In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen Betonstaal Service B.V. (BSM) en MPO Personeelsorganisatie B.V. (MPO) betaling van hun vorderingen op [gedaagde], die als bestuurder van [bedrijf 4] werd beschouwd. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door onjuiste informatie te verstrekken over de verpanding van de inventaris van [bedrijf 4]. Dit leidde ertoe dat BSM en MPO doorleveringen hebben gedaan, terwijl zij niet wisten dat de inventaris al als zekerheid was verpand aan de bank voor een veel hoger bedrag dan [gedaagde] had medegedeeld. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] wist of had moeten weten dat [bedrijf 4] niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, en dat hij door zijn onzorgvuldige handelen een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die BSM en MPO hadden geleden door het onbetaald blijven van hun vorderingen. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] tot betaling van € 98.437,78 aan BSM en € 59.094,49 aan MPO, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde hem in de proceskosten.