleg van het testament, dan zou dat niet tot een andere uitkomst leiden.
4.12.
Nu niet is komen vast te staan dat [eiser 5] tien jaar of langer het beheer over de effectenportefeuille van erflater heeft gevoerd op de wijze als in het testament van 1997 bepaald, zal de vordering onder 3 worden afgewezen.
Slotsom en proceskosten
4.13.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.14.
[eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Stichting c.s. De kosten aan de zijde van de Stichting c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat
€ 6.422,00(2 punten x tarief € 3.211,00)
Totaal € 6.997,00
De gevorderde rente over de proceskosten is op na te melden wijze toewijsbaar.
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen op na te melden wijze, net als de daarover gevorderde rente.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten aan de zijde van de Stichting c.s., tot op heden begroot op € 6.997,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [eisers], onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de Stichting c.s. volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat,
- beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de dag waarop de betalingsverplichting is ontstaan;
5.4.
verklaart de onderdelen 5.2 en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders, mr. M.M. Korsten-Krijnen en mr. F.J. Verhoeven-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013.